reisavontuur in india – 2005
Varanasi is pelgrimsoord nummer één in India. Dat wil zeggen: iedere zichzelf respecterende Hindoe moet zich eenmaal in zijn leven gewassen hebben in de Ganges bij Varanasi. Het is daarnaast de hoogste eer om hier te overlijden, het lichaam ritueel te verbranden en de as vervolgens in de Ganges te storten. Bij gebrek aan geld voor een rituele verbranding, worden er soms ook complete lijken in de Ganges gedumpt. Alles om uiteindelijk maar in het hiernamaals te komen. Dat betekent dat mensen hier baden en hun tanden poetsen tussen de lijken en miljoenen poepkolonies. Je moet het maar willen. En – met name mentaal – kunnen.
weg uit delhi
Ik heb een paar dagen eerder mijn vriend Arjan opgehaald van de luchthaven in Delhi, om de komende maand samen te reizen. Ik ben Delhi meer dan zat, maar kom er op miraculeuze wijze toch elke keer weer terug omdat dit nu eenmaal de verbindende hub is van heel Noord-India. We besluiten naar Noordoost-India te gaan, met als doel Darjeeling en Sikkim te bezoeken – een provincie in India waarvoor je een apart visum nodig hebt. Onderweg daar naartoe maken we een tussenstop in Matharan – de bakermat van de Krishna – en Varanasi.
Zo gezegd, zo gedaan. Na een dik etmaal uur in Matharan reizen we door naar Varanasi. We besluiten echter last minute om onderweg toch nog een extra stop te maken, in Agra. Daar zit immers de Taj Mahal, de nummer één toeristische attractie van India waar dagelijks duizenden mensen op af komen. An sich is dat reden genoeg om de Taj Mahal te willen overslaan; ik heb immers helemaal geen zin in meutes Japanners, Chinezen en Amerikanen. Maar nu we er letterlijk langskomen, voelt het oneerbiedig om geen stop te maken bij de mooiste tempel van India.
treinperikelen
We komen die dag bijtijds aan in Agra, maar het kost ons – zoals zo vaak in India – meer dan een uur om op het station kaartjes te kopen voor de trein naar Varanasi de dag erna. Eenmaal aan de beurt, krijgen we alsnog te horen dat er geen kaartjes meer zijn. Wie ooit bedacht heeft dat reizen met de trein in India van een leien dakje gaat, heeft het echt mis. De trein zit altijd vol en reserveren kost je iedere keer een halve dag. Ter compensatie regelen we een meer dan oké hostel, met uitzicht op de Taj. Weliswaar zonder warm water, maar wel met een normale douche. Heerlijk, even geen bucket shower waarbij je jezelf met emmers water schoon moet zien te krijgen.
We trakteren onszelf die avond op een lekkere kip tandoori – die overigens niets te maken heeft met het gelijknamige gerecht dat we van de Knorr wereldgerechten kennen. Een echte kip tandoori betekent simpelweg een (vaak redelijk uitgedroogd) kippetje dat gebraden is in een tandoori oven. De Knorr-variant lijkt eigenlijk veel meer op chicken massala; ik vrees dan ook dat de man die de kip tandoori bij Knorr geïntroduceerd heeft ergens de klok had horen luiden, maar niet wist waar de klepel hing. De eerste keer dat ik een kip tandoori bestel in India, geef ik het gerecht dan ook verbolgen terug aan de ober. Want waar is de saus en de rijst? De ober legt me vervolgens uit wat een kip tandoori echt is. Ik schaam me dood.
kip tandoori
De volgende morgen staan we vroeg op, om tijdens de zonsopgang bij de Taj Mahal te kunnen zijn – die gelukkig om de hoek ligt. Er is nog bijna niemand als we er aankomen, het is prachtig weer en de zon komt net op wanneer we komen aanlopen. De Taj blijkt magisch mooi en oprecht imponerend te zijn, zonder andere mensen die de weg en het zicht blokkeren. De tempel is voorzien van wit marmer en vele inscripties, die met de opkomende zon opgelicht worden als een spiegel. Wanneer we anderhalf uur later teruglopen naar de ingang, is het hele pad er naartoe bezaaid met groepen fotograferende Japanners en Amerikanen – waarmee de tempel haar magie totaal verloren heeft. Jammer, maar des te mooier dat we het gebouw óók gezien hebben in haar volle glorie.
Op weg naar Varanasi maken we nog één stop, bij Fatehpur Sikri – een stadje dichtbij Agra met een paar prachtige gebouwen, gebouwd om de bouwer van de Taj Mahal in te kunnen opsluiten. Die kon vervolgens vanuit zijn cel elke dag naar de Taj kijken, een bewuste poging om de arme man extra te kwellen. Helaas is er bij het bouwen van het stadje niet nagedacht over irrigatie; na de bouw blijkt er namelijk geen water aanwezig te zijn in de omgeving. En dus trekken de bewoners na de dood van de bouwer al snel weg uit het stadje, dat vervolgens verlaten achterblijft. Het ziet er echter nog altijd waanzinnig uit en omvat onder andere een paleis, waar de hindoestaanse, christelijke en islamitische vrouw van de bouwer woonden. Iedere vrouw had een eigen optrekje – al is dat van zijn hindoestaanse vrouw wel drie keer zo groot als dat van de andere twee echtgenotes.
cattle class
Op de terugweg naar Agra hebben we met de taxichauffeur afgesproken om vier winkels te bezoeken voor ieder minimaal een kwartier, zodat hij zijn commissie van vijftig Indiase roepies per winkel krijgt en wij een lagere ritprijs kunnen betalen aan hem. We spelen onze rol van rijke toerist en tonen oprechte interesse in gouden schalen, Perzische tapijten en sieraden van duizenden dollars – en vinden het nog leuk ook. Omdat we geen treinkaartje hebben kunnen kopen voor de trein naar Varanassi, besluiten we die avond te reizen in de laagste treinklasse, waar je niet voor hoeft te reserveren. In de volksmond heet deze klasse oneerbiedig de ‘cattle class’; in de praktijk betekent het dat je met heel veel andere mensen urenlang opgepropt zit op een klein houten bankje. Die ‘andere mensen’ hebben over het algemeen thuis geen douche en ruiken dus niet altijd even fris. Leuk is anders, maar als we dit niet doen, komen we niet weg uit Agra. Gewoon even tien uur onze neus dicht houden dus.
Eenmaal op het perron is er een aardige jongen, die ons vertelt dat we naar de ticket officer moeten gaan zodra de trein arriveert en aan hem moeten vragen of we het kaartje kunnen omwisselen. Zowaar lukt dat: we krijgen er fijne plaatsen in de sleeper class voor terug. Daar komt vervolgens een uur later de conducteur langs, die ons probeert af te zetten door een belachelijke prijs te vragen voor het nieuwe kaartje. Wanneer we die weigeren te betalen, loopt hij weg – om de rest van de reis niet meer terug te komen. En dus reizen we op ons oude cattle class-kaartje naar Varanasi toe, waar we ‘s morgens aankomen.
smerige werkelijkheid
In mijn gedachten stel ik het pelgrimsoord voor als een super romantische stad, waar iedereen bezig is met spiritualiteit en het leiden van een waardig en religieus bestaan. De waarheid blijkt minder rooskleurig. Zo is Varanasi de smerigste stad die ik in de afgelopen maanden gezien heb. Alle smalle steegjes liggen er vol met koeienstront; de stad is daarnaast zwaar vervuild door de miljoenen auto’s die er rondrijden. Het is er bovendien zó druk op de weg, dat al het verkeer de hele dag vaststaat en je er niet kunt lopen zonder aangereden te worden door een auto of riksja. Voetpaden kent de stad blijkbaar niet.
Het duurt dan ook eeuwen voordat we bij ons hostel zijn. Eenmaal daar, blijkt dat we naar een copy cat zijn gereden. Dat wil zeggen: we staan voor een ander hostel met dezelfde naam, dat probeert mee te liften op het succes van het originele hostel waar we eigenlijk naartoe wilden. Dit is helaas een veelvoorkomend probleem bij reizen door India. Het is er echt een zooitje – en dus willen we weg. De chauffeur brengt ons naar een ander hostel, waar hij zoals altijd commissie voor krijgt. Eigenlijk willen we daarna nog verder kijken, maar de grote weg blijkt gebarricadeerd te zijn met voertuigen – en dus kiezen we eieren voor ons geld en accepteren de kamer die we toegewezen krijgen.
allesbehalve sereen
De serene rust die ik had verwacht in Varanasi – iets waar ik diep in mijn hart enorme behoefte aan heb – blijft helaas uit. Ik besef al snel dat deze stad met miljoenen mensen en dito voertuigen mij die rust ook niet gaat geven. Heel even ben ik helemaal klaar met India. Met de stank, de auto’s, de te grote hoeveelheid mensen, de uitlaatgassen, het lawaai, het getoeter, de opstoppingen en de eeuwige files. Om nog niet te spreken van de frustraties, de stress, de miscommunicatie en de mensen die je een loer proberen te draaien. Iedereen heeft dit gevoel waarschijnlijk weleens in India. Ik heb het nu, na anderhalve maand reizen in het land. Ik heb zin om te ontspannen in een bergdorpje in de Himalaya, niet hierin. Wanneer ik eenmaal gegeten heb, voel ik mijn frustraties langzaamaan wegebben. Honger maakt niet het beste gevoel in mij los, zo blijkt maar weer.
Het is duidelijk tijd om iets leuks te doen: het maken van een bootritje naar de ghats, de trappen die naar de oevers van de Ganges leiden. We staan die nacht om vijf uur op en zitten rond zonsopkomst al op het water. Het uitzicht is idyllisch, zeker rond zonsopkomst. Tegelijkertijd voelt het een tikkeltje luguber om de verbranding van lijken gade te slaan vanaf het water. Vanaf ons bootje hebben we goed zicht op de ghats, waar de rituele verbrandingen de hele dag door plaatsvinden. Ze zijn heftig om te zien en ruiken. Verbrande lijken blijken een penetrante geur te genereren. Gelukkig zien we geen concrete lichamen liggen of drijven. We zien weliswaar vanaf een afstand voeten uit een brandstapel steken, maar varen gelukkig niet tegen lijken op met ons bootje – waar we voor gewaarschuwd zijn.
tanden poetsen in de ganges
Wel worden we overstelpt met Indiase pelgrims die zich met verve in het über vieze water van de Ganges storten. Ze houden het daarbij niet alleen bij baden, maar poetsen ook hun tanden en gaan zelfs kopje onder. Ik lees die ochtend dat de hoeveelheid bacteriën in het water hier honderd miljoen keer hoger ligt dan de toegestane hoeveelheid in het Nederlandse drinkwater. In elke druppel water van de Ganges in de buurt van Varanasi zitten poepsporen van ruim duizend mensen. Ter vergelijk: in Nederland zijn dat er dertig. Tegelijkertijd is het extreme aantal bacteriën in het water niet verbazingwekkend, als je bedenkt dat het riool naast de ghats loopt en het rioolwater direct in de Ganges geloosd wordt. Ik vind het hoe dan ook een weerzinwekkende gedachte dat mensen met dit water hun tanden poetsen.
Af en toe zien we in het water een verdwaalde reiziger, die duidelijk niet van deze informatie op de hoogte is – en waarschijnlijk een dag later met dikke buikkrampen op bed ligt. De Indiase locals kunnen gelukkig wel wat hebben; de reguliere hygiëne in India is nu eenmaal niet te vergelijken met die in het westen. Ik hoop met heel mijn hart dat de westerlingen die uit respect voor de Indiase traditie tóch hun tanden poetsen in de Ganges, bovenstaande feiten nooit te horen krijgen. Anders krijgen ze ongetwijfeld met terugwerkende kracht buikkrampen van die gedachte. Ik wens hen hoe dan ook een mooie dag en veel sterkte. Namaste.
–
meer reisverhalen in zuid-azië
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuid-Azië? Lees dan de volgende verhalen:
bangladesh – beroemd zijn is vreselijk
bangladesh, china, indonesië, india – fast fashion victim
bhutan – bruto nationaal geluk
bhutan, india, china, indonesie, mexico – springlevende doden
india – dessert talk: stargazen
india – indian style wintersport
india – op bezoek bij de dalai lama
india – upside down: paragliden – poging I
india – wat je niet ziet, is er niet
sri lanka, india e.a. – visaperikelen
–
reis je met me mee?
–