reisavontuur in colombia – 2008
Mensen vragen vaak wat mijn favoriete land is. Nou is het altijd moeilijk kiezen, aangezien elk land anders en mooi is op zijn eigen manier. Een land dat echter altijd in mijn gedachten is blijven hangen, is Colombia. Inmiddels ontdekken steeds meer mensen dit prachtige land. Op het moment dat ik er in 2008 naartoe ga, vinden veel mensen in mijn omgeving dat nog wel spannend – ook al is Pablo Escobar allang dood en de FARC inmiddels teruggedrongen tot in de verre jungle. Het land voelt relaxter en moderner dan ik ooit had kunnen bedenken – zeker in vergelijking met buurland Venezuela, waar ik even daarvoor ben. Sterker nog: vergeleken met veel andere Latijns-Amerikaanse landen is Colombia een modern paradijs. Dit zou zomaar eens het beloofde (vakantie)land kunnen zijn, waar over twintig jaar heel de wereld op vakantie naartoe gaat. Tot die tijd moet je echter niet gek staan te kijken wanneer je er een keer beroofd wordt op straat of een busrit in Colombia eindigt met slapen op het asfalt van de snelweg.
een lange dag
Op het moment dat ik het prachtige land kom binnenrijden, ben ik echter moe en allesbehalve enthousiast. Mijn Duitse vriendin Sarah (die ik heb leren kennen in India) en ik hebben er een enorm lange reisdag opzitten vanuit Venezuela, waar we die ochtend vertrokken zijn. Voordat we überhaupt konden vertrekken die morgen, moesten we ook nog dollars wisselen. Dat doen we in Venezuela standaard op straat, omdat je dan een veel betere wisselkoers krijgt dan bij de bank. Als Venezuelaan mag je echter maar vijfhonderd dollar per jaar wisselen – alles erboven is illegaal en kan ertoe leiden dat je in de gevangenis beland. Venezuelanen zijn dan ook vrij voorzichtig met het wisselen van geld in het openbaar. Uiteindelijk lukt het altijd, maar het vinden van de juiste persoon en plek kan soms wel even duren – wat in de praktijk betekent dat ik die ochtend tien winkels moet aflopen met mijn Amerikaanse dollars, voordat ik Venezuelaanse cash op zak heb om de porpuesto te kunnen nemen richting Colombia.
Ik zit daarin op de bijrijdersstoel, opgevouwen naast een Venezuelaan terwijl de stoel eigenlijk maar voor één persoon bedoeld is. Ik zak elke paar minuten langzaamaan zijn kant op, heel ongemakkelijk. Het laatste wat ik in dit geval moet doen is in slaap vallen en (daardoor) met mijn hoofd op zijn schouder gaan leunen. Dat is echter best lastig in een warme auto met een eentonig uitzicht. Eenmaal in Maracaibo, de laatste grote stad voor de grens met Colombia, willen we eigenlijk nog even sightseeen, maar door de temperatuur is dat eigenlijk niet te doen. Maracaibo is de heetste stad van het land en om half elf is het er al ruim veertig graden in de schaduw. Alle olie in Venezuela wordt hier gewonnen – en dus is het ook de rijkste stad van Venezuela. We wandelen een half uur langs een prachtig aangelegde boulevard, voordat we de volgende bus instappen naar de grens met Colombia. Door alle militaire controleposten (de grootste Melkertbaan van Venezuela, als je het mij vraagt) is echter zelfs dit een ellendig lange rit.
de grens over
Het helpt hier overigens om een vrouw te zijn. We komen (daardoor?) zonder enig probleem de grens over en treffen alleen maar aardige, grappenmakende officials. We worden nergens gefouilleerd – iets wat buitenlandse mannen over het algemeen wél moeten meemaken. Bijzonder, want waar is het land bang voor? Wat heeft Venezuela dat Colombia niet meer, beter of goedkoper heeft? Ik kan het niet bedenken.
In Maicao, de eerste stad in Colombia vanaf de grens met Venezuela, regelen we vervoer naar Santa Marta – ons eindstation voor vandaag. Morgenochtend doen we dan het laatste stukje naar Taganga, een vissersplaatsje op twintig minuten rijden van Santa Marta. Dat wordt onze chillplek voor de komende week. Voordat ik het busje naar Santa Marta instap, zie ik in de vitrine van een restaurant een aantal ranzige, gebraden kippen ronddraaien aan een spit. Ik zie het opeens als een soort heimelijk genoegen om zo ´n halve kip op te eten – dat ik daarna misselijk ben en hoofdpijn heb is waarschijnlijk puur toeval. Officieel duurt de laatste rit met een porpuesto drie uur, maar in de praktijk zijn het er vijf. Aan de rit lijkt maar geen einde te komen. Voor mijn gevoel zit ik urenlang te kreunen van de misselijkheid en hoofdpijn. Mijn kots weet ik gelukkig binnen te houden, aangezien er geen ramen zijn die open kunnen en ik ook geen vrienden maak als ik in de auto over locals heen spuug.
niet bereikbaar
Tussen alle bedrijven door slaap ik blijkbaar ook nog een uur. Tot drie keer toe komen militairen in die korte tijd de bus in, om ons én onze tassen te controleren. Eén keer tillen ze zelfs de deken op die ik over mijn hoofd heb getrokken, om te zien wat er onder zit. Het enige dat ik (schijnbaar) doe op dat moment is mijn ooglapje optillen, een grom geven naar de politie, mijn ooglapje weer opdoen en daarna mijn deken weer over mijn hoofd trekken. Dat vinden ze blijkbaar oké, want ze hebben me daarna verder niet meer gestoord. Fantastisch – met name dat ik zelf niets van dit alles heb meegekregen.
Eenmaal in Santa Marta, heb ik het helemaal gehad met busjes, taxi’s en porpuestos – eigenlijk met alles op vier wielen. Ik wil alleen nog maar frisse lucht. Santa Marta is heel cosmopolitan en modern, met een grote boulevard, leuke koffietentjes en enorm veel restaurants. In tegenstelling tot de stadjes waar we in Venezuela zijn geweest, is het hier ’s avonds nog lekker druk op straat. Door de avondklok in veel Venezuelaanse steden, is daar ’s avonds niemand op straat te bekennen.
thuiskomen
Gelukkig voel ik me de dag erna een stuk beter. Mijn buik en hoofd zijn nog steeds niet oké, maar we hoeven vandaag ook niet zoveel te doen en dat is een fijn idee. Na een ochtendje struinen door het stadje, pakken we onze spullen en nemen een taxi naar Taganga. We vinden er een paradijsje om te verblijven, vol hangmatten, patio’s, een bar en heerlijke uizichten op zee. ‘Casa Filipe’ is typisch zo’n plek waar je niet meer wegkomt als je er eenmaal zit – precies wat we zoeken. We worden die avond gelijk uitgenodigd voor een barbeque met veertien anderen én een bar-hangsessie bij El Garaje, de enige tent in Taganga waar ‘s avonds iets te doen is. Ik voel me hier gelijk thuis.
De dagen erna gaan we zwaar in de chill. Mijn belangrijkste activiteiten betreffen het hangen in een hangmat en nadenken over ons ontbijt, lunch en diner. En daarnaast is er nog altijd de mogelijkheid om naar het strand te lopen (acht minuten lopen), te gaan zwemmen in de zee, terug te lopen via de book exchange (drie extra minuten lopen), een boek te lezen. Tussendoor moet er dan nog wel een papaya of ananas aangesneden worden en een lekker drankje ingeschonken worden. Gelukkig is er daarna weer die hangmat, om bij te komen van al deze activiteiten. Je moet immers niet teveel eisen van jezelf als je echt in de chill gaat.
muggenleed
Na een paar avonden buitenshuis, besluiten we een keer ’s avonds thuis te blijven en (hangend vanuit een hangmat) een film te kijken op iemands laptop. De honden blaffen echter zo hard en de salsamuziek van de buren staat zo luid, dat een film kijken bijna onmogelijk is. Dan maar een keer vroeg naar bed toe. Eenmaal in bed, lukt het echter niet om in slaap te komen en word ik lek geprikt door de muggen. Bij nadere inspectie blijk ik een gat in mijn klamboe te hebben van hier tot Jericho, waardoor alle muggen erin gevlogen zijn zonder er daarna nog uit te kunnen – zodat zij geen andere optie hadden dan mij wezenloos te prikken. Wil je een keer vroeg gaan slapen, krijg je dit.
De volgende dag zijn twee reisvrienden van ons terug van weg geweest. Ze zijn een paar dagen eerder naar National Park Tayrona vertrokken – de plek waar wij hierna naartoe gaan. Ze hadden echter te weinig geld meegenomen en uiteindelijk zelfs de broek van een van tweeën moeten verkopen om het hostel en de bus te kunnen betalen. Nu zijn ze weer hier en het is een mooi weerzien. Wat ik al zei: dit is duidelijk een plek waar het lastig is om écht definitief gedag te zeggen. Zelfs als je eigenlijk al bent weggegaan.
parkleven
De ochtend na een mooi full moon strandfeestje, ondernemen Sarah en ik dezelfde reis naar national park Tayrona. Gezien onze kater en gammele state of mind na vannacht, lijkt een lokale bus ons geen goed idee – en dus opteren we voor een taxi. Eenmaal in het park, hebben we nog een heftige wandeling voor de boeg. Ons onderkomen zit immers aan het strand en om daar te komen wacht ons een wandeling die eigenlijk niet geschikt is voor de flipflop’s die we bij ons hebben. De omgeving is echter prachtig. De jungle zit vol met prachtige planten, vlinders en authentieke volkjes, die wij in de volksmond indianen zouden noemen. Het woord Indianen is voor deze mensen echter een belediging: ze zijn enkel zo genoemd door de Spanjaarden, die destijds nog dachten een nieuw deel van India te hebben ontdekt. Zelf noemen ze zichzelf (uiteraard) dan ook geen indianen.
Terwijl ik loop, verdwijnt zowaar mijn kater. Het is hier zo mooi, dat ik opeens vergeten ben dat ik überhaupt niet geslapen heb vannacht. De vraag is even welk strand we kiezen – het park heeft er namelijk meerdere, die in elkaars verlengde liggen. We gaan uiteindelijk voor het derde strand, schijnbaar het mooiste. Na een powernap in het zand en het lezen van een boek in mijn hangmat, heb ik mijn batterijtje weer opgeladen. Het is tijd om te eten! Het strand heeft echter maar één restaurant, waar nul sfeer heerst en alles hetzelfde smaakt – of eigenlijk juist niet smaakt. Dan maar vroeg naar bed – zeker geen slecht idee na vannacht. Bed is overigens niet het juiste woord: we slapen vannacht in een hangmat, hangend in de wind op een paar meter van de zee. Je kunt het slechter treffen.
klimmen op teenslippers
Een paar uur later zijn we op dat laatste al teruggekomen. Want ja, slapen in een hangmat is heerlijk; ik heb in Venezuela een week lang hetzelfde gedaan. Maar slapen in een nátte hangmat is een ander verhaal. Door de harde wind wordt het zeewater tegen de rotsen aangesmakt; dat water spat omhoog en belandt al snel bij ons in de hangmat. De volgende dag zijn we dan ook blij als we op kunnen staan, ons kunnen opwarmen aan de zon en van de dag kunnen genieten.
Het is daarna tijd om wat van de prachtige omgeving gaan zien. We opteren we voor een wandeling in de relaxte categorie, naar een inheems dorpje genaamd La Pueblita. De klim ernaartoe valt echter tegen, zeker op onze flip flops. Die van onze reisgenoot Dave gaan al na tien minuten klauteren kapot, waarna hij verder gaat op zijn blote voeten. Die van ons houden het met hangen en wurgen vol, ondanks de vele rotsblokken die we gepasseerd zijn. Respect voor ons. En voor onze teenslippers.
vrouw als sekssymbool
Die avond zijn we weer terug in Taganga. Het voelt als thuiskomen. Deze plek heeft magie, ook al kan ik de vinger er niet op leggen wat dat precies is – net als bij Luang Prabang in Laos, Pai in Thailand, San Pedro in Guatamala, Rishikesj en Hampi in India. Nog een paar dagen later is het echter tijd om te gaan en meer van Colombia te zien. Het land is te mooi en divers om op één plek te blijven. We moeten de volgende morgen vroeg op om de bus naar Cartegena te nemen. Die bus doet er zoals altijd langer over dan we hopen en verwachten; de Colombiaanse televisie in de bus zorgt gelukkig voor wat afleiding. Colombia is qua media wel een stuk moderner dan ik had verwacht. Men heeft hier alle series die wij in Nederland ook hebben. Door de televisie een beetje te analyseren, leer je gelijk heel veel over het land.
Het valt daarbij direct op hoe de man/vrouw-verhouding in het land ligt. Vrouwen gelden vooral als sekssymbool; je kunt hen uittekenen in een nét te kort rokje of hyperstrakke jeans, met daaronder paalhakken en erboven een te korte, gehaakte crop top. Hoe korter de rokjes en truitjes en hoe opgepompter de tieten, hoe beter Colombiaanse vrouwen er denken uit te zien. Mannen zijn vooral macho’s in de dop, met hun leren jassen en vette haren en daaronder een overhemd dat net iets te ver open staat. Colombianen hebben helaas maar weinig stijl, ook al behoren de Colombiaanse vrouwen van zichzelf tot de mooiste volkjes ter wereld. Zo schijnt de stad Medellin vol te zitten met prachtige vrouwen; ik ben nog geen man tegengekomen die daar niet voor een Colombiaanse vrouw gevallen is. Helaas geldt dat niet voor de mannen. Die zijn (net als in Venezuela, Rusland en zoveel andere landen) lelijk, kort en dik. Heel oneerlijk.
geen ontwikkelingsland
Ik merk dat ik in mijn hoofd Colombia nog zie als een ontwikkelingsland – en dus al snel vergelijk met andere arme Latijns-Amerikaanse landen, zoals Ecuador en Venezuela. Dat beeld klopt echter niet. Colombia is qua prijs- en welvaartniveau eerder te vergelijken met een land als Brazilië. Wegen zijn goed ontwikkeld, steden zien er modern uit en huizen zijn veelal afgebouwd. Maar ook uit kleinere dingen kun je veel opmaken. Zo zien de meeste taxi’s er vrij nieuw uit, zeker in vergelijking met die in Venezuela. Dat wil zeggen: de kilometerteller doet het, het raam kan naar beneden en er lijkt op het eerste gezicht weinig kapot te zijn. De supermarkt in Medellin is zo groot dat je erin kunt verdwalen. Het productenpallet is er vergelijkbaar met een Albert Heijn XXL; genoeg te kiezen dus. Goedkoop is het land allerminst. Zo betaal je voor een kilootje pruimen omgerekend zo’n drie euro, voor een nachtbusrit dertig euro, voor een mooi jurkje vijftig euro en voor een simpele maaltijd zo’n acht euro. Geen bargain meer dus. De economie van dit land is duidelijk booming.
Helaas heeft dat er nog niet toe geleid dat het aantal zwerfhonden ook is teruggedrongen. Sommigen daarvan zijn in goede conditie, anderen hebben enorme open wonden en/of botbreuken en zien er meer dood dan levend uit. Ze lijken zich helaas bijzonder snel voort te planten, waardoor het zwerfhondenprobleem niet snel zal verdwijnen zonder dat er iets aan gedaan wordt. Zo zie je op iedere hoek van de straat honden met elkaar paren. Het voelt bijna een beetje gênant om er continu langs te lopen, terwijl de honden ongegeneerd staan te seksen met elkaar. Ik krijg bijna de neiging om de honden erop aan te spreken. ‘Pardon lieve hond, ik snap dat je het druk hebt met andere dingen, maar mag ik er even langs?’
good vibes
Cartagena heeft een mooie ligging aan het water. De stad zelf zit vol goede vibes en is volgebouwd met mooie, fel gekleurde huisjes, een paar fijne pleinen vol terrasjes en een paar mooie cafés en restaurants. Zo is er een Café del Mar; een heerlijke plek om mensen te kijken en te ontspannen. We eten er sushi en krijgen er ons eerste culinaire orgasme sinds we onderweg zijn. In een ander café drinken we de beste koffie die we tot nu toe gedronken hebben. Dansen doen we diezelfde avond bij een slick & stylish club, die er vrijwel naast ligt. De veelzijdigheid van Colombia blijft me verbazen.
Helaas is het in Cartagena niet alleen maar good vibes wat de klok slaat. Zo word ik er tijdens het wisselen van travelers cheques op straat beroofd, zonder dat ik het in eerste instantie door heb. Geld wisselen op straat was in buurland Venezuela de normaalste zaak van de wereld – al was dat niet volledig legaal. We zijn het dan ook zo gewend dat we er niets achter zoeken wanneer we op straat worden aangesproken door twee mannen om geld te wisselen. Er lijken zo op het eerste oog geen provisiekosten in rekening gebracht te worden en de wissselkoers is prima, dus what can be wrong? Om geen domme beslissingen te nemen, besluit ik het zekere voor het onzekere te nemen. Ik tel het pakket geld netjes na, zoek in een internetcafé de wisselkoers op, ga naar de bank om te kijken of de biljetten van de man niet vals zijn en tel vervolgens het geld nóg een keer na. Alles klopt – en dus stop ik het geld in mijn tas, counter sign de travelers cheques, geef de mannen een hand en loop weg. Een paar honderd meter verder verdeel ik het geld over twee portemonnees, zodat ik nooit van al mijn geld tegelijk beroofd kan worden.
addertje onder het gras
Ik kom er dan echter achter, dat de man achter mijn rug om vliegensvlug het geldpakket met twintigduizendjes heeft omgewisseld voor een stapel met alleen maar duizendjes – waarmee ik in één klap tweehonderd euro kwijt ben. Dat moet gebeurd zijn op het moment dat ik het in mijn tas ging stoppen en een paar seconden niet keek. Huub huub, Barbatruc! Hier kunnen Hans Klok en Hans Kazan nog een puntje aan zuigen. Er was dus toch een addertje onder het gras. Ik had het kunnen weten.
De volgende morgen nemen we een taxi naar Coquilla, een vissersplaatsje naast Cartagena. Vanaf daar nemen we een bus naar Volcan de Lodo El Totumo, een vulkaan die geen lava maar modder produceert. Die modder schijnt heel gezond voor je lichaam te zijn – en dus is het een populaire plek om in te liggen chillen. De vulkaan zelf is niet meer dan een klein heuveltje, waar je met een soort ladder opklimt. Eenmaal boven, wacht een enorme kom met vloeibare en lauwwarme chocoladepasta-achtige modder, waarin je heerlijk kunt drijven. Ik voel me er net een heel blij varkentje. Af en toe komt er een vulkanische bel naar boven drijven – en realiseer ik me opeens dat die bel ergens van heel diep in de aarde vandaan komt. Een bizar idee.
vulkanische modder
Om de mineralen uit de vulkanische modder in ons lijf te laten trekken, lopen we uiteindelijk de vulkaan uit richting de rivier. Kindjes kijken er gretig naar mijn modderomhulsel – en halen waar mogelijk overtollige modder van mijn lichaaam af, om er vervolgens hun eigen lichaampjes mee in te smeren. Wanneer de modder is opgedroogd, worden we door dezelfde kindjes afgespoeld. Overal voel ik opeens handen, armen en vingers – behoorlijk awkward. Tijd om tegen te stribbelen is er niet, want elke paar seconden krijg ik een emmer rivierwater over mijn hoofd, waarmee ook mijn haar uitgespoeld wordt. Ik ben blij wanneer ze na een minuut klaar met me zijn en ik de rivier weer uit kan klauteren.
De volgende morgen zwaai ik Sarah uit; ze moet helaas terug naar Duitsland om weer aan het werk te gaan als neuroloog. Ik neem direct daarna de boot naar Playa Blanca, een paradijslijk eilandje vlakbij Cartagena. Althans, dat is de bedoeling. Ons bootje vertrekt echter maar niet. In eerste instantie maak ik me er niet druk over. Erover klagen gaat niets helpen en ik heb gelukkig alle tijd. Na anderhalf uur wachten ben ik er echter wel klaar mee. Ik dreig over te stappen naar een ander bootje (dat op het punt van vertrekken staat) en opeens onderneemt men dan toch actie om te vertrekken, zwemvesten uit te delen en benzine te regelen voor de boot. Gelukkig vliegen we even later met een enorme vaart over het water, op weg naar een van de mooiste stranden van Colombia Playa Planca is een piepklein eiland, met relatief primitieve bounty beaches. Ik regel er een hangmat op het strand, waar ik voldoende aan heb voor de nacht. Er gaat niets boven slapen in een hangmat in de natuur – mits het niet gaat regenen.
bijna beroofd
Als ik bij aankomst mijn tas met waardevolle spullen openmaak, zie ik opeens dat de zijkant ervan compleet is opengereten – terwijl de tas een paar uur ervoor nog heel was en de andere kant niet kapot is. Ik ben blijkbaar op de markt van Cartagena bijna beroofd, zonder dat ik het door heb gehad. Het gaat lekker – not. Godzijdank is de beroving uiteindelijk niet gelukt, want alles wat ik nodig heb op reis zit in die tas: mijn paspoort, pinpas, camera en iPod.
Die avond eet ik met kaarslicht bij een schattig tentje op het strand. Koken gebeurt er met een zaklamp in de mond, om op die manier het eten bij te schijnen. Op de terugweg naar ‘huis’ verdwaal ik zo heftig, dat ik even denk in the Blair Witch Project – part III beland te zijn. Ik herken opeens niets meer en ben ervan overtuigd dat bordjes opeens de andere kant opwijzen en bomen opeens omgewisseld zijn. Ik weet gelijk weer waarom ik die film zo spannend vond. Gelukkig is het volle maan – en dus niet helemaal donker buiten. Met veel logisch nadenken vind ik dan ook mijn camp terug – waar ik als een blok in slaap val in mijn hangmat, met de zee op de achtergrond.
omweg
Na een paar dagen chillen, word ik om half zes ruw gewekt door mijn wekker. Er gaat maar één keer per dag een bootje terug naar Cartagena en dat vertrekt om zes uur ‘s morgens. Gelukkig heeft de eigenaar van mijn hangmat-slaapplek, een oud Colombiaans mannetje, een kopje tinto klaar staan om een beetje wakker te worden. Even later sta ik op het strand eindeloos te wachten op het beloofde bootje – dat uiteindelijk niet komt opdagen. Zul je altijd zien.
Na een klein uur wachten gelooft het oude Colombiaanse mannetje niet dat ‘ie nog gaat komen. En dus besluit ik plan B uit te voeren. Dat plan houd in dat ik naar de grote weg moet lopen, daar een camion (pick-up) moet pakken naar Santa Ana, vervolgens een motortaxi moet nemen naar de rivier, me in een kano naar de overkant moet laten varen en vanaf de overkant een taxi naar Cartegena moet nemen. En dat allemaal omdat het bootje niet komt opdagen. Wow.
travelling (not so) light
Ik vervloek mezelf tijdens de wandeling naar de carreterra met mijn enorme bagage. Waarom heb ik niet gewoon een heel licht rugzakje meegenomen destijds? Gelukkig komt de pick-up net aanrijden als ik aan kom lopen. Het lukt vervolgens gemakkelijk om een motor te regelen en de kano die we daarna nemen vaart direct weg nadat ik ben ingestapt. Soms zit het tegen, maar op andere momenten zit het gelukkig mee. Bovendien: ik wilde zonodig reizen. Dit is reizen! En de rit in de pick-up (te midden van dertig arbeiders) en die op de motor (met mijn haar in de wind en rugzak op mijn rug) zijn eigenlijk ook meer dan genieten.
Helaas moet ik op de busterminal bijna een uur wachten op de bus naar Mompos – mijn einddoel van vandaag. Mompos is een (zeer afgelegen) koloniaal stadje, dat alleen met een combinatie van bus, boot en auto bereikbaar is. Eenmaal in de bus duurt de rit uiteraard langer dan verwacht. Bij de aanlegplaats in de haven van Mananque duurt het vervolgens weer uren voordat ons bootje vol is en dus kan vertrekken – terwijl me is beloofd dat het bootje na een kwartier al vertrekt. Eerlijk aangeven dat het nog wel even kan gaan duren is niet iets wat Colombianen graag doen.
gillend gek
Ik word ondertussen gillend gek van alle Colombiaanse mannen die iets van me willen – ook al heb ik inmiddels een ‘huwelijksring’ om en geef ik altijd aan dat ik een man heb. Opeens moet ik drie keer per dag uitleggen hoe het kan dat mijn man in Nederland zit en ik hier. Het liegen over mijn huwelijkse staat begint inmiddels bijna normaal aan te voelen. Ik word daarnaast om de oren geslagen met sissende geluiden en woorden die eigenlijk bedoeld zijn als compliment – maar het inmiddels absoluut niet meer zo aanvoelen. Ik zou inmiddels het liefst willen dat iedere man zijn kop dichthoudt. Maar dat doen ze helaas vrijwel nooit.
Gelukkig is uiteindelijk na heel veel wachten het bootje vol, zodat we kunnen gaan. Ik zit voorin, samen met een schattig Colombiaans vrouwtje. Zodra we de kade verlaten hebben, ik het water ruik & voel en we knijtertje hard over het water racen, is mijn frustratie in één klap verdwenen. De slechte herinneringen van vandaag spatten als een luchtbel uit elkaar, alsof ze er nooit geweest zijn. Ik ben één met de natuur en met mezelf – en dat voelt goed.
een lange dag
Eenmaal in de haven van Bodega heb ik mazzel: de collectivo die me (samen met nog drie passagiers) naar Mompas moet brengen, staat al klaar en er zijn genoeg passagiers om gelijk weg te kunnen rijden. Een uur later sta ik op het Plaza Bolivar in Mompos – na een fikse wandeling, een rit in de pick-up en eentje achterop de motor, een vaartocht met een kano, een taxi- en busrit, een tweede bootovertocht en een rit in de collectivo. Wat een dag. Een goed(koop) hostel vinden valt vervolgens niet mee. Na een paar keer misgegrepen te hebben, loop ik op straat tegen een drietal backpackers op die nog een bed in hun vierpersoonskamer vrij hebben. Lucky me.
Na een douche voel ik me zoals altijd herboren. Tijd om lekker rond te struinen. Mompos lijkt in de tijd te zijn blijven hangen en is echt een feel good-stadje. Locals zijn er druk met het uitpersen van verse sapjes en verkopen van spulletjes, het tempo ligt er laag. Er hangt daardoor een ontspannen sfeer – in tegenstelling tot Cartagena. De prachtige koloniale gebouwen -een herinnering aan het kleurrijke verleden van het plaatsje- maken er een schilderachtig geheel van.
verplicht bier
Mijn kamergenoten blijken gezellig te zijn en dus eten we die avond met zijn vieren. Dat doen we op een pittoresk pleintje, waar op een barbecue steaks gebakken worden en we voor drie euro heerlijk eten. Blijkbaar kan dat dus wel in Colombia, je moet alleen even de juiste plek vinden. Op zoek naar een barretje om een drankje te doen, ontdekken we al snel dat er in het stadje maar één café te vinden is. De bardame is een bitchy dame, die alleen bier en cola verkoopt. Dan maar bier – ook al lust ik dat eigenlijk niet. Het voelt fijn om echt even te ontspannen. De nacht verloopt helaas minder relaxt: een van mijn kamergenoten heeft een voedselvergiftiging opgelopen en loopt de hele nacht af en aan naar het toilet. Zelf heb ik godzijdank nergens last van en voel de volgende morgen zo fris als een hoentje.
Omdat mijn kamergenoten halverwege middag naar Medellin gaan en ik graag nog een paar dagen met hen verder wil reizen, besluit ik mee te gaan. Mompos is heerlijk maar na vier verse sapjes, een paar relaxte terrasjes en tien keer hetzelfde straatje heen en weer slenteren kan ik het aan om van scenery te veranderen. Ik blijf een stadsmens – en dus word ik blij van het vooruitzicht van een grote stad. We pakken een collectivo naar de haven en aansluitend een bootje, terug naar Mananque. De bus naar Medellin blijkt even later al te gaan – precies zoals bedacht.
memorabele busreis
Om in Medellin te komen, heb ik echter heel wat doorzettingsvermogen nodig. Vanaf het moment dat ik de bus in stap, is het namelijk duidelijk dat dit geen fijne nacht wordt. De chauffeur heeft namelijk geen idee hoe hij de airco moet regelen; een behoorlijk heikel punt in alle bussen in Zuid Amerika. Normaal gesproken betekent het dat je bijna doodvriest van de kou, zonder een dekentje bij de hand te hebben. Dit keer is de situatie omgedraaid: het is de meeste tijd bloedheet in de bus, zodat je bijna van je stoel drijft van het zweet. Totdat het opeens weer heel koud wordt – en je een trui en deken nodig hebt om niet direct ziek te worden. Deze afwisseling van bloedheet naar steenkoud vindt om de twintig minuten plaats – redelijk vermoeiend als je probeert te slapen.
Helaas is dat nog niet het ergste. Om elf uur ’s avonds staan we opeens stil op de carreterra, de ‘snelweg’. De uren erna zit er geen beweging meer in het verkeer, als gevolg van een blokkade. Deze is overigens opgeworpen door protesterende locals, die weigeren hun coca-plantages op te geven – waar de regering om gevraagd heeft. Dat bus kan door de blokkade niet verder en dus wordt uiteindelijk ook de motor uitgezet. De temperatuur in de bus stijgt rap en is inmiddels bijna veertig graden – genoeg om mezelf, net als alle anderen, helemaal de pan uit te zweten.
slapen op de snelweg
Omdat het verkeer de komende uren nog wel stil zal staan, besluit ik buiten te gaan slapen – waar de temperatuur een stuk aangenamer is en het asfalt nog lekker nagloeit van de hitte van de dag. Ik pak mijn dekens, spreid die uit op het asfalt en creeër op die manier een bedje voor mijzelf en mijn drie reisvrienden. Onder het schijnsel van de volle maan proberen we daarna wat te slapen.
In eerste instantie worden we door alle locals raar aangekeken en moeten ze lachen om onze creatieve oplossing. Maar na een uurtje volgen twintig van hen ons voorbeeld – en liggen er opeens allemaal mensen te slapen op de grote weg. Na een paar uurtje buiten liggen, worden we bijna overreden door een auto die toch kans ziet om de enorme file te passeren. Na drie van dit soort incidenten, verplaatsen we onszelf op bevel van de buschauffeur toch maar weer naar de bus. Na een paar uur zweten, voel ik me echter te ranzig om goed te kunnen slapen. Ik besluit de rest van de nacht wakker te bijven en buiten te gaan staan. Maar dan starten out of the blue alle vrachtwagens hun motor weer, na zeven uur stilstaan. De wegblokkade is blijkbaar opgelost; we kunnen verder.
wereldstad
De rest van de rit staat de airco gelukkig aan – en dus kan ik toch nog een paar uur slapen voordat we Medellin binnen rijden. De stad doet voor mijn gevoel aan als het Rotterdam van Colombia. Een echte stad en het zakelijke hart van het land. Wanneer we de bus uitkomen, zijn we allevier gebroken. Twee van de vier zijn ziek, allevier hebben we amper geslapen. Na wat trial & error en van hot naar her rijden met een taxi, vinden we gelukkig een relaxt hostel. Terwijl de rest slaapt, ga ik naar de supermercado om ontbijt te kopen. Met meer dan twintig gangpaden en een gigantische kaas-, brood- en vleesafdeling is het de meest uitgebreide supermarkt die ik in heel lange tijd gezien heb. De vleesafdeling verkoopt zelfs complete asado´s, enorme stukken vlees die bestemd zijn voor op de parillo, de Latijns-Amerikaanse versie van de barbecue
Medellin is een grote stad, met uitgestrekte wijken – en dus heb je het metronetwerk dat recent is aangelegd hard nodig om ergens te komen. Gelukkig ligt het uitgaanscentrum, Zona Rosa, vanaf ons hostel op loopafstand. En dat is maar goed ook, want aan het nachtleven van Medellin kunnen zelfs Rio de Janeiro en Buenos Aires een puntje zuigen wat mij betreft. De wijk blijkt vol te zitten met mooie clubs, waar vrouwen ook nog gratis naar binnen mogen en memorabele nachten eerder regel dan uitzondering zijn. Ik ben dan ook blij dat ik niet de enige ben die vanavond uit wil.
opgegeten pinpas
Na een goed ontbijt en een boel tintos (sterke, zwarte koffietjes), besluit ik die middag de bus te nemen naar het centrum van Medellin. Al in de bus merk ik hoe ongelooflijk vriendelijk de mensen hier zijn – behoorlijk uitzonderlijk voor zo´n grote stad. In kleine dorpjes verwacht je mensen die je met alles willen helpen zonder er iets voor terug te verwachten; in een grote stad als Medellin verwacht je bijna het tegenovergestelde. Dat vooroordeel blijkt ongegrond. Zo loopt een heel aardig Colombiaans mannetje ruim vier blokken met me mee, om me naar een bepaald bureau te brengen – zonder er ook maar iets voor terug te verwachten.
Na een beetje rondwandelen besluit ik geld te gaan pinnen. Daarbij wordt mijn pinpas echter opgegeten door de automaat – een van de meest onhandige dingen die je kunnen overkomen als je in je eentje op reis bent in het buitenland en geen credit card hebt. Zonder pinpas kan ik immers niet aan geld komen en voor niets gaat de zon op – ook hier in Colombia. Met enige fantoompijn in mijn maag leg ik in steenkolen-Spaans de situatie uit aan de dame van de cajero. ´Mi tarjeta es comida por el cajero!´ (mijn pas is opgegeten door de pinautomaat) is echter duidelijk een opmerking van het kaliber ´let´s visit your clean parents´ en ´make that the pussy wise´ – en dus duurt het even voordat de dame snapt wat ik bedoel. Ze geeft aan dat ik om twee uur vanmiddag terug moet komen, dan is de bankdirecteur terug en kan er iets ondernomen worden.
no go area
Dat klinkt geruststellend. Zolang ik mijn pas echter niet terug heb en bijna geen geld meer in mijn portemonnee heb zitten, is dat niet meer dan een loze belofte. Het is namelijk niet de eerste keer dat dit is gebeurd en de vorige keer kreeg ik mijn pas pas een paar weken later weer terug. Daar moet ik maar even niet aan denken.
Tot het twee uur is en ik terug kan naar de bank, struin ik gewoon wat rond. Dat is overigens geen straf, want Meddelin blijkt niet alleen ‘s nachts een topstad te zijn. Het heeft dezelfde cosmopolitan vibe als de chique wijk Ipanema in Rio de Janeiro en voelt als een wereldstad. Eén wijk is gevuld met musea, restaurants en bars; het centrum bevat vooral heel veel skyscrapers waar veel grote bedrijven gevestigd zijn. Door de hele stad heen liggen parken en is er veel terug te vinden. De stad heeft daarnaast zoals gezegd een splitsplinternieuwe metro, met metrostations die zó schoon zijn dat je er bijna niet durft te lopen met je vieze slippers. Medellin is al met al echt een feel good stad waar ik zo een paar jaar zou kunnen wonen en werken. Ongelooflijk dat dit een paar jaar geleden nog een no go-area was voor toeristen.
op naar Bogotá
Gelukkig blijkt bij terugkeer bij Banco Santander, dat de bankdirecteur een sleutel heeft om de bewuste automaat te openen. Mijn pas zit er inderdaad netjes in – lucky me! Gelukkig heb ik inmiddels tijd genoeg gehad om een cajero te vinden waar mijn pas wél zou moeten werken – en dus heb ik even later niet alleen mijn pinpas terug, maar ook geld om uit te geven. Gelukkig maar, want naast Buenos Aires is Medellin wat mij betreft de leukste stad om uit te gaan in Zuid Amerika. Ik neem het er die nacht goed van en feest door tot de volgende ochtend.
Wanneer ik een paar uur later wakker word, ben ik meer dan gaar. Omdat ik vannacht echt even slaap moet inhalen, besluit ik die avond de feestjes in Medellin over te slaan en de nachtbus te pakken naar Bogotá. Bijna word ik alsnog overgehaald om in Medellin te blijven, maar ik zet mijn plan door en stap even later fluitend de bus in. Ik maak nog net de eerste tien minuten van de (niet al te slechte) film mee, voordat ik definitief in slaap val. Welterusten Colombia, morgen is er weer een (uitgaans)dag.
taxiregels
Tegen de tijd dat ik de volgende morgen wakker word in de bus, zie ik buiten glooiende bergen met grasland gehuld in een laagje dauw. Een half uur later rijden we Bogotá al binnen. Grasland gaat hier blijkbaar in a blink of an eye over in grootstedelijk gebied. De busterminal van Bogotá is gigantisch en hyper modern. Met een aankomst- & vertrekmonitor, megaschone toiletten en zeker dertig restaurants, vijf panaderias en vier casino’s doet de terminal zelfs meer aan als een airport dan als busstation. De casino’s zullen zelfs ’s morgens vroeg goed vol. Zuid Amerikanen houden duidelijk van gokken – zeker nu het economisch voor de wind gaat.
Ik doe er lopend bijna tien minuten over om van de ene naar de andere kant van het busstation te komen en koop vervolgens aan de kassa een kaartje voor de taxi – die vervolgens buiten op mij staat te wachten en me voor het afgerekende bedrag veilig afzet bij de vooraf afgesproken plek. Een heel mooi systeem dat (anno 2008) duidelijk voorloopt op veel andere steden in de wereld. Eenmaal in de taxi, is het wel zaak om de deuren op slot te doen, zodat er niet halverwege de rit iemand met een pistool in kan stappen. Het gebeurt volgens de taxichauffeur nogal eens dat dit soort types je alle bankautomaten van de stad af laten gaan, om bij elke automaat het maximumbedrag op te nemen en je als toerist dus helemaal kaal te plukken.
locolombia
Nou zie ik er waarschijnlijk niet uit als een rijke toerist – en dus laten boeven ons gelukkig met rust. Het is zaterdagmorgen en heel rustig op straat. Tegelijk met mij komt ook de touristenpolitie het hostel binnenlopen. Die komt blijkbaar elke dag even controleren of er nog problemen zijn geweest. Er is op dit moment namelijk een bende actief die bijna elke nacht toeristen berooft. Even later hoor ik dat een van de jongens met wie ik Medellin zat de avond ervoor is neergestoken tijdens een voetbalwedstrijd. Hij is niet in levensgevaar, maar ligt wel op de intensive care in het ziekenhuis. Ik schrik van het bericht en besef dat je soms gewoon echt niet op de verkeerde plek op het verkeerde tijdstip moet zijn – ook al voelt een stad nog zo veilig. Het blijft (Lo)Colombia.
Helaas mogen mijn Hawaianas, jurkjes en rokjes voorlopig in mijn tas blijven zitten, want het is hier f***ing koud. Het hostel heeft bovendien geen verwarming – wat op zich ook logisch is aangezien de patio en gezamelijke ruimte in de buitenlucht zitten. Het is daardoor bijna altijd te koud – en dus loop ik ondanks mijn warme kleren het merendeel van de tijd rond met kippenvel. Die avond blijkt er een technofestival in het bos te zijn, met uitzicht op de stad. Dat hoor ik van een vriendin die opeens tegen het lijf loop in mijn hostel. Toeval bestaat niet. Dit is dus waarom ik gisteravond ben weggegaan uit Medellin.
falling in & out of love
Het festival betekent een legendarische uitgaansnacht, waarbij ik ook nog eens straalverliefd word op een Zweedse god, genaamd Lars. Omdat dit gevoel in de dagen erna alleen maar heftiger en leuker wordt, besluiten we na een dikke week in Bogotá om samen verder te reizen naar het zuiden van het land. Alles tussen ons is happy-happy-joy-joy, tot de ochtend waarop we vanuit Bogotá vertrekken en we om helemaal niets ruzie krijgen. Lars’ ogen zijn zwart en zijn gezicht is zo explosief, dat ik ervan schrik. Onze ruzie van die ochtend is uiteindelijk het begin van het einde – en dus besluiten we na een bezoek aan de prachtige koffieregio rondom Salento weer ieder ons weegs te gaan. Verliefd worden en heel bewust weer uit elkaar gaan liggen soms heel dichtbij elkaar.
Terwijl Lars teruggaat naar Barraquilla, reis ik met de bus door naar Cali – de hoofdstad van de schoonheid en plastische chirurgie. Ondanks het feit dat ik me vandaag niet top voel, maakt de stad onverwachts veel goed. Zo heeft de stad een wijk vol hippe en stijlvolle winkeltjes en trendy (sushi) restaurants. Het gaat dus toch samen: Colombia en stijlvol door het leven gaan. Daarnaast blijken Colombianen onverwachts goed te zijn in het prepareren van sushi, zodat de dag toch een positief einde krijgt. Er bestaat geen betere manier om op reis dingen te verwerken, dan gewoon verder te reizen.
fluoriserende veters
De volgende dag reis ik met een oude reisbekende door naar Silvia, een authentiek inheems dorpje waar elke dinsdag een kleurrijke markt gehouden wordt. Om er te komen nemen we een lokale chicken bus – die in dit geval niet niet alleen mensen meeneemt, maar ook schapen en kippen. De schapen zitten letterlijk achterop én bovenop de bus vastgebonden en kunnen op die manier meereizen met hun baasjes, die in de bus zitten. Alle inwoners van Silvia dragen dezelfde kleurrijke kleding – net als in veel inheemse dorpen in Bolivia en Guatamala. De vrouwen hebben allemaal hetzelfde kapsel: een soort bloempot-boblijn met bot afgesneden pony. Daaroverheen dragen ze een bolhoedje, zoals de Bolivianen dat ook doen. Eronder dragen zij een paarsblauwe poncho, met daaronder weer een andere poncho in een rode kleur. De outfit wordt gecompleteerd met een zwarte rok en plompe, Dr. Martens-achtige schoenen met fluoriserende veters. Eén meisje probeert op te vallen tussen de meute, door Converse gympen onder haar zwarte rok te dragen. Net als overal in de wereld, moeten mensen ergens in rebelleren.
Ook de mannen kun je uittekenen in een felgekleurde poncho. Het enige verschil met de vrouwen is dat deze gedragen wordt om hun middel, als een soort omgeknoopte handdoek. Uniseks kleding dus, heel modern en praktisch. Eronder draagt men een broek, die voorzien is van hetzelfde patroon als dat van de poncho’s. Op hun hoofd dragen de heren een mooie ‘Mexicaanse’ hoed, die ongetwijfeld van Colombiaanse komaf is. Al met al een prachtig en bont gezelschap. En zolang je maar niet met een camera voor hun neus zwaait, vinden de locals het leuk dat je er bent. Ook al spreken ze bijna net zo beroerd Spaans als ik, het lukt me zelfs om een leuk gesprek met enkelen van hen te voeren.Dat laatste is iets wat je niet vaak ziet bij dit soort inheemse volkjes, die over het algemeen wars zijn van toeristen.
melancholisch
Mijn eindbestemming voor de dag is Popayan, een mooi stadje vol wit gepleisterde huisjes. Ik arriveer er echter in de avond, terwijl het plenst van de regen. Door de regen en mijn gemoedstoestand doet de stad melancholisch aan. Dat effect wordt nog versterkt door het warme licht van de authentieke lantaarns, die aan ongeveer elk huis hangen en een prachtig licht werpen op de donkere hemel. Mijn moment van de dag komt later die avond, wanneer ik samen met wat anderen een chique hotel ontdek dat heerlijke wijn serveert voor een relatief goede prijs. Behalve in Chili en Argentinië heb ik dat in Latijns-Amerika nog niet eerder gezien.
Behoefte om ergens lang te blijven hangen, heb ik echter niet. Ik wil blijven bewegen, zodat ik vooral geen tijd heb om niets te doen en (dus) teveel na te denken over mijn tijd met Lars. De volgende morgen reis ik samen met een new made reisvriend daarom verder naar Tierradentro, een archeologisch interessant dorpje op zes uur rijden van Popayan. Dat betekent helaas wel dat ik zes uur lang in een ruige, stinkende Colombiaanse chicken bus moet zitten voordat we er zijn. Gelukkig houden de kippen in de bus zich rustig, net als de mensen. De enigen die opvallen zijn de locos die (vaak nutteloze) spullen verkopen (lees: aansmeren) in de bus, waarvan je niet eens wist dat ze bestonden laat staan dat je ze nodig had. Zo krijg ik vandaag de kans om een boekje over medicinale planten te kopen, net als een nieuw voedingsmiddel dat tot afslanking leidt en een nieuw soort opblaaspomp, waarmee je nog heel veel andere dingen kunt doen. Ik blijf me erover verbazen hoeveel mensen uiteindelijk spullen kopen van dat soort busverkopers – en dus neem ik het hen niet kwalijk dat ze het elke keer weer proberen.
farc issues
De bus passeert in een paar uur tijd behoorlijk wat bergpassen. Dat maakt een busrit altijd wat spannend, zeker gezien de staat van de bus. Het uitzicht maakt echter veel goed. Zes uur lang tuur ik uit mijn raampje naar buiten; soms weet ik niet eens waar ik moet kijken om niets te hoeven missen. Ik ben dan ook bijna teleurgesteld als we er uiteindelijk zijn. Colombia is duidelijk nog veel mooier dan ik al dacht. We vinden een vrij chill plekje aan de rand van het dorp, met een mooi uitzicht over alle heuvels en genoeg leven in de brouwerij. Zo zijn er (naast de twee eigenaren) een aantal kippen en varkentjes die lekker rondgrazen, twee kiddo’s die in en buiten het huis rondrennen en tot slot twee honden die hetzelfde doen.
Door de problemen die Colombia heeft met haar buurlanden Ecuador en Venezuela, trekt het dorp momenteel nog maar weinig toeristen. In de dagen dat wij er zitten, komen we welgeteld drie andere backpackers tegen. Colombia heeft blijkbaar recentelijk een belangrijk FARC-lid gedooddoor een bombardement uit te voeren op grondgebied van Ecuador, drie kilometer van de grens met Colombia. Alleen dat gegeven is al voldoende voor Ecuador om de oorlog te kunnen verklaren – al helemaal als je beseft hoeveel geld Ecuador en Venezuela verdienen aan de FARC. FARC-leden dealen immers dope die afkomstig is uit Colombia en vervolgens door haar buurlanden getransporteerd wordt. Sterker nog: de Venezuelaanse president Chavez blijkt recentelijk de FARC gesponsord te hebben voor vele honderden miljoenen dollars. Het rechtse Colombia staat in deze kwestie dan ook lijnrecht tegenover het linkse Ecuador en Venezuela.
links tegenover rechts
De grens met Venezuela is inmiddels al een paar dagen gesloten door deze kwestie. Godzijdank was die nog open toen wij naar Colombia wilden. Gelukkig zal de grens met Ecuador niet zo snel gesloten worden, aangezien de Pan American highway –de economische transportslagader van Zuid Amerika- hier doorheen gaat en Chili zo ongeveer geen bananen meer krijgt wanneer dit gebeurt. Let’s keep our fingers crossed dat dit niet gebeurt, want over een dikke week hoop ik toch echt de grens met Ecuador over te steken.
Na een menu corriente, vergelijkbaar met de Nederlandse daghap, en twee flessen vino de coca (wijn gemaakt van coca bladeren) zijn we allebei redelijk aangeschoten. De rest van de avond chillen we in ons hostel, vergezeld van de regen die buiten steeds harder naar beneden valt. De volgende morgen ben ik echter zo gaar als een pakje boter. Ik snooze eindeloos, in de hoop me daarna beter te voelen. Om tien uur staat echter –geheel onverwachts- de buurman met twee paarden voor de deur – enkel en alleen omdat we gisteren tegen de hosteleigenaresse hebben gezegd dat we misschien wel te paard de omgeving willen verkennen. Er is duidelijk niets mis met de verkoopgerichtheid van de locals hier.
paard zonder naam
Om de arme man met zijn opgetuigde paarden buiten te laten staan is echter ook geen aardig idee – en dus laten we ons overhalen om te gaan paardrijden. De buurman kan ons vast heel mooie dingen laten zien in de omgeving. Uiteindelijk blijkt de buurman zelf echter helemaal niet mee te gaan. Sterker nog: hij geeft ons de twee paarden (die overigens geen naam hebben) en wenst ons veel plezier ermee. Het voelt alsof ik zonder papieren te tekenen een auto huur, die ik pas de volgende dag weer terug hoef te brengen. Gelukkig hebben de twee paarden geen gebrek aan energie en doen ze precies wat we ze opdragen. Sterker nog: Tierradentro blijkt de perfecte plek te zijn om met een paard te verkennen.
Het is een van de weinige plekken in heel Zuid Amerika waar tombes gevonden zijn. In die tombes werden vroeger overledenen begraven; samen met heel veel van hun bezittingen. Uiteraard zijn die spullen er inmiddels uitgeroofd ; de tombes zelf zijn echter nog intact. Sommige tombes zijn maar een paar meter onder de grond gebouwd, bij anderen moet je een spiraaltrap af voordat je bij de bodem bent. De meeste tombes hebben maar één verdieping, maar je hebt ook zogenaamde casas waar de tombes op verschillende verdiepingen in de grond liggen. Sommige tombes zijn beschilderd, anderen hebben sculpturen in de muur en weer anderen zijn plain vanilla, zonder frutsels of kleuren.
bepakt & bezakt
Segovia is de eerste plek waar deze tombes gevonden zijn – en dus besluiten we daar eerst naartoe te rijden. De route er naartoe is heerlijk; we struinen door riveren en moeten diverse keren extreem steile stukken naar boven of beneden klauteren. Eenmaal in Segovia, blijkt er aan authentieke tombes geen gebrek te zijn. Sterker nog: het zijn er maar liefst dertig, die er allemaal heel verschillend uitzien. Geweldig om te zien, maar na tien tombes ben ik er wel een beetje klaar mee. Op naar de volgende archeologische site – die uiteindelijk toch minder interessant blijkt te zijn. Wanneer het na een paar uur gigantisch begint te regenen en mijn Paardje Zonder Naam duidelijk aangeeft geen zin meer te hebben, houden we het lekker voor gezien.
Helaas houdt de regen de rest van de middag maar niet op. Het dorp doet daardoor opeens een beetje depressief aan. Er is in het dorp geen televisie, internet of hangmat voor handen, waardoor ik voor het eerst sinds ik op reis ben een keer verveeld ben. Dan maar vroeg naar bed toe, zodat ik morgen fris en fruitig de bus in kan naar San Augustin. En met resultaat, want om half zeven sta ik al bepakt en bezakt klaar bij het dorpsplein, waar volgens omstanders een bus langs zou moeten komen. De bus naar La Plata blijkt een kleine, open pick-up te zijn, die na twee uur rijden stopt om mij midden op de carreterra uit de truck te droppen. De bus gaat zelf niet naar de busterminal toe – en dus ik moet maar gewoon lopen, aldus de chauffeur. Helaas ligt die een paar kilometer verderop; een behoorlijke beproefing met mijn loodzware rugzak en dito handbagage. Wederom vervloek ik het feit dat ik zoveel spullen met me meesjouw. Mijn humeur wordt dan ook met de kilometer minder.
chagrijnig
Uiteindelijk red ik het met mijn dertig kilo bagage om tot het busstation te lopen. Een half uur later zit ik in een microbus naar Pitolito, een plaatsje dat nog maar een uur rijden van San Augustin ligt. Gelukkig staat de bus naar San Augustin in Pitolito al op mij te wachten en vertrekt die direct nadat ik ben ingestapt. It’s my lucky bus. Net wanneer ik me verbaas hoe soepel dit laatste deel van mijn reis verloopt, besluit de chauffeur echter dat hij te weinig passagiers heeft om een rendabel ritje naar San Augustin te maken – en keert dan ook terug naar Pitolito. Ik stap daar over op een andere pick-up, die eenmaal op weg wordt aangehouden door de politie. We zijn blijkbaar zojuist gestopt op een plek waar je geen passagiers mocht inladen – en dus is er gezeik. Ik ben er na zes uur reizen echter wel een beetje klaar mee, maar daar heeft de politie uiteraard weinig boodschap aan.
Tegen de tijd dat we eindelijk in San Augustin zijn, is het niet alleen veel later dan verwacht, maar ben ik ook nog eens hartstikke chagrijnig. Bovendien is mijn tas bij de laatste rit twee keer van de bus gevallen en daardoor aan de bovenkant kapot gegaan. Ik ben bovendien nog altijd niet waar ik moet zijn, want de meeste (en leukste) hostels liggen een paar kilometer de berg op. Na mijn wandeling van vanmiddag, op weg naar de busterminal van La Plata, heb ik daar echt geen zin meer in. Ik gun mezelf gelukkig een taxi dit keer.
hemel op aarde
Na een uur van trial & error heb ik eindelijk mijn sweet spot gevonden: een finca (boerderij) waar ik mijn eigen cabana heb, die tussen de fruitbomen ligt en een eigen balkonnetje en hangmat heeft. Mijn hutje doet me denken aan het snoephuisje uit het sprookje ‘Hans & Grietje’. Het ligt midden in het bos en lijkt gemaakt voor dwergen, want alles is er klein. Het is hooguit negen vierkante meter groot, maar bestaat uit twee verdiepingen – die verbonden zijn met een kleine, houten trap. Boven is er een klein balkonnetje en een bed, dat als een bedstee ingebouwd is in de muur. Het huisje heeft zes ramen, die als je ze allemaal open zet het gevoel geven midden in de natuur te zitten. En dan vertelt de eigenaresse ook nog dat ze een thaise curry gaat maken vanavond. Het mag duidelijk zijn: San Augustin is de hemel op aarde en heeft alles wat ik momenteel nodig heb in mijn leven. Ik heb er direct een favoriete plek in de wereld bij.
Het is dan ook hier in San Augustin dat ik even stop met reizen en een beetje tot rust kom. Naast de prachtige natuur en de bergen, liggen hier ook de grootste archeologische opgravingen van Colombia. Alleen Tierradentro is qua spiritualiteit vergelijkbaar met San Augustin – maar daar is verder niets te doen. Hier wel – en dus hebben veel hippies besloten om de rest van hun leven door te brengen in dit Colombiaanse paradijs. Gelijk hebben ze.
wat een leven
Rond zonsondergang is de sfeer hier extra bijzonder, zo merk ik wanneer ik die avond in mijn huisje zit. De krekels maken lawaai, de honden blaffen en rennen rond, terwijl de koeien net gaan slapen. Eten kan hier in een gemeenschappelijke ruimte, of in je eigen hutje – echt een luxe. Na het eten steek ik een kaarsje aan en lees in het kaarslicht een paar pagina’s van mijn boek, ontspannen liggend in mijn hangmat en met een dekentje over me heen. Uiteindelijk blaas ik de kaarsjes uit, ga lekker in mijn bedstee liggen en trek mijn dekbed tot over mijn schouders op. Ik val die avond in slaap met een glimlach op mijn gezicht – net als de dagen erna. Wat een leven.
Wakker worden is hier echter minstens zo fijn als in slaap vallen. Ik ontwaak met het zonlicht, via het open raam en door de bamboe heen op mijn gezicht schijnt. Door het andere raam zie ik ’s morgens op dat moment een Colombiaan die zijn koe aan het melken is – nodig om het ontbijt te voorzien van verse zuivelproducten. Via één van de andere vensters hangen de sinaasappels uit de sinaasappelboom bijna voor het grijpen. Alleen dit ochtendmoment is al voldoende om hier voor altijd te willen blijven.
kakelvers
Maar daar houdt het niet bij op. Mijn hutje heeft namelijk een warme douche en dat is uniek hier in Colombia (en in zo’n beetje heel Zuid Amerika) wanneer je, zoals ik, in goedkope hostels verblijft. Na die fantastische warme douche ontbijt ik op mijn eigen kleine veranda met allemaal echt verse producten. Zo is er verse melk en yoghurt, met dank aan de plaatselijke koe. En een schaal met vers fruit – gisteren geplukt van de fruitbomen. Er is vers gebakken brood van de panederia, met zelfgemaakte aardbeienjam uit de tuin. Last but not least is er de kan met perfecte koffie. De beste koffiebonen ter wereld komen immers uit Colombia. Helaas doen ze daar in Zuid-Amerika wel vaak al (uit automatisme) een hele schep suiker in, aangezien bijna alle locals hun zwarte koffie mét suiker drinken. Maar zelfs dat hebben ze hier goed begrepen. Een zwarte koffie is hier dan ook echt een zwarte koffie – zonder suiker. Wat een Walhalla. Terwijl ik het opschrijf besef ik hoe blij je kunt worden van dingen die in Nederland vanzelfsprekend zijn, gewoonweg omdat ze hier een luxe zijn.
De volgende morgen heb ik afgesproken om met twee jongens uit onze finca naar de archeologische opgravingen te gaan, die een paar kilometer verderop liggen. Net als in Tierradentro liggen hier graftombes uit de pre-Colombiaanse tijd, waarin de doden begraven en geëerd werden. De doden werden (zoals in veel andere Latijns-Amerikaanse landen) vrijwel standaard begraven op de top van een heuvel – en dus is het uitzicht er prachtig. De graftombes variëren in grootte en afwerking, afhankelijk van de hiërarchie en status van de overledene. Zo’n tombe kon rechthoekig, rond of ovaal zijn. De grafkuil werd dichtgemaakt met nauwkeurig begrensde lagen aarde in de kleuren zwart, geel en rood. De beenderen werden later uit het graf verwijderd en in urnen bewaard.
pre-colombiaanse beschaving
In tegenstelling tot andere indiaanse culturen, was het in San Agustín niet gebruikelijk om de doden met veel versierselen of kunstobjecten te begraven. Wel zijn er -in tegenstelling tot de tombes in Tierradentro- in een latere fase standbeelden aan toegevoegd, om nog even extra duidelijk te maken dat het om een persoon met aanzien gaat. Veel van die standbeelden en graven werden juist wél voorzien van versiering, in de vorm van petrogliefen die zijn uitgehouwen en vaak enorme symbolische waarde hebben. Los van alle graven en standbeelden, zijn er in die fase ook dolmen en tempels gemaakt, waarin de goden werden vereerd. Door de opgravingen is San Augustin onderdeel van een van de meest bekende pre-Colombiaanse beschavingen. Overigens zijn veel beeldhouwerken uiteindelijk niet afgemaakt, wat erop duidt dat het volk waarschijnlijk vrij plotseling vertrokken is. Waarom het volk verdween of waar ze naartoe zijn verhuisd is een groot mysterie – en daardoor onderdeel van veel speculatie.
In La Chaquira, een nabijgelegen dorpje, blijken zelfs nog veel meer petrogliefen te liggen. Het is weliswaar een enorme afdaling om er te komen (en voor de terugweg dus een enorme klim), maar het uitzicht is er spectaculair en de petrogliefen liggen er voor het oprapen. Sterker nog, ze liggen er in de vrije natuur, zonder hekken eromheen. We zijn ook nog eens de enigen die er lopen, wat de sfeer zelfs een beetje mystiek maakt. Je zult zien dat hier over een paar jaar, wanneer Colombia ontdekt is als hét nieuwe vakantieland en er hordes mensen naartoe gaan, hekken omheen staan en entree geheven wordt. Nu gelukkig nog niet.
het beloofde land
Als ik even later in mijn hangmat lig te chillen bij mijn Hans & Grietje-huisje, sippend van een glas versgeperst sinaasappelsap, besef ik dat Colombia écht het beloofde land is. Niet in de religieuze zin van het woord, maar in de zin dat het de perfecte plek is om een tijd door te brengen, nieuwe dingen te ontdekken of gewoon heel hard in de chill te gaan. Of je nou op zoek bent naar mooie steden, luie stranden, prachtige bergen, archeologische opgravingen of relaxte locals: dit land heeft het allemaal. Sterker nog: natuur, cultuur, geschiedenis, spiritualiteit, ontspanning en een goed uitgaansleven liggen hier in Colombia heel dichtbij elkaar – letterlijk en figuurlijk. Er is zo ongeveer geen land zo veelzijdig als dit.
En ja, natuurlijk moet je op straat oppassen. Maar dat moet je in elke grote stad in de wereld. Er is dan ook best een kans dat je een keer afgezet wordt. Maar als je niet al te gekke (lees: illegale) dingen doet, is criminaliteit in Colombia heel ver weg. Het is dan ook zonde dat het land mensen zoveel schrik aanjaagt, zonder dat dat ergens op gebaseerd is. Maar misschien is dat maar beter ook. Laat Colombia nog maar even een beetje speciaal blijven. Massatoerisme heeft er immers nog nooit toe geleid dat een land er mooier of leuker op werd. Laat die hekken en toegangsfee nog maar even achterwege. Nu kan het nog.
–
meer reisverhalen uit zuid-amerika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuid-Amerika? Lees dan deze verhalen:
aruba, curacao, sint maarten – dubbele nationaliteit
bolivia – dessert talk: fata morgana
bolivia, peru, e.a. – offline daten 2.0
brazilië – upside down: paragliden – poging II
colombia – falling out of love
colombia – grote schoonmaak bij de sjamaan
peru – dessert talk: groene oase
suriname, trinidad, venezuela – vliegtuig boycot
uruguay – het ibiza van zuid-amerika
venezuela – dessert talk: woestijnpicknick
venezuela, trinidad & tobago – rondvliegende kogels
–
reis je met me mee?
–