reisavontuur in botswana, zuid-afrika, namibië – 2009
Sinds Kris en ik samen zijn, zijn roadtrips helemaal mijn ding. Een auto huren en dagenlang rondrijden door mooie landschappen in je uppie is immers geen bal aan, maar des te leuker en relaxter wanneer je samen reist. En dus maak ik sinds ruim tien jaar opeens heel veel roadtrips, het liefst met een enorm Thelma & Louise–gevoel erbij. Daarbij draaien we onze hand niet om voor een paar honderd kilometer meer of minder. Maar soms vergissen we ons en blijkt een roadtrip net even iets te ambitieus gemaakt voor het aantal dagen dat we hebben. Tegen de tijd dat we daar achterkomen, zitten we echter al vaak ergens in de middle of nowhere – en hebben we nog heel wat kilometers voor de boeg. Zo ook die ene reis in zuidelijk Afrika.
elk nadeel heeft zijn voordeel
Eerlijk is eerlijk: reizen met het openbaar vervoer levert meer onverwachte ontmoetingen en mooiere verhalen op. Daarnaast brengt het vervoermiddel je vanzelf van A naar B, zonder daar zelf enige energie in te hoeven stoppen. Val in slaap bij een nachtbus of –trein en je wordt de volgende morgen wakker terwijl je in je slaap honderden kilometers hebt afgelegd. Zo niet bij een roadtrip, waar je zelf achter het stuur zit en elke kilometer moet rijden bij volle bewustzijn – en ontspannen dus pas ná die tijd kan gebeuren. Als je dat laatste even vergeet kun je al snel terecht komen in een vakantie die bijna alleen maar bestaat uit autorijden.
Gelukkig heeft een roadtrip weer andere voordelen. Zo brengt je eigen auto je heel comfortabel van deur tot deur, zonder rond te hoeven sjokken met een veel te zware rugzak. Wat ik ook niet mis zijn de eindeloze wachtsessies op een bus– of treinstation, omdat een bus of trein toch uiteindelijk niet (of veel later) blijkt te vertrekken. Of het bijna missen van een essentiële aansluiting, waardoor je veel langer dan bedacht onderweg bent. Bovendien leent niet ieder land zich ervoor om lange afstanden af te leggen per trein of bus. Al is het maar omdat het niet overal veilig is om dat te doen. Of omdat er simpelweg niet zoveel lange afstandsbussen zijn en er geen railnet ligt dat verschillende streken met elkaar verbindt.
de wereld aan onze voeten
Dat alles geldt zeker voor een contintent als Afrika, waar je met openbaar vervoer over het algemeen niet heel ver komt. Wanneer we besluiten naar Zuid-Afrika, Namibië en Botswana te gaan, is de keuze dan ook al snel gemaakt om dat met een huurauto te doen. Met een Volkswagen Polo om precies te zijn. Klein maar fijn, maar vooral veilig en modern. Helaas valt dat laatste tegen, zo merken we wanneer we de auto ophalen bij de verhuurmaatschappij.
Dat wil zeggen: we krijgen tot twee keer toe een auto uit de jaren ’90 voorgeschoteld, uit een tijd waarin ‘comfort’ betekende dat je zelf het zijraam naar beneden kon draaien en ‘veiligheid’ betekende dat je een claxon had. Van airco, air bags en technologische snufjes als ABS en automatische ramen had men duidelijk nog nooit gehoord in die tijd. Na eindeloos onderhandelen lukt het uren later gelukkig alsnog om met een moderne Volkswagen Polo de deur uit te rijden, die wél voorzien is van alle bovengenoemde gemakken.
weeïge geur
Eenmaal op weg, voelt het alsof de wereld aan onze voeten ligt en alles mogelijk is. We zijn zelf in control en kunnen op elk moment van de dag beslissen waar we naartoe gaan en hoe laat we vertrekken. Hoe fijn is dat! De bestemming van vandaag is de wijnregio rondom Stellenbosch, een prachtig plaatsje met een enorm Nederlandse uitstraling. We hebben gelukkig de online plattegrond van deze regio thuis al gedownload, zodat we die de rest van het werk kunnen laten doen. Hoe deden we dat vroeger (lees: een paar jaar geleden) ook alweer, toen navigatiesystemen en smart phones nog niet bestonden en kaartlezen de enige optie was? Het zijn skills die bijzonder snel uit je systeem gaan zodra je ze niet meer gebruikt.
Tijd om wijn te drinken! De plekken waar je hier wijn kunt proeven zijn weliswaar commercieel. Ze doen met hun uitgestrekte wijngaarden, prachtige wijnhuizen, eindeloze rijen houten wijnvaten en de weeige geur van authentieke wijnkelders echter wel heel nostalgisch aan. Het land doet dit duidelijk al langer dan vandaag – om precies te zijn sinds 1652. In landen als Australië en Argentinië is het nou juist die nostalgische sfeer die ik mis bij het wijnproeven, doordat wijn daar in grote roestvrijstalen vaten wordt opgeslagen en je geen donker hok meer in hoeft om de wijn te proeven. Het mag voor de kwaliteit van de wijn dan weinig uitmaken, voor de look & feel ga ik toch echt voor die houten vaten van Frankrijk of Zuid-Afrika.
oud–Hollandse gevels
We slapen die nacht midden in de wijnregio. Om precies te zijn in het dorpje Franschhoek, in een huisje dat op een van de vele wijnvelden staat. Ons uitzicht is er prachtig en net als op veel andere plaatsen in Zuid-Afrika staat er een braai waar je je vlees zelf kunt grillen. Het is heerlijk om in de middle of nowhere te slapen. De gezelligheid van de braai doet me bovendien goed, ook al ben ik negen weken zwanger en elke minuut van de dag kotsmisselijk.
De volgende morgen rijden we verder via het prachtige dorpje Tulbagh, dat bezaaid ligt met monumentale panden uit de Nederlandse koloniale tijd. Net als in Stellenbosch lijken deze ‘cape style houses’ als twee druppels op de oud–Hollandse gevelhuizen. Het enige verschil is dat deze huizen wit gepleisterd zijn, in plaats van gemetseld met baksteen. We rijden verder richting het Citrusdal, bekend om (je raadt het niet) haar vele citrusbomen. We brengen de nacht door in een huisje met uitzicht op de vallei; op de veranda staat een ouderwetse badkuip die gevuld kan worden met (heet) bergwater. Als we ’s avonds in onze badkuip liggen en boven ons een belachelijk mooie sterrenhemel zien, voelt het opeens alsof we midden in de Melkweg zitten. Er zijn zoveel sterren dat je bijna niet weet waar je moet kijken.
einde van de wereld
We zetten onze wekker voor de volgende ochtend extra vroeg, zodat we op tijd zijn om de wereld te zien ontwaken vanaf onze veranda. Tussen de mist in het enorme Citrusdal duiken honderden sinaasappel- en citroenbomen op, met erachter de donkergekleurde Ceder Mountains. Na nog een warm bad stappen we de auto in en rijden verder richting het noorden. We passeren daarbij de bergen waar we net nog vanuit ons bad op uit keken. Helaas is een aanzienlijk deel recent afgebrand door een bosbrand, waardoor de regio een duister ‘einde van de wereld’–gevoel opwekt. Onze roadtrip door de regio is verder heerlijk; er is geen kip op de weg. Door de eindeloze wegen met uitgestrekte vlaktes en de vele heuvels eromheen krijgen we een echt ‘Thelma & Louise–gevoel.
We besluiten door te rijden tot de grens met Namibië; overnachten doen we vlak daarvoor aan de voet van de Oranjerivier. We stoppen alleen even bij een supermarkt om wat te eten te halen voor onderweg. De parkeerplaats is bezaaid met hangjongeren en –ouderen, die niets anders te doen lijken te hebben dan te wachten op mensen zoals wij om hen wat geld of eten te geven. Een behoorlijk deprimerend tafereel.
pikkedonker
Het is pikkedonker tegen de tijd dat we in de buurt zijn van de camping waar we willen overnachten. En dat terwijl zoveel locals ons gewaarschuwd hebben vooral níet in het donker te rijden, al helemaal niet als toerist. Mochten we vanaf nu nog stoplichten in een stad passeren, dan moeten we vooral níet stoppen voor rood licht, zo is ons gesommeerd. Toeristen zijn op dat soort momenten een gemakkelijk slachtoffer van car hijackers, die geen seconde zullen twijfelen om de auto open te trekken en een pistool tegen je hoofd te zetten. En ik maar denken dat een road trip geen spannende verhalen oplevert.
Zeker het laatste stuk, dat niet meer over de verharde weg gaat, voelt door alle waarschuwingen niet relaxed aan. Ik heb continu visioenen van mannen die opeens voor onze neus staan en de weg blokkeren, terwijl een handlanger ons raampje inbeukt en het knopje van de deur omhoog doet – om ons op die manier te kunnen beroven en verkrachten. Doordat we de camping maar niet tegenkomen en de weg ons steeds verder weg voert van de geasfalteerde en verlichte N–weg, voelt het steeds minder prettig om hier als naïeve toerist rond te rijden, met al onze valuables aan boord.
verdwaald plukje hasj
Maar dan zijn we er opeens – en voelt alles opeens weer 180 graden anders. Al helemaal als we de volgende morgen wakker worden en ons briljante uitzicht op de de Oranjerivier zien. We stappen daarna weer de auto in, laten Zuid-Afrika achter ons en rijden Namibië in. We worden er onthaald met strenge politieagenten en goed afgerichte drugshonden, die uitvoerig onze auto en de spullen erin controleren. Ook al hebben we niets bijzonders in onze rugzakken zitten, heel lekker voelt het toch niet. Ik ben stiekem altijd bang dat ik thuis in Nederland ooit vergeten ben om een verdwaald plukje hasj uit onze tas te halen en daarmee geconfronteerd word in een land als dit, waar softdrugs streng verboden zijn en bezit ervan tot gevangenschap kan leiden. Gelukkig blijkt dat niet zo te zijn – en dus kunnen we opgelucht ademhalen.
Het volgende obstakel voordat we verder mogen rijden, betreft het betalen van een fee om op de wegen in Namibië te mogen rijden. Contant geld hebben we helaas (nog) niet – en dus zit er niets anders op dan naar het dichtstbijzijnde dorpje te rijden om geld te halen. Terwijl Kris de auto pakt om dat te doet, wacht ik lijdzaam bij de grensovergang met alle spullen. Na een half uur wachten, begin ik me echter toch wel wat zorgen te maken. Wat als er iets is gebeurd is onderweg naar het dorp? Wat als hij is beroofd bij de geldautomaat of de auto is gestolen? Of erger nog, wat als hij vermoord is, terwijl hij beroofd werd? Mijn zwangerschap maakt het er niet makkelijker op om te relativeren, merk ik. Godzijdank komt er uiteindelijk, na heel lang wachten, een knalblauwe Volkswagen Polo de hoek om zeilen.
wegenbelasting
‘Even snel geld uit de muur halen’ blijkt hier in Namibië een lastig begrip te zijn – tenzij je een Visa–creditcard hebt, wat uiteraard niet het geval is. Met mijn creditcard van Mastercard zou de geldautomaat óók moeten werken, maar dat blijkt niet zo te zijn. De enige optie die overblijft is bij een bankkantoor geld op te halen met onze creditcard tegen een woekertarief – wat Kris uiteindelijk dan maar doet. Gelukkig kunnen we na het betalen van de wegenbelasting eindelijk doorrijden. De fee zelf gaat waarschijnlijk in de zakken van de douaniers, in plaats van de wegen van Namibië. Althans, dat is ons vermoeden na een paar dagen rijden over de eindeloze gravelwegen in het land, dat ervoor zorgt dat de auto eruit ziet alsof we zojuist de Parijs –Dakar–race gereden hebben.
We besluiten naar de Fish River Canyon te rijden, de één na langste bergkloof ter wereld na de Grand Canyon. Tegen de tijd dat we honderdvijftig kilometer gereden hebben en zijn aangekomen in Ai–Ais, een kamp gelegen op het zuideinde van het ravijn, blijkt dat gesloten te zijn. De dichtstbijzijnde plek met uitzicht op de canyon is Hobas, ruim honderd kilometer verderop. Van signaleringsbordens op de snelweg heeft men duidelijk nog nooit gehoord. Uiteraard ook niet van snelwegen in het algemeen. Omdat er een Frans meisje wacht op een lift, nemen we haar mee naar Hobas.
kamperen
De camping in Hobas blijkt niet meer te zijn dan een stukje keiharde grond met wat braaien ernaast. Helaas verkoopt de campingwinkel weinig meer dan blikjes mais, zakjes tomatensoep en brood – en dus moeten we het daar maar mee doen. Gelukkig hebben we een lieve buurvrouw, die wél van tevoren boodschappen heeft gedaan en ons om het uur komt voeren met de meest lekkere dingen. Een tent en slaapzak hebben we gelukkig wel bij ons, net als een matje om één van de twee lekker te kunnen laten slapen. We vallen uiteindelijk allebei in een soort rusteloze slaap, waarbij we om het uur wakker worden en de volgende morgen kapotter zijn dan toen we gingen slapen. Ik voel me bovendien zo ranzig dat ik niet weet hoe snel ik bij de douches moet komen om me weer een beetje mens te voelen. Kamperen is duidelijk niet meer mijn ding.
Onze liftster Anne heeft de volgende morgen nog geen andere lift gevonden – en dus voelen we ons moreel verplicht om haar mee te nemen naar Sossusvlei, de meest bekende plek van Namibië. Ondertussen genieten we van de omgeving, want die is prachtig. Met name de uitgestrekte landschappen vallen op, waar af en toe een uitgestorven treinrails doorheen loopt en de Fish River Canyon doorheen zigzagt als een soort grensafscheiding. Op een hele dag passeren we soms maar één auto. Je moet hier duidelijk geen pech krijgen met je auto. En dat is hier nou juist een groter risico dan in andere landen waar we hebben gereden. Namibië heeft bijna geen normale asfaltwegen; de eindeloze gravel betekent een enorme aanslag op je banden. Een lekke band is hier dan ook niet meer dan vanzelfsprekend.
liftersperikelen
Die nacht slapen we net buiten het national park, op een prachtige plek in de vrije natuur. Lifster Anne vindt de plek echter te duur – zelfs als het personeel haar tegemoet wil komen in de kosten. Wanneer het haar niet lukt om nog meer van de prijs af te krijgen en ze ook (uiteraard) haar tentje niet op mag zetten op het hotelterrein, komt ze opeens met krokodillentranen in haar ogen vertellen dat haar portemonnee is gestolen, met alles erin. Terwijl Kris onmiddellijk het gevoel heeft dat ze liegt en gewoon geen zin heeft om te betalen, probeer ik het beste in haar te blijven zien. Hoe zou iemand over zoiets kunnen liegen? De lodge besluit voor haar kamer en eten te betalen, wij nemen haar de volgende dag mee naar Sossusvlei en betalen zelfs haar toegang.
Omdat Sossusvlei het mooist is met zonsopgang, besluiten we om vier uur ’s nachts op te staan. Tegen de tijd dat we klaar zijn met aankleden, naar de ingang lopen en daar de bewaker berispen om het feit dat hij ons niet heeft wakker gemaakt, zoals hij had beloofd, blijkt echter dat het pas half vier is in plaats van half vijf. Onze wake–up call is pas over een kwartier.
wake up call
De rit naar Sossusvlei gaat voorspoedig. Als derde auto parkeren we voor de gate, die tegen onze verwachting in nog gesloten blijkt te zijn. Bij navraag blijkt dat alleen mensen die zelf in het park slapen naar binnen mogen om vijf uur. Wij slapen net daarbuiten – en dus gaat voor ons de poort pas een half uur later open. Aangezien Sossusvlei nog zestig kilometer van de park–ingang vandaan ligt, is het dus eigenlijk onmogelijk om de zonsopgang te zien tenzij je al in het park zelf slaapt. Hoe oneerlijk. Na heel veel wachten en haasten kunnen we uiteindelijk pas om half acht starten met de beklimming van Big Mama en Big Daddy, de twee grootste duinen van Sossusvlei. Gelukkig is de reis ernaartoe ook al een mooie herinnering op zichzelf.
Eenmaal terug, heeft onze Anne een ander slachtoffer gevonden om mee verder te reizen – en dus kunnen we haar eindelijk zonder schuldgevoel achterlaten. Helaas blijkt Kris’ voorgevoel toch te kloppen: een paar dagen later is Anne gesignaleerd door anderen met een (gebruikte) portemonnee, compleet met pasfoto’s, geld, een (Franse) creditcard en haar rijbewijs erin. Een goede actrice is ze wel, dat is zeker. Er is echter geen haar op mijn hoofd die er ooit nog aan denkt om een westerse lifter mee te nemen. Voor je het weet kom je er niet meer vanaf.
unheimisch
Na Sossusvlei rijden we terug naar ons hotel, waar we in de chill gaan aan het zwembad – totdat we een uur later compleet verbrand blijken te zijn en de zon maar weer uitvluchten. De ozonlaag blijkt in Namibië flinterdun te zijn; zonnebaden is hier dan ook een gevaar voor eigen leven. We stappen dan maar de auto weer in en rijden naar Windhoek, de hoofdstad van Namibië. We hopen daar vanavond te arriveren, voordat het donker wordt. Dat lijkt haalbaar – totdat we op een onverhard weggetje terecht komen, dat meer bedoeld lijkt te zijn voor traktoren en vee dan voor onze simpele Volkswagen Polo. Wanneer we drie keer bijna vast zijn komen te zitten in de modder, vindt Kris het wel genoeg geweest. We rijden terug naar de gravelweg om vanaf daar een andere route te nemen. Het laatste dat je hier wilt, is vast komen te zitten op een totaal verlaten weg, zonder mobiel bereik.
Tegen de tijd dat we Windhoek binnen rijden, is het half acht ’s avonds en nét donker. Zo op het eerste gezicht doet de stad haar naam geen eer aan: Windhoek klinkt leuk en kneuterig, maar voelt unheimisch aan. Alle gebouwen zijn omheind door grote hekken en niets nodigt uit om de straat op te gaan. Vier hotels (en nog steeds geen vrij bed) verder is het echter al half negen. We eindigen uiteindelijk in een weinig inspirerende kamer en hebben tegen die tijd geen zin meer om nog de straat op te gaan voor eten. Een half uur later zijn we allebei in slaap gevallen – en wordt de beslissing om wel of niet uit eten te gaan vanzelf voor ons gemaakt.
deprimerende bende
Windhoek by day is helaas niet heel anders dan Windhoek by night. De stad voelt crimineel aan, ondanks het feit dat het zondagmorgen is en het dan in veel steden vrij rustig en relaxed op straat is. Na een half uur oeverloos rondstruinen, zijn we er eigenlijk wel klaar voor om de auto te pakken en deze deprimerende stad te verlaten. Windhoek met auto blijkt echter nog trickier dan lopend, zo merken we al snel. We pinnen geld bij een geldautomaat, die het hier gelukkig wel doet. Bij de geldautomaat zit gelukkig een bewaker, om de mensen die komen pinnen te beschermen. We halen dan ook veilig ons geld op en lopen weer terug naar de auto.
We rijden vervolgens naar een winkeltje, om wat brood te kopen. Bij beide plekken stopt er een taxi achter ons, met daarin (dezelfde) vier mannen. Opeens herinneren we weer dat verschillende mensen ons gewaarschuwd hebben voor de vele berovingen die hier plaatsvinden. Eenmaal in de winkel, blijft Kris kijken wat er gebeurt. En zowaar: al snel stapt één van de vier mannen uit de taxi, die onze auto begint te inspecteren. Gelukkig voor ons ligt er niets in het zicht en loopt Kris bovendien naar buiten om de gast erop te attenderen dat hij doorheeft waar hij mee bezig is. We zorgen daarna continu dat de auto naast ons geparkeerd staat en laten deze geen moment meer uit het zicht. Het lijkt de enige manier om deze stad uit te komen, zonder dat er wordt ingebroken.
obstakels
Nog een nacht in Windhoek blijven, voelt dan ook niet goed. En dus tanken we de auto vol en rijden richting de grens met Botswana. De TomTom geeft aan dat we met 5,5 uur en 524 kilometer rijden op onze plaats van bestemming kunnen zijn. Tijdens de autorit hebben we enigszins saaie landschappen naast ons, maar wel veel rondlopende wilde zwijntjes voor ons. You win some, you lose some. Eenmaal bij de grens wisselen we geld, slaan eten in en stempelen netjes aan beide kanten van de grens ons paspoort. De driehonderd kilometer die we daarna nog moeten rijden, gaan helaas minder soepel. Overal lopen er koeien en ezels op de weg, waardoor je niet echt lekker kunt doorrijden. En dan rijden we eigenlijk nóg te snel om abrupt te kunnen stoppen voor overstekend wild – dat vervolgens zó langzaam aan de kant gaat, dat je ze bijna een zetje zou willen geven. Bang voor mensen zijn ze allerminst, voor auto’s al helemaal niet.
Tegen de tijd dat we zijn waar we willen zijn, is het al tien uur ‘s avonds. Nadat we ook nog een onverharde oprijlaan van tien kilometer hebben overleefd en de auto het nog steeds doet (wat af en toe wel een wonder lijkt), komen we aan bij een ranch. Niemand doet echter open doet; met een beetje roepen maken we wel een Duitse gast wakker. Die weet ons te vertellen dat zij de enige gasten zijn, maar dat de kamer tegenover hen leeg is – en dus besluiten we assertief te zijn en deze kamer te nemen.
dieren spotten
De volgende morgen maken we een zogenaamde game drive, een begrip hier in Zuid-Afrika. Het betreft simpelweg een autorit waarin je probeert wild life te spotten. Dieren spotten is leuk, maar wel als je ook echt dieren ziet – en dat is nergens in het wild een garantie. We hebben echter mazzel en zien in korte tijd wildebeesten, zebra’s, struisvogels en kudu’s langs struinen. Na een mooi ontbijt met uitzicht op wat wilde zwijnen, rijden we terug naar Ghanzi om geld te pinnen. Helaas is de pinautomaat ook in Botswana nog geen gemeengoed en dus ontkomen we er niet aan om een bankkantoor te zoeken en daar geld te regelen.
Een uur later hebben we weer cash op zak en kunnen we verder. De bestemming van vandaag is een plaatsje in de buurt van Gaborone, de hoofdstad van Botswana, aan de andere kant van het land. Doordat ik zwanger ben, zijn malariagebieden momenteel uitgesloten – en dus zijn veel bestemmingen die we eigenlijk hadden willen bezoeken een no go area. Gaborone is dat gelukkig niet. De TomTom duidt aan dat het 789 kilometer is – een belachelijk doel voor ‘gewoon een middagje rijden’. Gezien de afgelopen dagen kijken we echter nergens meer van op. We gaan gewoon zien hoe ver we komen.
onvindbaar
De eerste uren gaan prima, maar tegen de tijd dat het donker wordt, begint onze energie op te raken. Doordat ik medicijnen slik tegen mijn extreme zwangerschapsmisselijkheid (die helaas niet blijken te helpen), is Kris de enige die al die kilometers moet rijden. Als bijrijder kan ik dan ook niet veel meer doen dan uitkijken voor dieren op de weg. Dat blijkt nog best een klus te zijn, zeker gezien het feit dat de weg smal en onverlicht is en het er een stuk drukker is dan de vorige avonden. Er zijn bovendien continu tegenliggers, die ons verblinden met hun veel te felle lampen. Het duurt dan ook even voordat we eindelijk in de buurt van de hoofdstad zijn.
De plek die we zoeken blijkt bovendien niet te vinden – en dus rijden we het laatste uur in cirkeltjes, zelfs na het een aantal keren gevraagd te hebben aan locals. Het is daarbij nog knap lastig om op dit late tijdstip voorbijgangers te vinden die er normaal en nuchter genoeg uitzien om überhaupt aan te spreken. Iedereen kent weliswaar de ranch die we zoeken en weet deze te vinden, maar deze ook daadwerkelijk vinden is blijkbaar een andere zaak.
wildlife voor de deur
Na eindeloos heen en weer rijden, besluiten we eieren voor ons geld te kiezen en terug te rijden naar Gaborone. De adrenaline die ons tot nu toe wakker en scherp hield, is inmiddels verdwenen. We willen er gewoon zijn. We vragen ons opeens af of dit nog iets met vakantie vieren te maken heeft. Helaas voelt Gaborone als een saaie, weinig inspirerende stad zo op het eerste gezicht. We rijden direct naar een hotel toe dat we hebben zien staan in de Lonely Planet. Het hotel blijkt echter zwaar verouderd te zijn; de kamers die nog vrij zijn blijken niet open te kunnen. Tja.
De volgende twee hotelletjes zijn nog erger en ik begin te beseffen dat er geen ‘moment van de dag’ vastzit aan deze dag. We eindigen uiteindelijk, na dik twee uur zoeken, in een aftands hotel waar je niet dood gevonden wilt worden. Maar uiteindelijk voelt de warme douche op mijn lijf heerlijk en vallen we daarna lekker in slaap. Gaborone zelf blijkt een vreselijk saaie stad te zijn – zoals we gisteren al een beetje hadden vermoed. Had Windhoek in ieder geval nog de vibe van een grote stad waar echt iets gebeurt, hier gebeurt helemaal niets. Er is zelfs geen criminaliteit zo op het eerste oog. Wanneer de elektriciteit na een paar uur wachten weer aangaat in de stad, checken we in een internetcafe onze e–mail en besluiten ‘em dan te peren. Op naar mooiere bestemmingen in de buurt.
voodoo dokters
Dat laatste vinden we in Mokolodi, een game reserve waar we nog net het laatste huis kunnen huren. Het huis is gebouwd bij een grote waterplas, waar bij aankomst al kudu’s staan te drinken. Wildlife voor je deur dus. Op de game drive die we die middag door het park doen, zien we van alles – behalve wilde dieren. Maar uiteindelijk maakt ons eigen uitzicht dat meer dan goed.
De volgende morgen worden we wakker gemaakt door aapjes die op ons huisje springen. Zo wil ik iedere dag wel wakker worden. We chillen een paar uur en besluiten de dieren vandaag voor gezien te houden. We hebben allebei geen zin in nog een georganiseerde safari. We rijden door wat authentieke dorpjes in de buurt, waar we koffietjes dinken en een poging doen om te integreren met de lokale bevolking. Twee van hen maken van de gelegenheid gebruik om zich om te kleden tot een soort voodoo–dokters, met verentooien en dierenvellen en al. Met achterdocht en afkeuring worden ze nagekeken door hun buren, een familie van twaalf personen die duidelijk niets hebben met de lifestyle van hun buren.
thuiskomen
Omdat ongeveer alle plekken waar we naartoe willen no go zijn vanwege het risico op malaria –wat voor een ongeboren kind fataal kan zijn– besluiten we eieren voor ons geld te kiezen en door te reizen naar de grens met Zuid-Afrika. Dat voelt als thuiskomen, ook al zijn we er maar een week geweest en was dat aan een heel andere kant van het land. We zitten dit keer veel dichterbij Pretoria en Johannesburg dan de vorige keer; dit deel van Zuid-Afrika is allesbehalve ongevaarlijk. We willen daarom het liefst zo ver mogelijk naar het zuiden van het land doorrijden. Ik kan de gedachte echter niet aan om weer achthonderd kilometer te moeten afleggen in één middag – en dus stoppen we na de helft in het stadje Kimberley. Doordat er net een WK aan de gang is, zijn alle betaalbare hotels er uitverkocht. We slapen daarom uiteindelijk in een wegmotel, wat uiteindelijk een stuk relaxter blijkt te zijn dan mijn vooroordelen deden vermoeden.
De volgende dag rijden we in een paar uur tijd richting Graaf Reinet, een prachtig stadje dat gedomineerd wordt door sneeuwwitte huisjes en oud–Hollandse gevels. Het voelt er zo vertrouwd dat je bijna in Nederland denkt te zijn – totdat je overal Zuid-Afrikaanse mensen ziet zitten en beseft hoe ver van huis je eigenlijk bent.
bezig blijven
Onze volgende bestemming is Karoo National Park toe, een prachtig park met bijzondere uitzichten en een relaxte vibe. Helaas is de vibe tussen ons tweeën wat minder. We hebben allebei een kort lontje, onder andere door mijn zwangerschap en bijkomende continue vlaag van misselijkheid. Wellicht hadden we beter gewoon vakantie kunnen gaan vieren, in plaats van als een idioot drie landen door te crossen. Mijn misselijkheid is echter zo allesoverheersend, dat ik nergens echt van kan genieten – juist niet als ik níets doe. Ik moet al kotsen als ik aan een terras met drankjes drinkende mensen denk. Laat staan wanneer ik zelf op zo’n terras ga zitten. Ik kan maar beter bezig blijven.
En dus rijden we nog maar een stukje verder – totdat de schemering invalt en we gesommeerd worden om het park te verlaten. Juist op dat moment worden heel veel dieren enorm actief; waarschijnlijk doordat het weer opeens omslaat en tegelijkertijd de zon ondergaat. Hele hordes wildebeesten steken vlak voor onze ogen de weg over. Maar ook hordes kudu’s en nog grotere groepen struisvogels lopen langs. En dan te bedenken dat we even ervoor nog ruzie aan het maken waren. Hoe gaaf is dit?
hippiedorp
Eenmaal buiten het park, besluiten we te gaan slapen in Neu Badesda, een soort kunstzinnig hippie–dorp in de middle of nowhere. Het voelt alsof we naar het beloofde land rijden: een soort sprookjesdorp, waar de tijd stil is blijven staan en iedereen in de chill is. Het artistieke boerendorpje is met name bekend van de trippy kunstenaars die er wonen en de vele ateliers, die op elke hoek van de straat blijken te zitten. Het dorpje blijkt ook een leuk hotelletje te hebben, waar we in een soort kleine watertoren kunnen blijven slapen en geheel onverwachts een heel mooie avond hebben.
De volgende dag gaan op bezoek bij het Owl House, het huis van een artistieke dame die haar bizarre frustraties, manies en depressies botvierde op haar huis. Het resultaat is een gebouw dat is gemaakt van allerlei soorten glas en (daardoor) is omgeven door gekleurd licht. Het geheel veroorzaakt een surrealistische sfeer, die moeilijk in woorden te vatten is. De tuin bestaat uit een verzameling van kunstwerken, wederom gemaakt van gekleurd glas. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat de eigenaresse een behoorlijk apart en ongelukkig type was. Maar wat een indrukwekkend resultaat!
olifantenpret
Later die dag rijden we verder, richting het zuiden van het land. We stoppen daarbij in het Addo’s Elephant Park, één van de mooiste parken van het land zonder malaria–aanduiding. We mogen er bovendien rondrijden in onze eigen auto – iets wat zeker geen gegeven is in dit soort parken, omdat ze juist op de safari’s heel veel geld kunnen verdienen. Omdat het al vrij laat is, besluiten we eerst rond te gaan rijden in het park, alvorens ons onderkomen te regelen. Dat blijkt een goed besluit: we spotten niet alleen veel olifanten (waarmee het park haar naam eer aan doet), maar ook grote groepen zebra’s, gnoes, wildebeesten en andere mooie dieren. Zo is wildlife spotten wel heel leuk.
Omdat het park geen huisjes beschikbaar meer heeft, besluiten we als alternatief op de camping te gaan slapen die bij het park hoort. Dat dieren zich niet op commando laten dirigeren, blijkt de volgende morgen wanneer we nog een keer gaan rondrijden door het park. Behalve olifanten en kudu’s zien we namelijk helemaal niets.
park–moe
Die middag rijden we richting Kaapstad. Onderweg stoppen we bij Tsitsikamma National Park, waar we mooie wandelingen maken en veel bevers spotten. Daarna zijn we min of meer park–moe. Of moet ik zeggen: we zijn uit–ge–national–parkt. Hoe dan ook, even geen national parks meer voor ons. We rijden verder langs de Garden Route, een van de mooiste regio’s van het land waar veel locals een vakantiehuis hebben. Met haar prachtige meren, dito uitzichten en Scandinavische bouw, voelt het er alles behalve Zuid-Afrikaans.
Veel tijd om te stoppen hebben we echter niet. We willen immers voor het donker ergens zijn waar we kunnen slapen. Uiteindelijk doen we dat op een vrij ludieke plek in Mossel Bay, een kustplaatsje op de garden route. We slapen in een oude treinwagon, die min of meer is omgebouwd tot een hotel – voor zover dat kan met een treinwagon. Heel knus en klein, maar ook heel leuk en warm. We hebben vanuit ‘onze’ wagon uitzicht op zee en opeens voelt het echt als vakantie. En dan te bedenken dat de vakantie na morgen alweer voorbij is. Ik begin er net in te komen.
vakantie nodig
De volgende morgen rijden we naar Kalk Bay, een plaatsje vlakbij Kaapstad waar vooral heel veel pinguins blijken te wonen. Op Kaap de Goede Hoop, het uiterst zuidelijke puntje van de kaap, vieren we vervolgens het einde van onze vakantie. Eenmaal op het vliegveld, lijkt alles goed te gaan. We leveren de auto in, checken in en verbazen ons erover dat er niets mis gaat. Where’s the catch? Die catch blijkt er niet te zijn: alles gaat gewoon goed. Ook wel fijn voor een keer. Eenmaal in het vliegtuig wil ik vooral heel veel slapen. Ik ben op. Sterker nog, ik heb maar één ding nodig: vakantie!
–
meer reisverhalen uit zuidelijk afrika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in zuidelijk Afrika? Lees dan de volgende verhalen:
namibië – dessert talk: racen door sossusvlei
zuid-afrika – recht voor zijn raap
–
reis je met me mee?
–