reisavontuur in vietnam – 2001
Vietnam is een land waar het toerisme verantwoordelijk is voor een steeds groter percentage van het bruto nationaal product. Dat laatste voel je op veel plekken in het land al wanneer ik er anno 2001 rondreis. Zo laat iedere toerist in het plaatsje Hoian kleding maken – en dus is dat heerlijke stadje volledig in de ban van westerse toeristen. Het meer zuidelijke kustplaatsje Natragh is zó verwesterd, dat je er zo ongeveer geen Vietnamees meer ziet. Toeristenbusjes brengen je in heel Vietnam van A naar B; je hoeft er dus nooit te zweten in een lokale chicken bus – zoals in Latijns-Amerika nog heel gewoon is. Veel plekken in Vietnam hebben een deel van hun eigen identiteit al verloren in het massatoerisme. Een mooie uitzondering daarop vormt de noordelijke bergregio rondom Sapa en Bac Ha. Locals lijken er hun authentieke leefwijze nog in grote mate behouden te hebben op het moment dat ik er ben in 2001. De vraag is wel voor hoe lang.
op naar het noorden
Het is gelukkig niet alleen de noordelijke bergregio die haar oude tradities behouden heeft. Dat geldt ook voor de Vietnamese hoofdstad Hanoi, waar je in de oude stad heerlijk ontspannen kunt rondstruinen in straatjes waar authentieke ambachtslieden al eeuwenlang hun werk uitvoeren. In elk straatje staat een ander ambacht centraal. Of je nou op zoek bent naar een smit, een grafzerk, een rieten mand of een dame om je hand te lezen: in Hanoi weet je precies waar je voor wat moet zijn. Het geheel voelt authentiek aan. Gelukkig maar, want anders zou het voelen als een heel slechte tourist trap.
Na een paar dagen in Hanoi, neem ik samen met mijn vriendin Femke de bus naar het noorden. We rijden in veertien uur zo’n driehonderdvijftig kilometer, richting het bergdorp Sapa. Van de veertien uur in de bus slaap ik er elf – met mijn hoofd bungelend naast de stoel. Diverse mensen proberen me tijdens de busreis wakker te maken, aangezien ze het nek-technisch een niet helemaal verantwoorde slaappositie vinden. Ik merk er echter niets van en slaap gewoon door. Blijkbaar ben ik écht heel moe van de dagen ervoor.
overbeladen scooters
Door de slechte wegen én het feit dat men tracht daar iets aan te verbeteren, duurt de busrit naar Sapa drie uur langer dan gepland. Tijdens de reis ben ik gefascineerd door de ontelbare overbeladen scooters die wij, maar ook ons passeren. Dat is geen toeval, want bijna 95 procent van de geregistreerde voertuigen in Vietnam betreft een motorfiets of scooter. Auto’s zijn in Vietnam relatief duur, net als het gebruik ervan. Niet zo gek dus dat vrijwel ieder huishouden een brommer heeft.
Overigens is dit aantal na mijn bezoek aan Vietnam nog veel verder gestegen. Sterker nog: er zijn in Vietnam anno 2017 maar liefst 37 miljoen brommers en iedere dag komen er zo’n 9.000 nieuwe motorfietsen op de weg bij. Het wegennet is echter duidelijk achtergebleven bij de bevolkingsgroei en het stijgende aantal voertuigen op straat, wat leidt tot megadrukke wegen en enorme files – zelfs tijdens niet-piekuren. Fietsers en motorrijders rijden (daardoor) op trottoirs, die eigenlijk bedoeld zijn voor voetgangers. De brommers zorgen al lange tijd voor veel verkeersproblemen en een epidemisch hoog aantal verkeersdoden, inmiddels zo’n zestienduizend per jaar. Zo erg is de situatie anno 2001 nog niet. Maar lastig manoevreren is het wel op de weg, met zoveel andere weggebruikers die heen en weer over de rijbaan schieten. Soms zitten er wel negen familieleden tegelijk op – een ongelooflijke prestatie gezien de omvang van de scooters.
inefficiëntie
In 2001 werd een wet ingevoerd waarbij het dragen van een helm verplicht werd voor alle motorrijders op specifieke wegen, zoals nationale snelwegen. Op de meeste wegen waar wij rijden is een helm echter nog niet verplicht – en dus zie je die ook bijna niet. In 2007 is die wet aangepast; sindsdien is het verplicht maakte voor alle motorrijders om een helm op alle wegen te dragen. In handhaving van die wet is men echter nooit echt goed geweest. Veel locals rijden dan ook nog altijd zonder helm. Een ander probleem is de kwaliteit van helmen die worden gebruikt door motorrijders. De meeste helmen zijn er gemaakt van goedkoop kunststof, dat niet voldoende bescherming biedt. De brei van elkaar inhalende, volbeladen brommers ziet er levensgevaarlijk uit.
Maar we overleven de veertien uur durende reis – en willen tegen de tijd dat we in Sapa arriveren nog maar één ding: eten! Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. De hele bus komt op hetzelfde moment binnenvallen bij het enige restaurant dat Sapa rijk is en dat restaurant heeft precies één kooktoestel met drie pitjes om alle klanten van eten te voorzien. Heel efficiënt gaat het er bovendien niet aan toe in de keuken. Daarmee is het eigenlijk een klein wonder dat we na ruim een uur wachten al een bord rijst voor onze neus hebben. De volgende morgen ondergaan we hetzelfde proces bij het ontbijt. We krijgen eerst drie keer het verkeerde gerecht voorgeschoteld en wachten vervolgens nog drie kwartier voordat we een (blauwgekookt) ei op ons bord hebben. Authenticiteit en efficiëntie gaan niet altijd goed samen. Je kunt het de locals echter moeilijk kwalijk nemen. Ze zijn simpelweg niet gewend om heel snel te cateren voor grote groepen toeristen en komen daarin ook totaal niet tot hun recht.
blauw-groene handen
Wanneer we even later te voet de prachtige natuur in en rondom Sapa verkennen, blijkt dat men in het dorp nog bijna net zo leeft als een aantal decennia terug. Sapa’s inwoners, leden van de etnische Hmong bevolking, zijn te herkennen aan de donkerblauwe kleding die zij standaard dragen.De Hmong is een van de weinige samenlevingen in het land die het grootste deel van haar kleding ook zelf maakt. Hennep wordt vaak gebruikt om de kleding te produceren; veel van de ontwerpen zijn voorzien van fijn borduurwerk en gedetailleerde patronen.
Het geheim achter de opvallend diepe blauwe tinten van veel kledingstukken is het gebruik van de indigo-plant. Kleurstof wordt geëxtraheerd uit de bladeren van de plant. Deze kleurstof wordt vervolgens gefermenteerd om er een blauw poeder van te maken, dat onoplosbaar is in water. Blauwe kleurstoffen waren ooit zeldzaam, maar dankzij dit proces niet meer. Om de mooie diepe kleur te behouden, wordt de kleding standaard gewassen in een ton met blauwe verf. Daardoor zijn de vrouwelijke inwoners niet alleen te herkennen aan de blauwe kleding die ze dragen, maar ook aan hun blauw-groene handen.
brandwonden
Sommige Hmong houden er aparte tradities op na. Zo heeft de zwarte Hmong-bevolking een merkwaardige remedie om pijn te verlichten. Daartoe wordt een koeien- of ossenhoorn verwarmd en gebruikt om de huid op het voorhoofd van de patiënt te verbranden. Doel daarvan is dat alle gedachten wegleiden van de ziekte, doordat deze gericht worden op de accute, verschroeiende pijn in het hoofd. Het zijn de overblijfselen van deze brandwonden die de Hmong-bevolking de kenmerkende rode vlekken op hun voorhoofd geven. Daarnaast zijn veel vrouwen in Sapa te herkennen aan hun enorm uitgerekte oorlellen. Die zijn het gevolg van de enorme hoeveelheid oorringen die ze dragen.
Voor veel van de etnische minderheden in Sapa en de omliggende gebieden is het Vietnamees niet hun moedertaal. Ze communiceren liever met hun eigen talen en dialecten, inclusief de ‘Sapa-taal’ -vermoedelijk een naaste verwant van de zuidwestelijke Thaise talen. Het is slechts een van de vele inheemse talen die in verschillende regio’s in Vietnam te vinden zijn.
warm versus koud
De Hmong leven hier al heel lang. Rotstekeningen die de oorspronkelijke bewoners achterlieten dateren uit de tijd van Columbus, in de vijfiende eeuw. De beslissing om Sapa voor de buitenwereld te openen, dateert echter pas uit 1993. Geen wonder dat het anno 2001 dus nog zo authentiek aanvoelt: het gebied is pas acht jaar geopend voor het grotere publiek – en dus nog totaal niet verpest door massatoerisme. Zelfs de markt van Sapa -die op dat moment maar één dag per week open is en zich vooral richt op andere locals- voelt nog authentiek aan. Anno 2017 is de markt schijnbaar zeven dagen per week open en een echte publiekstrekker – het directe bewijs dat elk volk toch langzaamaan verandert door grootschalig toerisme.
Die middag maken we een trekking in een ander plaatsje, dat vijf kilometer verderop ligt, genaamd Lai Cai. Grappig genoeg is Sapa de koudste en Lai Cai de warmste plaats in Vietnam, simpelweg omdat de bergkam van Sapa op de noordhelling ligt en die van Lai Cai op de zuidhelling. Lai Cai is dan ook niet alleen minder toeristisch dan Sapa, maar ook warmer en minder mistig. Dat laatste is overigens geen toeval: in Sapa is het gemiddeld genomen zo’n 160 dagen per jaar mistig – bijna de helft van het jaar dus. Het voelt dan ook fijn om daar even uit te stappen en de warmte van de zon te absorberen.
de harde realiteit
Ondertussen hebben we contact met een jongetje dat kaarten verkoopt op straat – zoals zovelen hier doen. Hij is vijftien jaar en woont al twee jaar op zichzelf. Hij is enorm pienter, maar heeft niet voldoende geld om te gaan studeren – en dus verkoopt hij kaarten op straat om zijn geld te verdienen. Om te weten wat voor kaarten hij precies verkoopt, is hij zelf eerst naar Zuid Vietnam gegaan. Maar eigenlijk doet hij werk dat ver beneden zijn niveau ligt, wat hem erg ongelukkig maakt. Hij accepteert echter geen geld van ons, omdat hij zich dan een bedelaar voelt. Verder dan hem op sleeptouw nemen en daarbij tips geven hoe hij zijn droom uit kan laten komen, onder het genot van een paar Fanta’s, kunnen we dan ook niet gaan. Hopelijk gaat het hem lukken om het te maken in Vietnam. Zelfs om in het toerisme te werken schijn je echter een diploma nodig te hebben – en daar heeft hij geen geld voor. Heel frustrerend. Ik besef me opeens weer hoe goed we het hebben in Nederland, waar iedereen kan studeren die dat in zich heeft.
Hij is de eerste Vietnamees die ik er oprecht ongelukkig uit vindt zien – wat dan wel weer een positief signaal is voor de rest van de Vietnamese bevolking. Het doet me weer eens beseffen dat geld uiteindelijk niet bepalend is voor het geluk van veel mensen. In Nederland hebben we het op veel vlakken zó goed en zijn er desondanks zoveel mensen met een depressie. Hier lijkt bijna iedereen vrolijk en (minstens zo belangrijk) vrede te hebben met het feit dat het leven is wat het is – en dus niet altijd evenveel perspectief biedt.
trouwen op je dertiende
Een dag later integreren we met een Vietnamees meisje, dat op haar dertiende getrouwd is en inmiddels (vijf jaar later) al twee kindjes heeft. Overigens is zij geen uitzondering in Vietnam: veel meisjes trouwen in hun tienerjaren, veelal tussen hun vijftiende en achttiende levensjaar. Dit meisje is er met haar dertiende wel slechts ietwat vroeg bij. Hoewel de officiële minimumleeftijd om te trouwen achttien jaar is voor meisjes (en twintig voor jongens), trouwt in de afgelegen gebieden bijna de helft van alle meisjes voor hun achttiende. Sterker nog: de gemiddelde leeftijd van Vietnamese meisjes bij etnische minderheden wanneer zij gaan trouwen is vijftien. Dit meisje is er met dertien jaar dus vroeg bij, maar dat is zeker niet uitzonderlijk.
Haar man is overigens niet haar eerste vriendje: ze heeft met meerdere jongens verkering gehad voordat ze besloot om te trouwen. Gelukkig maar. Haar man is volgens eigen zeggen ‘wel aardig’. Hij is op het moment dat we haar spreken thuis, met de jongste van drie maanden. De oudste is 1,5 jaar wordt op haar rug de hele avond meegedragen. Ze verkoopt kettingen, ringen en oorbellen aan toeristen, net als alle andere meiden die hier rondlopen. Uiteraard verkoopt iedereen exact hetzelfde. Wat dat betreft valt er nog wel wat winst te behalen als iedereen een ander product zou verkopen. Dat proberen we haar (maar ook de jongen van vanmiddag) dan ook duidelijk te maken: je moet iets verkopen dat uniek is en dat de rest dus juist níet verkoopt.
liefdesmarkt
De locals zijn zich intussen aan het opmaken voor de Liefdesmarkt, die hier iedere zondag plaats vindt. Op die dag gaan vrijgezelle Vietnamezen de straat op, op zoek naar een geschikte partner. Een soort veredelde vleesmarkt dus. Vindt een jongen een meisje leuk en is dit wederzijds (en zegt het meisje dat ook expliciet), dan begint iedereen te klappen. De twee hebben vanaf dat moment officieel verkering en lopen samen van de markt weg om ergens anders verder te kletsen. Echt veel stellen willen er deze avond echter niet ontstaan – en dus gaan we na een paar uur koukleumen lekker naar bed toe.
De volgende morgen nemen we de bus naar Bac Ha, een bergdorp dat vijftig kilometer verderop ligt. Het kost ruim vijf uur om er te komen – en dus leggen we maar tien kilometer per uur af. Je kunt maar beter niet al te ambitieus zijn in je reisplannen wanneer je hier naartoe gaat. Die middag gaan we de bergen in voor een trekking. Hoe dicht Sapa en Bac Ha ook bij elkaar liggen, beide plekken voelen totaal anders. Zo is niet alleen de vegetatie anders, maar ook de kleur van de grond en het uiterlijk van de locals die er wonen. Zo maken de ietwat sombere, donkerblauwe outfits die men in Sapa draagt plaats voor enorm kleurrijke kleding die men hier in Bac Ha aan heeft. Terug in het dorp, schalt een Vietnamese stem uit de luidsprekers die overal in het dorp op straat hangen. Schijnbaar verkondigt de stem (de communistische versie van) het nieuws van de dag. Het één van de weinige zichtbare overblijfselen van het communisme en een traditie die klokslag zes uur ’s avonds in elk dorp in Vietnam terug te vinden is.
traditioneel is niet altijd fijn
De volgende dag gaan we op zoek naar de markt, om er fruit te kopen. Het blijkt echter een veemarkt te zijn, waar niet alleen varkens, koeien en kippen verkocht worden voor de slacht, maar ook kleine biggetjes en puppies. Alle dieren weten dondersgoed wat er met hen staat te gebeuren. De puppies piepen of zitten apathisch met hun staartje tussen de benen; de varkens en biggetjes gillen het juist uit van frustratie. Het lijkt de Vietnamezen zelf niet te deren: twee meter verderop zitten ze lekker te eten. Ook dit is blijkbaar traditie – ook al zal ik aan dit soort straatbeelden nooit kunnen wennen. Hypocriet, ik weet het: in Nederland gebeuren ook de meest vreselijke dingen met veedieren. Maar het voelt heftig om te zien hoe respectloos er met de dieren wordt omgegaan. Sommige tradities mogen wat mij betreft heel snel verdwijnen. Hoe authentiek ze ook zijn.
–
meer reisverhalen in zuidoost-azië
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuidoost-Azië? Lees dan de volgende verhalen:
brunei – krokodillen in de achtertuin
cambodja – huilen zonder tranen
indonesië – klaar voor eruptie
indonesië e.a. – fast fashion victim
indonesië, e.a. – springlevende doden
indonesië & dominicaanse republiek – vergeten oorlog
maleisië & cuba – een beetje dom
maleisië & indonesië – plastic fantastic (of toch niet)
maleisië e.a. – risky business
singapore & maleisië – noodlottige grensovergang
singapore, bali e.a. – rugzak vol luiers
thailand – magische paddenstoelen
thailand – met de nek aankijken
vietnam – authentiek dierenleed
vietnam – same same, but different
vietnam e.a. – offline daten 2.0
–
reis je met me mee?
–