reisavontuur in argentinië – 2006 & 2008
Wanneer ik in 2006 voor het eerst in Buenos Aires ben, staat de Argentijnse peso laag en doe ik de hele dag niets anders dan shoppen en uit eten gaan. Alles is voor mijn gevoel spotgoedkoop en de stad voelt als één groot paradijs. Wanneer ik twee jaar later terug ben in de stad, besluit ik mijn tijd anders te besteden. Ik regel vrijwilligerswerk bij twee stichtingen en zie een totaal andere kant van deze trotse stad, vol sloppenwijken en armoede – die goed verborgen is voor reguliere toeristen en locals. Ik kom er al snel achter dat BA vooral een fantastische stad is wanneer je geld hebt om ervan te genieten. Het leven is er een stuk lastiger wanneer je straatarm bent en je al die leuke restaurantjes, winkeltjes en huizen niet kunt betalen.
hernieuwde kennismaking
Mijn eerste kennismaking met Buenos Aires is er een van eindeloos struinen door de stad, op zoek naar leuke winkeltjes, restaurants en cafés. Een heerlijke bezigheidstherapie, waar ik nooit eerder in mijn leven zo de tijd voor heb gehad (of genomen) omdat ik altijd aan het werk was of actief rondreisde. Wanneer ik een paar jaar later terug ben in de stad, heb ik een ander doel voor ogen. Ik wil Engelse les gaan geven aan kinderen in achterstandswijken en heb daartoe wat stichtingen aangeschreven in de maanden ervoor. Uiteindelijk krijg ik bij twee stichtingen de kans om een maand lang (vrijwel dagelijks) vrijwilligerswerk te doen en de stad daarmee op een heel andere manier te leren kennen. Ik geef die maand (op papier) huiswerkbegeleiding in de achterstandswijk Ciudad de Occulta en Engelse les in de wijk La Boca.
Dat laatste doe ik bij een comedor, een soort buurtcentrum annex gaarkeuken die voor meerdere doelen gebruikt wordt. In de achterstandswijken van Argentinië vind je veel van dit soort comedors. Buurtbewoners krijgen er de kans om in ruil voor het verrichten van werkzaamheden ‘s middags en ‘s avonds een (warme) maaltijd te krijgen. De kinderen van de mensen die er werken, worden in de middag opgevangen op de verdieping erboven en krijgen daar huiswerkbegeleiding en Engelse les. Daarnaast wordt de comedor gebruikt als een soort buurthuis. Zo vindt er overleg of voorlichtings-avonden plaats – bijvoorbeeld over problemen die in de buurt spelen. Eén daarvan is het gebruik van de zeer verslavende harddrug paco – waar bijna alle pubers in de buurt mee in aanraking komen.
kakofonie van kleuren
Voor de mensen die hier echt arm zijn, is het leven hard. Heel hard. De echte armoede zit daarbij -zoals zo vaak- in de achterstandswijken van de stad, die verder van het centrum liggen. De wijk La Boca kan ik daarbij gelukkig zelf bereiken met het openbaar vervoer. Dat geldt echter niet voor Ciudad de Occulta, dat uberhaupt te gevaarlijk is om zelf doorheen te lopen. Ik rijd er dan ook naartoe met een minibusje vol andere vrijwilligers, dat geregeld wordt door de stichting waarvoor ik werk – die overigens gevestigd is in de duurste wijk van Buenos Aires, Recoleta. De tegenstelling tussen het begin- en eindpunt van mijn dagelijkse ritje met de minibus is dan ook groot.
Terwijl Ciudad Oculta bij de meeste toeristen niet bekend zal zijn, is La Boca dat wel. De meest bekende straat El Caminito is er volgebouwd met kleurrijke huisjes, waar dagelijkse tangoshows plaatsvinden voor toeristen. De oorsprong van deze gekleurde huisjes is echter behoorlijk authentiek. La Boca (‘de mond’) ligt aan de monding van de rivier de Rio Riachuelo en is daar dan ook naar vernoemd. Het waren vooral Italiaanse immigranten die hier rond 1830 werk vonden in de haven en daarom zijn neergestreken in La Boca. Zij hadden over het algemeen niet genoeg geld om verf te kopen in de winkel en waren daarom afhankelijk van de left overs van anderen, die ze bijna gratis mee naar huis mochten nemen. Met die goedkope verf schilderden ze een zo groot mogelijk deel van hun huis af – totdat de verf op was en men moest wachten op het volgende restje verf, dat bijna nooit dezelfde kleur had. Daardoor kon het goed zijn dat een huis uiteindelijk een paarse deur, een oranje en rode voorkant, lichtblauwe raamkozijnen en een gele achterkant had.
gitzwart verhaal
Achter de kleurrijke huizen gaat inmiddels echter een gitzwart verhaal schuil. Sinds dit deel van La Boca namelijk een toeristische attractie werd rond 2000, zijn vrijwel alle locals die er woonden door de huisbazen op straat gezet. De huizen werden daarna opgeknapt zoals de toeristen dat het liefst zien: netjes geschilderd in leuke kleurtjes, met op de benedenverdieping een leuk cafe of restaurant, waar regelmatig een mooie tangoshow wordt opgevoerd. En vooral zonder gedoe van bewoners, die deze picture perfect zouden kunnen verstoren.
De aanzegging van het huis gebeurde voor de bewoners over het algemeen per brief, waarin zij vernamen binnen twee weken weg te moeten zijn. Was dat niet het geval, dan kwam de politie een handje helpen. Een veelgebruikte alternatieve methode die huiseigenaren gebruikten om mensen hun huis uit te krijgen -en de grond daarmee beschikbaar te maken voor alternatief gebruik- betrof het in brand steken van huizen. Voor de mensen die er voorheen woonden, zat er in zo’n geval zelf niets anders op dan zelf een nieuw huis te zoeken. Oprotpremies of vervangende woonruimte behoorden duidelijk niet tot de mogelijkheden. Aangezien de grond- en huizenprijs in La Boca enorm gestegen is door het toerisme, is het voor veel voormalige bewoners onmogelijk gebleken om een nieuwe woning te vinden in de wijk. Het enige alternatief dat voor hen overbleef was verhuizen buiten Buenos Aires – waar nog minder werk te vinden was en het leven er vaak alleen maar lastiger op werd.
tourist trap
Wanneer je eenmaal het echte verhaal achter El Caminito kent, voelt de straat nep en als een echte tourist trap. Ook al lijken de huizen bewoond en zien ze er inderdaad super pittoresk uit, met elk onderdeel van het huis in een andere kleur geschilderd, de realiteit is dat bijna geen van de huizen nog bewoond wordt. De paar huizen die nog wél bewoond worden, lopen bovendien continu het risico dat ze alsnog uit hun huis worden gezet. De dorpen aan de overkant van de rivier zijn overigens nog veel armer dan La Boca. De huizen daar hebben in tegenstelling tot La Boca geen goed aangelegde straten en geulen. In tijden dat er veel regen valt en de rivier (vrijwel standaard) buiten zijn oevers treedt, loopt alles er dan ook continu onder water. Dit rivierwater is bovendien zwaar vervuild met olie en andere giftige stoffen, die door bedrijven gewoon in de rivier gedumpt worden. Veel inwoners hebben daardoor problemen met hun huid en longen en zijn vaak ziek. Aangezien er geen ziekenhuizen in de omgeving zitten en doktoren niet vaak langsgaan in deze wijken, zijn er grote gezondheidsproblemen in de wijk. Het kan dus altijd nog veel erger dan in La Boca, moet ik me voorhouden.
In de wijk La Boca zijn veel verschillende comedors gevestigd en het is als local dan ook heel vanzelfsprekend om er lid van te worden. In eerste instantie werd er vooral gekookt voor de kinderen, wanneer die uit school kwamen. Uiteindelijk veranderde dit en inmiddels wordt er ook voor de vrouwen die er werken en hun partners gekookt. Het verdienen van eten verloopt er via een puntensysteem. In ruil voor het verrichten van werkzaamheden voor de comedor krijg je als buurtbewoner punten, waarmee je kunt eten in de comedor of verse ingredienen mee naar huis kunt nemen om daarmee te koken voor de familie. Het eten in een comedor wordt immers gezien als een uiting van echte armoede – en dus kiezen veel gezinnen ervoor om in plaats daarvan thuis te koken.
communisme in de praktijk
Vroeger werd de hoeveelheid eten die je als gezin kreeg afgestemd op het aantal kinderen dat een familie had. Inmiddels bepaalt echter de hoeveelheid verdiende punten hoeveel je mee naar huis krijgt. Terwijl er overal in de comedor posters hangen van de (inmiddels overleden) communistische leider van Venezuela, Chavez, heeft men in de comedor zelf blijkbaar dat communistische systeem al losgelaten. Mooi om te zien hoe dingen op papier perfect lijken, maar in de praktijk blijkbaar toch niet werken.
De punten die iemand verdient, worden voor een deel in geld uitgekeerd. Vaak is dat zo’n 200 Argentijnse pesos per maand, waarvan standaard 50 pesos wordt ingehouden als reservering of afschrijving, om nieuwe machines te kunnen aanschaffen wanneer dat nodig is. Daarnaast komt er elk seizoen iemand langs vanuit de overheid, om te controleren of er volgens de regels gewerkt wordt. Bij dat soort bezoeken worden door de comedor voorstellen gelanceerd om dingen te verbeteren, waarvoor een bijdrage van de overheid gevraagd wordt. In feite is een comedor een soort coöperatie, waarbij iedere buurtbewoner mede-eigenaar is – en daarmee verantwoordelijk wordt voor het reilen en zeilen van de comedor.
kleine coöperatie
In de comedor waar ik werk, wordt echter niet alleen gekookt. Er worden sinds een paar jaar ook schooluniformen genaaid, die in opdracht van scholen geproduceerd en verkocht worden. Een paar jaar geleden is men daarmee begonnen, met de aanschaf van twee speciale naaimachines en het bijscholen van twee dames om de benodigde uniforms te kunnen naaien. Die twee dames hebben hun kennis vervolgens overgedragen op de andere dames die actief zijn binnen de comedor. Inmiddels staan er twaalf machines, die de hele dag ratelen en witte schooljasjes produceren.
Daarnaast wordt er in de comedor professioneel brood gebakken in een bakkerij. Het brood wordt niet alleen gebruikt door de comedor maar ook verkocht aan winkels en organisaties in de rest van de stad. Dat loopt lekker, mede door de donatie van een nieuwe oven door de overheid – die maar liefst 4000 broodjes per uur kan bakken. De meelmachine waarmee het deeg gemaakt wordt kan echter niet meer dan 15 kilo deeg tegelijk maken – en dus gaat men bij het volgende overheidsbezoek maar eens een balletje opgooien over de aanschaf van een nieuwe deegmachine. Zo makkelijk kan het gaan. Het doel van de comedor is uiteindelijk een soort commune te vormen. Zo bouwt de organisatie momenteel dertig appartementen om hun belangrijkste personeel in te kunnen huisvesten met hun familie. Een prachtig initiatief wat mij betreft.
zoete broodjes bakken
De manier waarop men te werk gaat klinkt erg ondernemend – en zo ziet het er ook uit. Als een regulier bedrijf, dat op basis van een toenemende vraag blijft uitbreiden en elke keer nieuwe dingen bedenkt om geld mee te kunnen verdienen. Het doel van de comedor is dan ook uiteindelijk als een soort werkgever te fungeren, waarbij mensen een volledig salaris kunnen verdienen. Dat laatste is geen overbodige luxe, gezen het gebrek aan banen en de hoogte van een uitkering hier in Buenos Aires. Een gezinsuitkering betreft immers maar 200 pesos, omgerekend zo’n 40 euro. Dat is zo’n vijftien keer minder dan in Nederland, terwijl de prijzen hier ongeveer drie keer zo laag zijn dan in Nederland.
Mijn eigen werk in de comedor is behoorlijk gevarieerd. Zo help ik in de ochtend met het prepareren, opscheppen en afruimen van het eten. Daarna volgt de afwas – het minst leuke onderdeel van mijn werk. ’s Middags geef ik Engelse les en huiswerkbegeleiding, wanneer de kinderen uit school komen. Mijn doelgroep zijn daarbij pubers tussen de 13 en 18 jaar – best een uitdaging voor iemand zonder lesmateriaal, die nooit eerder les gegeven heeft. Wat uiteindelijk goed blijkt te werken is gewoon een beetje creatief zijn. Ik bedenk thema´s en onderwerpen en laat de pubers daarbij dingen tekenen, benoemen en opschrijven. Eerst in het Spaans, daarna pas in het Engels aangezien veel tieners vaak niet eens weten hoe ze een woord moeten spellen in het Spaans. Mijn Spaanse kennis wordt hiermee behoorlijk op de proef gesteld. Alles wat mijn pubers in het Engels moeten vertalen, moet ik immers eerst zelf in het Spaans kunnen schrijven en benoemen.
van alle markten thuis
Ook de huiswerkbegeleiding kent zo zijn uitdagingen. Zo is het best lastig om de kinderen te helpen met hun geschiedenis-, geografie- of wiskundehuiswerk, aangezien geen van hen schoolboeken kan veroorloven en ik hier niet zelf vandaan kom. Bij gebrek aan Google of een lesboek, zit er soms niets anders op dan dingen op te zoeken in encyclopedie, die gelukkig wel in de comedor staat. Old school lesgeven dus. De mooiste momenten zitten ‘em in de momenten dat je ziet dat kinderen enthousiast worden om dingen te leren en dat wat je probeert te leren ook echt overkomt. Zo krijg ik bij het geven Engelse les op een dag twee meisjes toegewezen, die heel gedisciplineerd luisteren en actief meedoen met wat ik hen probeer te leren. Zelfs wanneer de les om half vijf officieel is afgelopen, zijn ze allebei nog driftig bezig. Met name één van de twee zusjes pakt de leerstof heel goed op; aan het einde van de les kan ze in het Engels tellen tot 1000, de leden van haar familie opnoemen en alle onderdelen van haar huis benoemen. Dit is waar je het voor doet.
Helaas geeft niet elke student en elke les evenveel energie. Bij sommige kinderen lukt het gewoon niet om de meest simpele dingen in het Engels aan te leren, zoals hoi en doei. Een uur lang oefen ik bij dat soort types hetzelfde zinnetje, zonder dat er daarbij iets beklijft. Even later komen de kinderen uit school en help ik een jongetje met het maken van zijn huiswerk, dat gaat over voedingsleer – en voedselvergiftiging in het bijzonder. Het jongetje is behoorlijk pienter – en dus kost het relatief weinig tijd voordat hij zijn vragen beantwoord heeft en alles weet over de oorzaken, gevolgen en preventie van voedselvergiftiging. Interessante leerstof, zeker gezien de omstandigheden waarin de kinderen leven.
plannen maken
Ondertussen is er in de comedor zelf een vergadering aan de gang die de hele dag in beslag neemt. Er is namelijk vijftienhonderd pesos verdwenen uit een geldbox van de naaiafdeling in de comedor, omgerekend zo’n driehonderd euro. Een enorm bedrag hier, het staat gelijk aan tien maanden salaris van een comedor-medewerker. De vergadering gaat gepaard met veel emotie en brengt dingen naar boven die verder gaan dan alleen geld – zodat de diefstal uiteindelijk toch nog een nut dient. Omdat de comedor structureel op zoek is naar geld (en dus naar nieuwe manieren om fundraising te organiseren), besluit ik een brainstormsessie te organiseren met wat vrijwilligers. Na slechts twintig minuten discussiëren heb ik al een behoorlijke een lijst met bruikbare ideeën – variërend van het laten drukken en verkopen van t-shirts, tot het opstarten van collectantenavonden in ho(s)tels en restaurants en organiseren van een (tango)feest, waarbij alle winst naar de comedor gaat.
Daarnaast is er een structureel gebrek aan spullen, zoals studieboeken, speelgoed, kleding en digitale communicatiemiddelen. Om studieboeken te regelen zouden uitgeverijen aangeschreven kunnen worden. Om voedsel en kleding in te zamelen zouden kledingcollectenboxen in hostels kunnen worden neergezet. Ik heb inmiddels genoeg backpackers gesproken die (net als ik) juist in deze stad hun oude kleding weggooien en nieuwe kleding kopen, terwijl die kleding nog prima te gebruiken is. We zouden in speelgoedzaken een box kunnen neerzetten voor het inzamelen van oude speeltjes. Om aan extra PC’s te komen zouden vrijwilligers langs computerreparateurs kunnen gaan, om daar oude PC´s in te zamelen. Geen van deze ideeen –toch echt geen rocket science- heeft de comedor ooit proberen op te zetten. Simpelweg omdat er nooit over is nagedacht.
ivoren toren
De week erna schrijf ik een rapport, waarin het geldprobleem geanalyseerd wordt en de beste ideeën zijn uitgewerkt tot een concreet implementatieplan. Ik laat iedereen het document lezen, om daarna de fundraising-brainstom voort te zetten. Men is het hier duidelijk niet gewend om op zo’n efficiënte manier te discussiëren over een specifiek document. Toch komt er uiteindelijk een goede discussie op gang, waarin zowel feedback als nieuwe ideeën naar voren komen. Helaas ben ik hier uiteindelijk niet lang genoeg om ook zelf die implementatie te kunnen doen van al deze ideeën. Ook al geloof ik in ieder idee dat erin staat, het voelt daarmee toch alsof ik vanuit mijn ivoren toren iets loop te roepen dat er nooit gaat komen.
Om mezelf verder nuttig te maken, maak ik een inventarisatie van de beschikbare leerboeken in de bibliotheek van de comedor. Een goede serie leerboeken zou de Engelse lessen die wij als vrijwilligers geven een stuk efficiënter maken. Nu doen we allemaal maar wat en dat kan beter. Er blijken veel boeken te zijn, waarvan de meerderheid bedoeld is voor kinderen die al Engels spreken – veelal niet de doelgroep van onze Engelse lessen. Van veel andere leerboeken missen de eerste twee edities en zijns alleen nummer 3 of 4 beschikbaar – wat een nog veel grotere leergap betekent. Ik vind in de bibliotheek wel een aantal leuke leesboeken en boeken die goed gebruikt kunnen worden voor het oefenen van spraak, aan de hand van plaatjes waarin een heleboel gebeurt. Gelukkig zijn er ook een aantal boekenseries waarvan wel alle boeken beschikbaar zijn, op basis waarvan je een logische volgorde van onderwerpen kunt aanhouden. En zo loop die avond met een voldaan gevoel de deur uit in La Boca. Uiteindelijk voelt het toch fijn om mezelf nuttig te kunnen maken.
schouders eronder
Om niet alleen plannen te maken maar ook zelf af en toe met de voeten in de klei te staan, help ik de dag erna mee met het naar binnen sjouwen van dozen met eten die voor de deur uit een vrachtwagen worden geladen. Er staat een treintje van misschien wel vijftig mensen, van de vrachtwagen tot de achterkant van de comedor waar al het eten wordt opgeslagen. Ik verbaas me over het gevol van solidariteit onder de medewerkers. Iedereen zet zijn schouders eronder en samen met elkaar wordt het werk binnen no time geklaard. Dat ik en nog twee andere gringo’s (westerlingen) meehelpen -en ons dus niet te goed voelen voor dit soort werk- wordt enorm gewaardeerd.
Om iets meer van het reilen en zeilen in het hart van de comedor te zien, werk ik de dagen erna mee in de gaarkeuken. Dat werk blijkt leuker en interessanter te zijn dan gedacht, vooral door het intensieve contact met de dames die er werken. Iedere werkdag begin je hier met een zoen op ieders wang – een groot cultuurverschil met het afstandelijke Nederland, waar het idee dat ik al mijn collega’s elke dag zou zoenen ondenkbaar is. in onze comedor is het de normaalste zaak van de wereld en betekent het verder niet dat je een innige band hebt met de mensen die je zoent. Sterker nog: de keukendames zijn in eerste instantie een beetje gereserveerd.
tweehonderd tenen knoflook
Wanneer ik na een paar uur hard werken echter bewezen heb een ‘waardevolle werker’ te zijn -een stempel dat je hier blijkbaar officieel moet verdienen-, is iedereen opeens een stuk opener tegen mij. Mensen babbelen met me en stellen vragen over van alles en nog wat. Na slechts één dag werken in de keuken heb ik al twee favoriete dames in het clubje. De beste klik heb ik met Wilma, een superlieve 38-jarige alleenstaande vrouw met vier dochters – waarvan de jongste nog maar anderhalf jaar oud is. Ze is nog niet zo heel lang geleden gescheiden en heeft het duidelijk niet makkelijk in die nieuwe rol. Ze straalt tegelijkertijd echter ook openheid, blijdschap en optimisme uit.
Het grootste zwak heb ik voor Leonore, een kranige 67-jarige dame die me in veel aspecten aan mijn eigen oma doet denken. Ze is klein, dun, sterk, gespierd en stronteigenwijs – net als mijn oma. Tegelijkertijd heeft ze iets heel liefs en kwetsbaars; ze is duidelijk te oud om veertig uur per week met potten te sjouwen en eindeloos te moeten bukken en schoonmaken. Tegelijkertijd is dit werk alles wat ze heeft – en dus haar reden om te leven. Haar enige kind is getrouwd met een Boliviaanse en woont in La Paz. Een man heeft ze niet. Ik zou haar het liefste in een doosje willen doen en mee naar Nederland willen nemen. Maar waarschijnlijk zou ze daar wegkwijnen achter de geraniums. Het werk zelf is niet om over naar huis te schrijven. Zo snij ik de eerste dag een halve kilo peterselie en maar liefst tweehonderd teentjes knoflook in snippers – waarna mijn handen zo stinken dat ik bang ben dat mijn medepassagiers in de bus die avond het nog steeds ruiken.
drugsproblemen
Voorlopig ben ik echter nog niet weg, want die avond is er een vergadering in de comedor waar ik bij wil zijn. Centraal in het overleg staat de impact van een relatief nieuwe harddrug, genaamd paco. Paco is een afkorting van pasta de cocaina, een zeer goedkoop restproduct van cocaïne (lees: lab trash) dat wordt verkregen wanneer cocabladeren geweekt worden in een oplossing van water en zwavelzuur, benzeen, ether of kerosine. Paco is zeer verslavend en richt vooral jongeren in arme buurten ten gronde – en dus ook in La Boca. Jongeren kopen het hier voor slechts een paar Argentijnse peso’s (zo’n dertig eurocent), om het vervolgens te spuiten, snuiven of roken. Voor een paar minuten zorgt het ervoor dat je compleet van de planeet bent. Het effect klinkt als een soort poppers, maar dan een stuk verslavender.
Juist omdat het effect maar een paar minuten duurt, roken jongeren het de hele dag door. Vaak stopt men het in sigaretten en rookt men uiteindelijk dus zo’n twintig to vijftig paco-sigaretten per dag. Naast het feit dat de paco megaschadelijk is voor het brein, helpt het spul ook je organen al snel naar de klote. Wat er na een tijdje nog over is van je lichaam is een soort kasplantje, mentaal en lichamelijk. En toch weerhoudt dat jongeren er blijkbaar niet van om eraan te beginnen.
vergadergewoontes
Bij de vergadering die is georganiseerd zijn mensen van het gezondheidscentrum, verslavingszorg en gemeentelijke instituten aanwezig. De voorzitter van de gemeenteraad komt helaas niet opdagen – en dus begint de vergadering na een uur wachten dan maar gewoon zonder hem. Mijn rol – het neerzetten van voldoende plastic stoelen en maken van enorme potten yerba mate- zit er dan op. Het onderwerp is echter meer dan boeiend en dus blijf ik om te luisteren en te observeren hoe een vergadering hier verloopt. Tijdens de vergadering wordt continu gerookt en elke paar minuten gaat er ergens in de zaal een telefoon af – die elke keer gewoon opgenomen wordt. Het is mooi om te zien hoe cultureel bepaald zelfs zoiets als een vergadering is.
Ik ben uiteindelijk blij wanneer ik halverwege de avond naar huis kan. Ik ben bekaf. Helaas heb ik nog wel een busrit, een aantal haltes met de subte en een fietsrit te gaan voordat ik thuis ben. Het is echter geen spitstijd meer – en dus kan ik in de metro zitten in plaats van als sardientjes in een doosje te moeten staan, zoals normaal het geval is. Je moet er duidelijk iets voor over hebben om vrijwilligerswerk te doen in BA.
pijn verbijten
De kinderen die ik in de comedor in La Boca les geef, zijn er nog relatief goedaan toe vergeleken bij die in Ciudad Oculta – waar mijn andere vrijwilligerswerk plaatsvindt. Iedereen om hen heen zit ongeveer in dezelfde situatie en is arm. De dames in de keuken werken snoeihard voor heel weinig geld en zullen dat moeten blijven doen totdat zij doodgaan. De dame met wie ik de beste band heb is al 75 jaar en is een tenger, klein en broos vrouwtje dat eigenlijk achter de geraniums zou moeten zitten, genietend van haar oude dag. Een pensioen of AOW zit er voor hen echter niet in – en dus zit er voor hen niets anders op dan door te werken. De sfeer in de comedor is echter warm, gezellig en bijna joviaal. Er wordt door de kinderen gekeet en gelachen – precies zoals kinderen moeten doen wanneer zij uit school komen.
De situatie waarin veel kinderen in de wijk Ciudad Oculta verkeren voelt daarentegen schrijnend. Zo zijn veel ouders verslaafd en zitten de kinderen daarvan niet alleen in een verpauperde en gevaarlijke omgeving, maar ook in een zeer onveilige gezinssituatie. Bij het (begeleid) buitenspelen zie ik soms de naarste dingen voorbij komen, waar mijn maag zich compleet van omdraait maar waar ik tegelijkertijd heel weinig invloed om uit kan oefenen. Zo zie ik een van de meisjes die ik begeleid op een middag zo hard vallen met buitenspelen, dat allebei haar knieën openliggen. In plaats van te gaan huilen –de standaard reactie van een Nederlands kind in diezelfde situatie- verbijt haar pijn en zie ik haar onverschillig kijken. Ze is deze pijn overduidelijk gewend – een gevoel dat wordt bevestigd wanneer ik met haar terug naar huis loop om een pleister te gaan pakken en weg wordt gestuurd door haar moeder, die duidelijk high (en dus onaanspreekbaar) is.
in elkaar geslagen
Terwijl ik buiten op het meisje wacht, hoor ik hoe ze thuis in elkaar wordt geslagen omdat ze een gat in haar spijkerbroek heeft. Ik hoor haar zelfs huilen – terwijl ik haar dat niet heb zien doen tot dusver. Ik wil eigenlijk direct naar binnen lopen om de situatie te stoppen en de moeder tot de orde te roepen, maar de deur blijkt dicht te zitten. Wanneer ik verhaal ga halen bij de directrice van de vrijwilligerstichting, krijg ik terug dat ik mijzelf hier niet in mag mengen. De stichting mag alléén doen waarvoor het staat opgesteld en moet zich buiten dit soort huiselijke (gewelds)conflicten houden. Ik kan hoogstens het meisje troosten wanneer dat een half uur later weer naar buiten komt. Haar bebloede jeans heeft ze nog aan en schuurt zichtbaar over haar kapotte knieen. Haar ogen staan doods. De pijn lijkt ze niet te voelen; troosten laat ze zich evenmin.
Dat ik mij niet mag mengen in haar persoonlijke situatie thuis voelt heel cru, want dat zou ik het liefste juist wél doen. Ik heb echter een aantal regels waaraan ik me moet houden bij het werk in Ciudad Oculta. Eén daarvan luidt dat je aan de kinderen waarmee je werkt geen confronterende vragen mag stellen over hun familieomstandigheden of andere precaire onderwerpen mag aansnijden. Eigenlijk komt het erop neer dat je hen niets persoonlijks mag vragen – omdat je er uiteindelijk geen actie op kunt of mag ondernemen. Ook mag je geen foto´s maken zonder toestemming van de coördinator. Op eigen houtje naar je werk toegaan of zomaar weglopen van de locatie als je daar zin in hebt zit er ook niet in; dan is je veiligheid gewoonweg niet gegarandeerd. Vanwege onze eigen veiligheid moeten alle vrijwilligers ook verplicht een t-shirt van de stichting aan, zodat we herkenbaar zijn en locals ons (dus?) niets aandoen. Veel regeltjes dus, maar niet zonder reden.
creatief lesgeven
De kinderen die ik begeleid in Ciudad Oculta zijn veel jonger dan de pubers in de comedor in La Boca. De meeste kinderen zitten op de lagere school, waardoor het begrip huiswerkbegeleiding een heel andere impact krijgt dan in La Boca. Dat begint bij het inschatten wat iemand zou moeten kunnen op het gebied van tekenen, rekenen, schrijven en lezen. Op basis daarvan verzin ik opdrachten die daarop aansluiten. Er zit enorm veel niveauverschil tussen de kinderen, die niet alleen door een verschil in leeftijd veroorzaakt wordt. Zo is één bloedfanatiek meisje van negen jaar, dat nooit geleerd heeft om letters op een rij te schrijven – de basis die je nodig hebt om te leren schrijven. Dit haar aanleren blijkt lastig, maar ze gaat net zo lang door tot ze alle letters goed heeft staan. Elke keer gomt ze dingen uit, om daarna weer opnieuw te beginnen. Ondertussen stimuleer ik haar om door te gaan, net zo lang tot het goed is en ze trots zit te glunderen. Jammer genoeg blijken aan het einde van de les de sandaaltjes van het meisje gestolen te zijn door een ander kindje, waardoor ze uiteindelijk op blote voetjes naar huis terugloopt. Gelukkig mag ik met haar meelopen, zodat ik haar moeder uit kan leggen dat het niet haar fout is.
Op dat soort momenten krijg ik spontaan een inkijkje in het ‘gewone’ leven van de kinderen. Zo ben ik op een dag op zoek naar een springtouw – en loop daarom mee naar het huis van een van de meisjes die ik begeleid met huiswerk maken en buitenspelen. Haar moeder blijkt er als een soort zeug op bed te liggen, net als haar broer. Het huis is echt een zwijnestal; de televisie die (hoogstwaarschijnlijk de hele dag) aanstaat vormt het treurige centrum van de kamer. De ruimte voelt allesbehalve goed en ik voel me op de terugweg neerslachtig bij de gedachte dat dit is waar zij haar leven opgroeit.
allesbehalve luchtig
Net als met het meisje dat vorige keer mishandeld werd omdat ze een gat in haar jeans viel, besef ik ook nu weer dat er heel veel dingen gaande zijn zonder dat wij het zien. Dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Wij zijn hier heel even, om een soort verlichting te geven aan het leven van deze kinderen. De rest van de week kan het echter goed zijn dat zij dingen zien, horen en meemaken die een kind helemaal niet zouden mogen zien. De situatie lijkt op de momenten dat we er zijn heel veilig, vrolijk, lief en luchtig. Maar ondertussen is de situatie waarin deze kinderen opgroeien allesbehalve dat.
De laatste keer dat ik er ben voor mijn vertrek naar Nederland, neem ik een enorme collage mee, met foto’s die ik heb gemaakt op de keren dat ik hier geweest ben. De kinderen klimmen direct de bus in, om te zien wat ik in mijn handen heb. Initiatief om iets leuks te doen wordt hier enorm gewaardeerd, hoe klein het ook is. Een fotocollage is voor ons gewoon iets leuks, maar voor deze kinderen heel bijzonder. Zoveel foto´s hebben ze immers niet. Net als andere keren voelt het hier als thuiskomen, juist door al het enthousiasme van de kinderen. Mijn twee favoriete kinderen zijn er gelukkig ook. Ik heb tijdens de uren die ik er ben amper genoeg armen om iedereen die dat wil op te tillen en rond te zwaaien, een kus te geven, gewoon even te knuffelen of een hand te geven. Kinderen klampen zich soms echt aan je vast, alsof je de enige bent die hen aandacht geeft en lief is voor hen. Alsof je hun moeder bent, die hen verder nooit liefde geeft. Ik kan wel huilen.
keukencadeaus
Mijn werk bij de comedor in La Boca is gelukkig een stuk luchtiger – en daarme een mooie tegenhanger. In mijn laatste week besluit ik een van de keukendames mee te nemen naar een winkel in het microcentro die goedkope keukenspullen verkoopt. Ik heb een vast bedrag dat de keuken mag spenderen aan dingen die écht nodig zijn – en die ik de dagen erna dan ook regelmatig langs zie komen in de keuken. We lopen uiteindelijk de winkel uit met twee aardappelschilmesjes (zodat het schillen van honderd aardappels net iets sneller verloopt, zonder kans op een snee in je vinger), een knoflookpers (zodat niemands handen ooit meer zo hoeven te ruiken naar knoflook als dat de mijne deden twee weken terug), keukenmessen (zodat we überhaupt iets hebben om mee te snijden), vorken, messen en lepels (zodat iedereen kan eten met normaal bestek), herbruikbare plastic bekers (zodat er geen water meer hoeft te worden geserveerd in yoghurtbekertjes of afgeragde wegwerpbekertjes, die al tien keer herbruikt zijn), schoonmaakdoekjes (zodat de votjes die er nu liggen weg kunnen) en tupperware bakjes (zodat eten dat over is ook gewoon bewaard kan worden). Ik ben schijnbaar de enige vrijwilliger die ooit spullen voor de keuken heeft gekocht uit eigen zak; het voelt goed om op deze manier iets te kunnen bijdragen. Althans, dat denk ik wanneer ik de winkel uitloop met twee grote tassen.
Eenmaal bij de comedor, voelt het echter alsof het niet voldoende is en men er meer van had verwacht. De teleurstelling in de ogen van de mensen spreekt daarbij boekdelen. De dag erna krijg ik zelfs een kille ontvangst in de comedor. Ik heb voor Leonore een haarmassage-tool meegenomen (die ik voor een appel en een ei heb gekocht ergens), die ze echter niet wil accepteren. Sterker nog: ik krijg een grote snauw terug, waaruit ik opmaak dat ze mijn cadeautje niet kan aannemen en dat het slecht van mij is dat ik alleen voor haar iets koop. Dingen die ik koop moeten voor iedereen zijn, niet voor iemand in het bijzonder. Schijnbaar zijn er mensen zelfs boos op mij omdat ik spullen voor de keuken heb gekocht. Met haar 1,40 meter lengte en grijze knotje gaat ze tegen me tekeer alsof ik een leerling ben uit haar klas. Of nog erger, als een hond die moet worden opgevoed – en dus gestraft moet worden voor dingen die niet mogen. Met krasse taal en veel vingergebaren wijst ze me terecht, op zo’n brute manier dat ik er echt van schrik.
herrie in de keuken
Even later hoor ik dat mijn aankopen voor de keuken hebben geleid tot enorme conflicten tussen de twee verschillende keukenafdelingen in de comedor. De afdeling waar ik voor werk, kookt voor alle medewerkers en mensen die lid zijn. De andere keukenafdeling kookt eten dat verkocht wordt aan bedrijven in de omgeving. Ik heb hen niet gevraagd wat zij nodig hadden toen ik naar de winkel ging gisteren. In mijn idee was dat logisch: ik werk nu eenmaal op de andere afdeling. Had ik dan alle afdelingen van de comedor af moeten gaan voordat ik naar de winkel ging om spullen te kopen uit eigen zak? Je geeft in de normale wereld toch ook geen cadeus aan vreemden? Bovendien is de overgrote meerderheid van de spullen die ik gekocht heb voor algemeen gebruik, dus óók voor de mensen uit de commerciele keukenafdeling. Ik begrijp de onenigheid dan ook niet.
Blijkbaar is er bij beide afdelingen enorme behoefte aan bepaalde basis-dingen, die weliswaar niet van levensbelang zijn maar het leven wel een stuk gemakkelijker maken. Voor dit soort nice to haves wordt in de comedor nooit geld vrijgemaakt. Het betalen van de electriciteitsrekening is nu eenmaal net iets belangrijker dan de aanschaf van een aardappelschilmesje. Geen enkele medewerker heeft geld om dit soort zaken uit eigen zak te betalen – en dus is men gepikeerd als er uiteindelijk iemand langskoopt die cadeaus uitdeelt maar hun afdeling overslaat. In de westerse wereld is dit soort jaloezie iets voor kleine kinderen, aangezien we als volwassenen zelf dit soort (relatief kleine) dingen kunnen kopen als we dat echt nodig hebben. Hier ligt die situatie anders en het effect van mijn aankopen heb ik daarmee echt onderschat
solidariteit
Leonore is opeens weer de narrige en afstandelijke dame die ze de eerste vier uur was toen ik voor het eerst in de keuken kwam werken. Van de lieve, schattige, knuffelige en babbelige dame die ik ná die eerste vier uur gezien heb is niets meer over – terwijl ik notabene speciaal voor haar moeite heb gedaan om iets mee te nemen waar ze blij van zou worden. Het voelt als de omgekeerde wereld. Ik besef wel dat deze reactie waarschijnlijk niet uit haarzelf komt; er heeft waarschijnlijk vanmorgen iemand met een streng gezicht verteld dat ze geen persoonlijke kadootjes mag aannemen van vrijwilligers, om dit soort problemen te voorkomen.
Het positieve aan dit verhaal is dat het bevestigd dat mijn bijdrage nuttig is geweest voor de keuken; anders had men er niet zo´n probleem van gemaakt. De reactie is echter zo verwijtend en extreem dat de goede vibes die ik tot gister voelde in één klap weg zijn. Het voelt alsof ik iets heel vreselijks gedaan heb, terwijl ik notabene mijn aankoopplan nog heb voorgelegd aan de coordinator van de comedor. Die middag vindt er direct een bijeenkomst plaats om het hierover te hebben. Ik leg er mijn beweegredenen uit en vertrek daarna naar de keuken om mezelf nuttig te maken. Men houdt hier duidelijk van discussieren want de meeting gaat eindeloos door. Tegen de tijd dat de vergadering is afgelopen, moet er nog veel gebeuren om het eten gereed te hebben. Ik ben er echter wel klaar mee. Waarom ben ik hier eigenlijk nog als het toch niet gewaardeerd wordt? Ik ben moe en chagerijnig, heb koppijn en voel koorts opkomen. Ik houd mijn tranen binnen, maar kan eigenlijk wel janken.
latijns-amerikaans temperament
Wanneer ik de volgende dag binnen kom lopen, blijkt de comotie van de dag ervoor weer voorbij te zijn. Het conflict is uitgepraat, iedereen doet weer normaal en ik krijg een warm welkom. Zelfs Leonore doet weer lief en vertroetelt me waar ze kan. Het is apart om te zien hoe de stemming van mensen hier van dag tot dag verschilt. In Nederland heb je soms ook een slechte dag of juist een heel goede dag – maar de variatie daarbinnen lijkt minder groot dan hier. Het Latijns-Amerikaanse temperament roert haar staart. Wilma heeft vandaag haar vier dochters meegenomen, stuk voor stuk supermooie en lieve meiden. Het voelt goed te weten waar het geld dat ik Wilma heb gegeven voor het overgrote deel naartoe zal gaan. Ik maak die dag foto’s van iedereen, die ik vervolgens laat uitprinten en meegeef aan de mensen die op de foto staan. Het is een kleine moeite, maar wordt ontvangen als een reusachtig cadeau. Een foto van jezelf of van je dochters is hier echt iets bijzonders. Ik voel me daardoor net Sinterklaas – al houd ik angstvallig in de gaten dat ik hierbij niemand oversla en dus op de tenen trap.
Omdat de gemeente gisteren heeft aangekondigd dat er morgen in de hele wijk geen water of electriciteit beschikbaar is, is de comedor morgen gesloten. Aangezien dat mijn laatste dag zou zijn, is dit dus opeens mijn laatste dag. Ik ben mentaal eigenlijk nog helemaal niet klaar om weg te gaan; er is nog zoveel dat ik hier zou willen doen. Het afscheid dat ik krijg van de dames in de keuken is echter zó mooi, dat het een grote glimlach op mijn gezicht tovert. Ik krijg een extra dikke zoen en knuffel van Leonore en Wilma, precies zoals ik hoop en verwacht. Als ik uiteindelijk de deur uitloop, wordt er zelfs voor me geklapt. ´Esperamos!´ (we wachten op je) is wat ik hoor als ik wegloop. Kon ik morgen maar gewoon terugkomen.
de ‘gewone’ argentijn
Gelukkig is niet iedereen in BA zo arm als de mensen die ik ontmoet in Ciudad Oculta en La Boca. De gemiddelde Argentijn groeit dan ook waarschijnlijk met meer geld op dan dit. Door de onrustige economie stijgen de prijzen in Argentinië echter snel, terwijl de salarissen relatief laag liggen. Iets kan het ene jaar spotgoedkoop zijn en een paar jaar later relatief prijzig – zo ervaar ik zelf wanneer ik er in 2006 en 2008 ben. Omdat een taxi in 2008 echt niet meer te betalen is als primair transportmiddel, koop ik direct de eerte dag een fiets, waarmee ik de hele stad door cross. Dat heeft ook nog een bijkomend voordeel. Ik leer de stad namelijk heel goed kennen en weet na een maand bijna alle straten in het centrum van de stad uit mijn hoofd. Pas als je een stad continu op de fiets verkent voel je hoe overzichtelijk een stad is. Overigens moet je je fiets hier wel goed vastzettten; net als in Amsterdam worden fietsen hier aan de lopende band gestolen wanneer ze niet met een ketting vastliggen.
Geld verdienen in BA is een lastige opgave, wat je achtergrond ook is. Zo ligt het gemiddelde salaris in Buenos Aires zo’n vijf keer lager dan in Nederland, terwijl het prijsniveau maar drie keer zo laag is. De gemiddelde levenskwaliteit is hier dan ook een stuk minder florisant dan in Nederland. Je kunt immers veel minder doen van hetzelfde geld. Dat laatste is al jaren zo. Sinds de Argentijnse valuta in 2002 is losgekoppeld van de Amerikaanse dollar, is de inflatie in het land gigantisch. Leuke banen liggen er zeker niet voor het oprapen – ook al heb je een universitaire studie afgerond en ben je méér dan gekwalificeerd voor een baan. Best frustrerend voor locals die ik spreek en veelal onder hun niveau werken. Sterker nog: het is in deze stad waarin de economie continu heen en weer gaat niet makkelijk om überhaupt een baan te vinden en vast te houden. Het ontslagstelsel is er flexibel, als je een keer te laat bent word je zo ontslagen (zoals bij Analia het geval is). Kom je als afgestudeerd econoom de arbeidsmarkt op, dan kan het zomaar zijn dat je de eerste vijf jaar daarna als enqueteur de straat op moet of in een callcenter werkt. Mooie banen zijn hier bun bezaaid.
trotse porteños
Vraag je echter een gemiddelde local of die in een andere stad had willen wonen en het antwoord is steevast ‘nee’. De mensen houden van deze stad en willen er heel graag blijven – no matter what. Inwoners van Buenos Aires hebben overigens hun eigen naam: ze heten porteños (mannelijke locals) of porteñas (vrouwelijke versies). ‘Soy un porteño’ is een veelgehoorde opmerking. Het betekent zoveel als ‘Ik ben -en zal altijd- een inwoner van Buenos Aires zijn’. De mensen hier zijn trots en dat stralen ze uit. De meeste porteñas die ik zie en spreek hebben een echte liefde voor het leven – hoe laag hun inkomen ook is. Ook al verdienen ze weinig geld, ze spenderen het zoveel mogelijk aan lekker eten, gaan elke week naar de kapper en genieten van het leven. Helaas geldt dat niet voor de mensen die ik spreek in La Boca en Ciudad Oculta. Die zijn vooral bezig met overleven, in plaats van het vinden van de juiste kapper of een leuk restaurantje.

–
meer reisverhalen uit zuid-amerika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuid-Amerika? Lees dan deze verhalen:
aruba, curacao, sint maarten – dubbele nationaliteit
bolivia – dessert talk: fata morgana
bolivia, peru, e.a. – offline daten 2.0
brazilië – upside down: paragliden – poging II
colombia – falling out of love
colombia – grote schoonmaak bij de sjamaan
peru – dessert talk: groene oase
suriname, trinidad, venezuela – vliegtuig boycot
uruguay – het ibiza van zuid-amerika
venezuela – dessert talk: woestijnpicknick
venezuela, trinidad & tobago – rondvliegende kogels
–
reis je met me mee?
–