reisavontuur in ierland – 2003
Het is algemeen bekend dat Ieren van pubs houden. Er is zo ongeveer geen land in de wereld waar Ieren komen, maar geen Irish pub te vinden is. Er zijn daarnaast gemiddeld genomen nergens in de wereld zoveel pubs per aantal inwoners te vinden als in Ierland. In Nederland heb je in ieder dorp minimaal een paar bakkers zitten; in Ierland geldt datzelfde voor de kroegen. Wanneer ik dan ook in Ierland ben samen met mijn Australische vriend Richard, doe ik zoals de Ieren doen: I dive into the pub life.
in voor een dutje
Wanneer Richard en ik in Dublin arriveren, ben ik echter eerder in voor een dutje dan een biertje. We zijn die ochtend al om half vijf ‘s ochtends opgestaan om het vliegtuig te halen, dat ons vanuit Charleroi naar Dublin moet brengen. Alles verloopt gelukkig vlekkeloos (voor de verandering) en eenmaal op het vliegveld denken we nog meer dan een uur te moeten wachten voor ons vertrek. Na een kwartier wachten, mogen we echter al instappen. Ik blijk uiteindelijk verkeerd op de geprinte versie van onze instapkaart te hebben gekeken: we vertrekken om half tien in plaats van kwart over tien. Het is dus maar goed dat we onderweg geen oponthoud hebben gehad en direct naar de gate gelopen zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik mijn vliegtuig ook echt gemist had.
Helaas hebben we dus geen tijd voor een pint bier, zoals we eigenlijk hebben afgesproken te gaan drinken op het vliegveld – al is het maar om in de Ierse stemming te komen. Nou leent het vliegveld zich ook niet echt voor het drinken van een gezellig biertje, dus heel rouwig hoeven we daar niet om te zijn.
showers & sunshine
De vlucht zelf is prima. Het vliegtuig heeft verrotte stoelen, maar wat kun je verwachten van een ticket van tien euro? Wanneer we halverwege de ochtend in Dublin arriveren, droppen we onze spullen in een hostel en gaan daarna direct op pad. De zon lokt – en dat die schijnt is al vrij bijzonder hier in Ierland. De zon is uiteindelijk ook maar van korte duur. Een half uur later regent het, weer vijf minuten later schijnt de zon en weer tien minuten later stormt en regent het weer pijpenstelen. Typisch Iers weer, zoals we later uitvinden: het weerbericht voorspelt voor vandaag sunshine & showers.
Helaas zijn het uiteindelijk meer showers dan sunshine, maar dat het weer continu verandert klopt wel écht. Zeer onhandig als je (zoals ik) regelmatig een foto wilt maken. Schijnt op dat moment de zon, dan moet je verdomd snel zijn, gelijk de auto (laten) stoppen en klaar staan om de perfecte foto te schieten. Tegelijkertijd is het op de momenten dat het regent goed om te weten dat het vijf minuten later weer heel mooi weer kan zijn.
bont gekleurde huizen
Behalve het bezoeken van een (of een paar) goede Ierse pubs hebben we voor vandaag weinig must sees op ons programma staan. Dat maakt de dag erg ontspannen – precies de modus die we nodig hebben om ongestoord de pub in te duiken overdag. Tussen het drinken door ontdekken we ook nog de lokale universiteit, het St. Stephans Green Park en het Dublin Castle. Alle huizen in Dublin zijn bont gekleurd, wat mooi afsteekt tegen het wisselvallige slechte weer. Met name de deuren van alle huizen zijn super mooi geschilderd, allemaal in een verschillende kleur. Alsof men hiermee een tegenhanger wil bieden voor het depressieve weer dat je hier relatief vaak hebt. Het helpt hoe dan ook en ik begin me af te vragen waarom we in Nederland niet hetzelfde doen.
Omdat ik eigenlijk nog geen bier aan kan en meer behoefte aan koffie (lees: cafeïne) heb, gaan we op zoek naar een leuk café. Dat blijkt nog niet zo makkelijk. Geweldige pubs vind je op elke hoek van de straat, maar die zijn niet geschikt om koffie te drinken. Door het slechte weer heeft men het binnen overal erg gezellig gemaakt – ik begin daardoor nu al te begrijpen waarom de kroegen altijd vol zitten. Na de koffie lopen we via Templebar Street terug naar ons hostel, dat net over de rivier de Liffey ligt. Deze straat heeft niet voor niets die naam gekregen: het is de straat waarin de meeste pubs van Dublin te vinden zijn. Voordat we die induiken doen we thuis nog een kleine powernap. Na de korte nacht die we hebben gehad is die meer dan welkom.
guinness feiten
We gaan vervolgens op kroegentocht. Bij de eerste pub voel ik me nog matig op mijn gemak. We komen duidelijk nuchter binnenvallen terwijl alle andere aanwezigen al een paar bakkies op hebben. Sterker nog: we komen net ons bed uit rollen en zou op dit moment liever in een hoekje mensen zitten observeren dan in het centrum van een fel verlichte kroeg staan. De overige kroegtijgers staan hier duidelijk al even, hebben de grootste lol samen en drinken harder dan de gemiddelde Nederlandse student. Ik bestel net als Richard een pint Guinness in de hoop dat die me snel op hetzelfde niveau brengt als de overige mensen in de kroeg.
Guinness is zo ongeveer het meest bekende Ierse bier ter wereld. Het zwarte, bittere spul lijkt zwaarder dan een gemiddeld glas wijn, maar dat blijkt bij navraag niet te kloppen. Sterker nog: met een alcoholpercentage van 4,2% is Guinness minder sterk dan een gemiddeld Nederlands pilsje. Op dit moment vind ik dat eigenlijk een bummer, want op deze manier ga ik natuurlijk nooit aangeschoten worden. Wat wel weer positief is, is het feit dat je van zo’n pint Guinness niet bang hoeft te zijn dat je dik wordt. Het stevige brouwsel, dat bekend staat om zijn romige textuur, donkere kleur en rijke, karamelachtige smaak, blijkt slechts vijftien calorieën meer te bevatten dan een light biertje. Daarvoor hoef je het dus niet te laten. Jammer genoeg blijk ik Guinness gewoon echt heel vies te vinden – hoe Iers het ook is. Ik mag hiermee dan een cultuurbarbaar zijn, maar krijg een pint gewoon echt niet weg. Richard is niet voor niets een Aussie en drinkt die van mij graag erbij op.
trouwfoto’s aan het plafond
We lopen vervolgens naar een andere kroeg toe, genaamd Fallon’s. Daar hangt een trouwfoto van een Iers stel aan het plafond. Het verhaal erachter is mooi en veelzeggend. Een local die regelmatig teveel dronk, viel daarbij soms van zijn kruk. Om hem te laten beseffen dat dat niet oké is, hing de pub een trouwfoto van hem op aan het plafond – in de hoop dat het hem zou herinneren aan zijn vrouw, hij zich daardoor rot zou voelen en naar huis zou gaan. Ik voel mijzelf inmiddels een stuk beter op mijn gemak dan in de eerste pub. Pub life grows on you, zegt men weleens. Dat blijkt inderdaad zo te zijn. In Nederland zit ik vrijwel nooit in een bruine kroeg. Ik ben nu eenmaal meer van de cafeetjes en terrasjes. Maar ik kan er hier in Ierland aan wennen, zeker na nog een paar drankjes.
Eenmaal in de derde pub, voel ik me dan ook prima op mijn gemak. Er wordt Ierse muziek gespeeld door een paar mensen die dat gewoon voor de lol doen. Het Titanic gevoel -en dus de drang om te gaan volksdansen- is er gelijk. Uiteindelijk begint er iemand een eindeloos gesprek met ons, dat pas een uur later op houdt. We zijn daarna allebei zo moe van het gesprek, dat we maar naar huis gaan en ons bed in duiken. Morgen is er weer een dag.
verplichte gastvrijheid
Ierland en haar pubs zijn al lang met elkaar verbonden. Al in de zesde eeuw was elke plaatselijke koning verplicht zijn eigen brouwer te hebben, met een woning aan de openbare weg, dat gastvrijheid zou bieden aan alle nieuwkomers in zijn hostel. Dit hostel moest op een kruispunt worden geplaatst, vier deuren hebben (één op elk van de naderende routes) en 24 uur per dag open zijn. Bij de entree stonden mannen met fakkels, om de voorbijgangers en nieuwkomers te begroeten. Naast vers gebrouwen bier moesten er levende dieren klaar staan om geslacht te kunnen worden en ongekookte rode vleeswaren klaar liggen voor gebruik – alles om de nieuwkomers het naar de zin te maken. Als het goed was, werd er elke avond gejuich gehoord van drie verschillende aanwezigen: de bierfabrikant, de bedienden en de mannen die binnengehaald waren. Het was de voorloper van de huidige Ierse pub.
Kroegen hadden dan ook al vroeg een behoorlijke status in Ierland. Zo mocht men er ooit zelfs dode lichamen opslaan. Sterker nog: de wet eistte in de negentiende eeuw dat een lijk naar de dichtstbijzijnde openbare woning (lees: pub) moest worden gebracht voor opslag, totdat verdere afspraken werden gemaakt. Bierkelders waren koel en vertraagden de ontbinding – en dus werd het gewoon voor caféhouders om marmeren tafels in hun kelders te hebben voor autopsies. Deze wetgeving werd pas in 1962 uit de statuten verwijderd en de dubbele rol van pubeigenaar en begrafenisondernemer is tot de dag van vandaag gebruikelijk in Ierland.
pub als ziekenopvang
De rol van de pub werd in sommige gevallen zelfs nog groter. Zo werden bij een busongeluk in Dublin in 1869 de gewonden naar een kroeg gebracht om te worden behandeld, in plaats van naar het nabijgelegen St. Mary’s Asylum – waar op dat moment gewoon verpleegsters en artsen aanwezig waren. Sommigen vonden deze keuze ongepast omdat de pubeigenaar geen bedden had, maar deze vond dit zelf een totaal logische keuze. De gewonden werden op tafels gelegd, er werd een vuur ontstoken en dekens werden uit zijn eigen huis gehaald. Naar eigen zeggen werd alles geleverd wat de dokter nodig had.
Leopold Bloom, de hoofdpersoon uit het epische boek ‘Ulysses’ van James Joyce, zei ooit dat het een mooie puzzel zou zijn om door Dublin te lopen zonder een café te passeren. Het probleem werd in 2011 opgelost door een software-ontwikkelaar, Rory McCann, met behulp van een computeralgoritme. Bij zijn eerste poging kon McCann geen route vinden die geen hotel passeerde. Passend genoeg passeert de route die uiteindelijk bedacht werd de James Joyce-brug.
‘snelwegen’
De volgende dag vervolgen we onze kroegentocht, maar dan in Corck. Overdag rijden we met onze huurauto die kant op. Snelwegen blijken er niet te zijn in Ierland. De grootste wegen zijn er tweebaans; deze gaan echter standaard binnen een paar kilometer over in een éénbaansweg – die dwars door alle dorpen op de route gaat. Je denkt dan ook elke keer (eindelijk) een lekker tempo te hebben, totdat er weer een rotonde of stoplicht verschijnt en je weer een dorpskern moet passeren om daarna weer op dezelfde ‘snelweg’ uit te kunnen komen. In het begin lijkt die pittoreske route leuk en schattig, maar na een paar uur rijden (en maar weinig kilometers opgeschoten te zijn) begint het duidelijk te irriteren. Meer dan veertig of (laten we gek doen) vijftig kilometer per uur afleggen is er echt onmogelijk. Ons plan om naar zuid-west Ierland te rijden om Belfast te bezoeken (twintig dorpen verderop, zeg maar), kunnen we na vandaag dan ook op onze buik schrijven.
Na een lunch in Kilkenny, navigeer ik Richard richting een leuk vissersplaatsje. Ik kies daarbij echter de verkeerde snelweg – en dus moeten we eerst de hele stad door (vol rotondes en files) om daarna weer dezelfde ellendige weg terug te rijden. Eenmaal in het leuke vissersplaatsje blijkt het keihard te regenen. Reizen in Ierland doet wel iets met je, maar het is niet altijd positief. Ons plan om vannacht in Killarney te overnachten moeten we hierdoor al snel aanpassen. Gelukkig hebben we nog niets gereserveerd – en dus zijn we flexibel in onze plannen.
tijd voor een biertje
We rijden door tot Corck en besluiten daar de auto te parkeren, een hostel te zoeken en te gaan ontspannen. Het is (meer dan) tijd voor een biertje – en dus voor een nieuwe ronde Ierse pubs uitproberen. Maar niet voordat we eerst een echte Irish stew uitgeprobeerd hebben – een typisch Iers gerecht, waar Richard al sinds gisteren naar het smachten is. Iers eten blijkt lekker en goedkoop te zijn – een goede combinatie. Daarna is het tijd voor een nieuwe kroegentocht. Het valt daarbij al snel op dat Ierse pubs een familienaam hebben voor de deuren. Deze gewoonte stemt af van de wet in 1872 die het pubs verplichte om de naam van de houder op de voordeur weer te geven. Vaak opereren Ierse pubs anno nu nog altijd onder een lang verouderde familienaam.
Naast de officiële pubs waren er destijds ook ‘gewone’ huiseigenaren, die hun huis gebruikten als een soort pub buiten de normale openingsuren. Zij maakten gebruik van een juridische maas in de wet, die stelde dat een reiziger op drie mijl van zijn woonplaats buiten de normale uren alcohol moest kunnen drinken. Als je in Dublin woonde, werd de limiet verlengd tot vijf mijl van je gewone verblijfplaats. Volgens de wet moest de klant wel ‘te goeder trouw gereisd’ hebben, niet om verfrissing te nemen. De wet werd uiteindelijk veranderd in 1943; reizigers konden vanaf toen niet langer worden geserveerd tussen middernacht en zes uur ’s ochtends. Deze ‘pubs’ werden uiteindelijk afgeschaft in 1963.
versgevangen zalm
Terug naar onze kroegentocht. We komen terecht in een gigantische pub met tien verschillende ruimtes. Een tikkie (te) groot en ongezellig. Na een biertje (lees: een pint Guinness voor Richard en een wijntje voor mij) gaan we door naar de volgende pub, waar twee jongens gitaar spelen en zingen. Het is er super druk en minstens zo gezellig. Ik heb zoveel gegeten dat ik eigenlijk alleen behoefte aan een spaatje heb. Als niet-drinkende buitenlander val je in Ierland echter direct een beetje buiten de boot. Of voelt het alleen maar zo?
De volgende morgen worden we gewekt met een kletterende regen op het dak, die (uiteraard) tien minuten later gevolgd wordt door een verblindende zon. We rijden die ochtend naar Killarney, om naar de Ring of Kerry te gaan. Dit gebied in het zuidwesten van Ierland is schijnbaar het mooiste stukje van het land. We nemen (dit keer bewust) wat omwegen via leuke dorpjes. In Killorglin, een dorp waarin veel gevist wordt op zalm, kopen we in de supermarkt een stokbrood en in een zalmrokerij vers gevangen zalm. Helaas moeten we het in de auto opeten, aangezien het buiten weer giet van de regen. Het eten maakt echter veel goed en ik begin Ierland steeds meer te waarderen, ondanks de regenbuien. Doordat regen en zonneschijn elkaar continu afwisselen, zien we bovendien aan de lopende band regenbogen.
de donkere kant
We rijden die dag door naar Limerick, een stad die totaal niet gezellig en bijna Amerikaans aanvoelt, met straten die aangelegd zijn in blokken en huizen die allemaal op elkaar lijken. Hostels zijn er eigenlijk niet, wel wat B&B’s – die we na wat zoeken gelukkig weten te vinden. Limerick is de stad waar het succesvol verfilmde boek ‘Angela’s ashes’ (in het Nederlands ‘de as van mijn moeder’) zich afspeelt. De vader van de hoofdpersoon zat hier vrijwel 24/7 in de pub – met desastreuze gevolgen voor het gezin. De pubs in Ierland hebben natuurlijk iets heel gezelligs. Veel Ieren zijn er ook echt trots op, net als op hun drinkcultuur. Al van jongs af aan leren Ierse jongeren dat alcohol iets is dat bij hun nationaliteit hoort. Tegelijkertijd kan het niet anders dan dat daar een groot alcoholprobleem mee samengaat.
Zo wordt er per Ier per jaar zo’n elf liter pure alcohol gedronken; 3,5 liter meer dan het gemiddelde in de rest van Europa. Het alcoholgebruik is in Europa de afgelopen 25 jaar weliswaar gedaald met 25 procent. In Ierland is dit echter gestegen, met maar liefst 24 procent. Zes op de tien jongeren geeft toe buitensporig te drinken en maar liefst veertig procent van de 15- en 16-jarigen heeft in de afgelopen maand zelfs gedronken tot ze erbij neervielen. Ze drinken meer, vanaf een steeds jongere leeftijd en daarbij is steeds vaker sterke drank in het spel. Jongeren hebben bovendien steeds vaker leverproblemen en er zijn steeds meer tienerzwangerschappen in het land, die deels te wijten zijn aan alcoholgebruik. Met 88 alcoholgerelateerde ongevallen per maand is duidelijk dat drinken niet alleen maar gezelligheid oplevert.
dronken ouders
Veel Ieren zelf wijten het aan hun koloniale verleden – en dus het feit dat zij onderdrukt werden door de Engelsen en Katholieken. Maar ook aan het feit dat zij al op jonge leeftijd zien dat hun ouders ook heel veel drinken. Zo zien veel Ierse kinderen hun ouders al vanaf jonge leeftijd dronken op feesten en partijen verschijnen – iets wat in Nederland helemaal niet zo normaal gevonden wordt. Het feit dat er niet voldoende banen en huizen zijn en dertig procent van alle Ierse jongeren zijn opleiding niet afmaakt, maakt de boel er niet beter op.
Sommige Ieren zijn heel open over hun alcoholverslaving, veel opener dan je zou verwachten. Het is in Ierland nu eenmaal vrij normaal om alcoholist te zijn en daarvoor uit te komen. Veel van hen zien er heel normaal uit, goed gekleed en verzorgd. Schijn bedriegt echter want velen van hen zijn dakloos en ernstig verslaafd. De overheid probeert anno nu te redden wat er te redden valt, door bijvoorbeeld geen alcohol meer te verkopen na tien uur ’s avonds en voor twaalf uur ’s middags. Maar dat heeft er nog niet toe geleid dat het aantal verslaafden afgenomen is.
ierland’s handelsmerk
De volgende morgen rijden we via Galway terug naar Dublin. We nemen dit keer de binnendoor-route – waar je uiteindelijk sneller doorheen bent dan via de ‘snelweg’ die door alle dorpen gaat. Sneller dan verwacht zijn we dan ook aan het begin van de avond in Dublin, waar we inchecken bij hetzelfde hostel als een paar dagen terug. We vervolgen onze kroegentocht bij de pub die naast ons zit – waar Richard maar gelijk een Irish Guiness pie bestelt – een typisch Iers gerecht dat nogal vol op de maag ligt. Er speelt die avond een bandje, met Ierse folkloremuziek en een bijpassende dans die wordt uitgevoerd door tapdansende kinderen in vreselijk zoete kostuums.
Voor wie niet verslaafd is maar wel van een drankje houdt, is de jaarlijkse St Patricks Day, de Ierse nationale feestdag waarop alle remmen los gaan en heel Ierland dronken rondloopt. Het is voor Ieren dan ook moeilijk voor te stellen dat St Patricks Day tot 1973 juist een dag van onthouding was. De enige plaats waar alcohol werd verkocht die dag was in de ledenlounge van de Royal Dublin Dog Show. Hoge opkomstcijfers waren er dan ook gegarandeerd. Inmiddels worden er op St Patricks Day wereldwijd ruim dertien miljoen pints Guinness verkocht – bijna vier keer zoveel als op een gemiddelde dag. Wat daarbij helpt, is dat er in zo ongeveer ieder westers land wel een Irish pub zit in de hoofdstad. Het is niet voor niets het handelsmerk van Ierland. Ik zeg voor nu proost. Maar morgen, als we weer terug naar Nederland vliegen, is het even tijd voor geheelonthouding.
–
meer reisverhalen uit west-europa
Wil je meer weten over mijn ervaringen in West-Europa? Lees dan deze verhalen:
belgië – tien dagen stilte (voor de storm)
belgië, nederland e.a. – kentekenbusiness
luxemburg – saai, saaier, saaist
luxemburg – schimmig belastingparadijs
schotland – dood door (eigen) schuld
–