reisavontuur in o.a. singapore & bali – 2011
Zolang ik me kan herinneren, besteed ik al mijn vrije tijd aan reizen. Zodra ik weg kon, ging ik weg. Vaak zo lang en ver mogelijk. Dat reizen deed ik de eerste dertien jaar veelal alleen en het laatste decennium met mijn vriend Kris bij. De laatste jaren backpacken we echter met zoon Zev erbij. De eerste keer dat we op reis gaan met hem erbij, is hij negen maanden oud. Iedereen vertelt ons van tevoren dat we het jaar erop waarschijnlijk gewoon naar een camping in Frankrijk gaan, in plaats van rond te reizen door Japan, China en Bali. Het loopt gelukkig anders. Maar backpacken met een baby is hoe dan ook anders dan alleen of met zijn tweeën, dat is zeker. Al is het maar vanwege alle extra zooi die je daarmee meesleept.
magnetron op het vliegveld
Onze eerste bestemming op deze (toch wel spannende en op zijn minst heel andersoortige) rondreis is Japan. Om daar te komen, hebben we eerst een overstap én extra dag in Singapore. Onze vlucht daar naartoe verloopt beter dan ooit. Op Schiphol worden we direct begeleid naar de speciale plekken voor ouders en kleine kinderen, waarvan ik het bestaan niet eens kende – en waarschijnlijk ook nooit had leren kennen als ik niet met een baby op Schiphol had rond gesjokt. Kindjes kunnen er worden gevoed, verschoond en te slapen gelegd. Flesjes en hapjes kunnen er in een magnetron worden opgewarmd. Mocht je ooit met een magnetronmaaltijd in je tas de douane doorkomen, dan weet je volgende keer waar je naartoe moet om je maaltijd op te warmen. Wat een luxe.
Nog voordat we het vliegtuig instappen, is Zev al onder zeil. Met dank aan de homeopathische valeriaandruppels, die je kind net iets rustiger maken dan normaal. Of het door de druppels komt of door de indrukken op Schiphol weet ik niet, maar slapen doet hij. Zelfs tijdens het opstijgen en nadat we al negen uur lang in het vliegtuig zitten. We hebben gelukkig goede plekken gekregen in het vliegtuig, met extra veel beenruimte – lees: meer plek om alle zooi neer te zetten, die je als nieuwbakken ouder automatisch met je meezeult – en een wiegje dat je vast kunt klikken aan de wand. We komen er later achter dat dit standaard gebeurt wanneer je reist met een klein kind. Omdat er vaak meerdere kleine kinderen in hetzelfde vliegtuig zitten, kan het wel zijn dat je achter het net vist – en alsnog opgevouwen met zijn drieën op twee stoelen terecht komt.
overnachten in de badkamer
Zev blijkt helaas net te groot te zijn voor zo’n wiegje, waardoor we hem zelf op schoot moeten houden. Het vliegtuig is echter niet volgeboekt – en dus zijn wij de eersten die er een extra stoel bij krijgen. Bovendien hebben we een fantastische stewardess aan boord, die regelmatig water pakt of flesjes opwarmt voor ons. Eenmaal in Singapore is het nacht – en dus nog meer bedtijd voor Zev. Bij gebrek aan ruimte leggen we hem te slapen in de badkamer. Dat doet hij in een soort uitklapbaar bedtentje, met daarin een matrasje en een klamboe. In opgevouwen toestand past het prima in onze rugzak, waarmee het voor onze reis de perfecte slaapoplossing is. Eenmaal in zijn bedtentje valt Zev al snel in diepe slaap – ook al is dat naast de inloopdouche. Lucky us.
Een goed begin is gelukkig het halve werk. Afgaand op dit begin, gaat dit een topreis worden – against all odds. Als we op de mening van anderen hadden moeten afgaan, waren we namelijk niet verder gekomen dan Zuid Frankrijk of (als je het echt stretcht) Spanje. Iedereen die we spreken wenst ons dan ook heel veel succes en sterkte met onze reis. Uiteraard zijn ze wel benieuwd naar onze verhalen – leedvermaak is immers een sterke emotie. Ik ben dan ook vastberaden om het tegendeel te bewijzen. Niet alle clichés zijn waar en backpacken met een baby is ongetwijfeld echt geen hel. Hoop ik.
één rugzak babyspullen
Ik heb gelukkig wel goed nagedacht voordat we met zijn drieën naar Azië vertrokken. En dus heb ik alle hotels waar we slapen van tevoren geboekt – in tegenstelling tot bij al mijn eerdere reizen, waarbij ik op de bonnefooi reisde. Er is immers niets ergers dan ergens arriveren met een baby en niet gelijk ergens terecht kunnen. Dat laatste hebben we gelukkig goed ingeschat. Ook al voelen we echt wel af en toe de behoefte om korter of (vooral) langer te blijven op een plek, het is tegelijkertijd goed dat de volgende bestemming al geboekt is en op ons wacht. Daarmee is de drempel om te gaan laag en de voorpret om naar de volgende bestemming te gaan altijd sterker dan de wil om te blijven. Bovendien hoeven we nooit te zoeken naar een nieuwe slaapplek. Er is met een kind immers al genoeg om over na te denken.
Van de twee rugzakken die we op onze rug dragen, is er één bestemd voor Zev. Die zit niet alleen volgestouwd met luiers en natte doekjes, maar ook met potjes Olvarit en poedermelk. Goede luiers zijn immers heilig (want lekken niet door). Hetzelfde geldt voor de juiste voeding wanneer je een hongerig en huilend kind op je schoot hebt, terwijl je op dat moment niet in de buurt bent van een winkel of restaurant. Het laatste basic essential dat in de rugzak past (naast wat kleding en speelgoed) is het reeds vermelde bedtentje, Zev’s onderkomen voor de komende weken. Waar we ook gaan, Zev slaapt elke nacht in hetzelfde bedje. Ik durf te stellen dat Zev’s vaste slaapplek één van de redenen is waarom Zev er geen problemen mee heeft dat we onszelf zo vaak verplaatsen. Voor zijn gevoel verandert er namelijk niets: zijn knuffel en leesboekje zijn iedere nacht hetzelfde, net als (de geur van) zijn beddengoed. In zijn afgesloten tentje voelt hij zich bovendien veilig en kan hij niet gebeten of afgeleid worden door insecten.
basic essentials
Hoe gek het ook klinkt: deze rugzak met luiers, eten en een vast bedje geeft ons de vrijheid om te gaan en staan waar we willen. Bijna net zo essentieel is de makkelijk opvouwbare buggy, die we overal binnen een paar seconden in en uit elkaar kunnen klappen. Deze gaat overal mee naartoe en kan zelfs tot de gate meegenomen worden. Reizen met een baby is helemaal niet moeilijk, mits je de basic essentials bij de hand hebt. Althans, zo voelt het na de eerste dagen reizen.
Een groot voordeel van jezelf regelmatig verplaatsen op vakantie is dat je anderen nooit lang tot last bent. Heeft je baby een slechte nacht en kunnen alle mede-hotelgasten daarvan ‘meegenieten’, dan check je de volgende dag met een gerust hart uit zonder eindeloos verontschuldigende blikken te hoeven geven aan je medegasten. Want eerlijk is eerlijk: met een baby erbij heb je heus wel af en toe een momentje van twijfel. Hadden we niet toch beter in Europa kunnen blijven? Gelukkig besef ik dan dat Zev in Europa net zo hard had gehuild – tenzij dat huilen komt doordat het voor zijn gevoel dag is in plaats van nacht.
baby jetlag
En dat is precies waar Zev last van heeft in Japan op onze tweede nacht: een jetlag. Hij heeft weliswaar overdag in de wandelwagen urenlang liggen slapen – net zoals in Nederland het geval zou zijn geweest. ‘s Avonds en ‘s nachts heeft hij echter totaal geen zin om te slapen. Nou zitten we op dat moment in een hotelkamer ter grootte van een postzegel, met muren van papier – zoals bij zoveel hotels in Japan het geval is, aangezien ruimte kostbaar is en van goede isolatie veelal geen sprake is. Hadden we die eerste nachten een vrijstaand appartementje geboekt, dan hadden we er niemand mee lastig gevallen. Maar dat is helaas niet het geval.
En dus kunnen onze buren die nacht meegenieten van de jetlag van Zev, ook al proberen we hem bij elke huilbui zo snel mogelijk te sussen en lopen we om half twee ‘s nachts buiten rondjes met de wandelwagen. Zev’s slapeloze nacht wordt ons de volgende morgen niet in dank afgenomen door de andere gasten, zo merken we bij het ontbijt. We doen maar net alsof we de geïrriteerde blikken niet zien en checken daarna snel uit. Op naar een nieuwe plek met hopelijk iets dikkere muren, waar niemand ons kent en Zev over zijn jetlag heen is (en wél besluit te gaan slapen).
onhandige situaties
Onhandige situaties met uit eten gaan hebben we helaas ook nu we met een baby op reis zijn. Zo ook in Kyoto, op onze eerste avond in Japan. Ondanks onze jetlag slepen we onszelf naar Gijon, de wijk van de geisha’s, om daar iets leuks te vinden om te eten. Met ruim honderd restaurantjes in een steegje lijkt dat geen lastige opgave. Het is echter ‘al’ negen uur ’s avonds – en ‘dus’ is alles (blijkbaar) dicht. Na veel zoeken, vinden we gelukkig wat plekken die open zijn. Elke keer is er echter wel iets waardoor Zev’s wandelwagen niet mee naar binnen kan of mag. Gelukkig vinden we uiteindelijk een leuk tentje dat plek heeft, groot genoeg is én geen moeite heeft met een baby erbij – zeker niet wanneer die ligt te slapen, zoals Zev op dat moment. We zijn als een kind zo blij. En zij ook met ons – totdat ze de buggy zien die naar boven gesjouwd moet worden.
Eenmaal aan de wijn en salade met avocado & garnalen zijn we dat gelukkig weer vergeten. Eindelijk even een momentje samen, om lekker te eten en te vieren dat we er zijn! Helaas wordt Zev precies op dat moment wakker; na een paar minuten rondkijken heeft hij het helemaal gehad. Zo jammer. We weten niet hoe snel we ons eten en wijntje achterover moeten gooien, want een huilende baby zorgt toch al snel voor een behoorlijk opgelaten gevoel.
sushi versus olvarit
Behalve dit soort onhandigheden valt onze reis de eerste dagen alleszins mee. We nemen na een paar dagen de supersnelle maglevtrein van Kyoto naar Tokio; zoals beloofd zijn we er binnen 2,5 uur. Het kost wat – met ruim honderd euro voor een enkele reis is de maglevtrein niet goedkoop – maar dan heb je ook wat. Zev slaapt ondertussen in zijn bedtentje achter onze stoel, waar een open ruimte zit. Wachtend op de bus naar Mount Fuji lunchen we zoals de Japanners dat ook doen: staand in een ongezellig sushitentje. Je bestelt er je sushi aan de bar, waarna die vers gemaakt wordt achter de bar en ter plekke staand opgegeten wordt. De Italiaanse barista en de Nederlandse cocktailshaker is hier een sushimaker.
Zev kijkt met grote ogen toe, maar sushi eten is (nog) echt niet zijn ding. Bovendien voelt het na de recente kernramp in Fukushima toch een beetje eng om een baby verse vis te geven hier in Japan. Wie weet waar die vis precies gezwommen heeft en wat hij heeft gegeten? Ik ben dan ook meer dan blij met mijn meegezeulde potjes Olvarit. Daarvan weet ik in ieder geval precies wat er wel en niet in zit. Ook al valt de busreis naar Mount Fuji uiteindelijk tegen, Zev vindt het er prima. Wat hij ook voorgeschoteld krijgt qua indrukken: hij is er content mee. Alle mensen die hem aandacht geven vindt hij fantastisch. Hij voert een show op voor iedereen die geïnteresseerd is en lacht erbij alsof hij de hele dag niets anders doet dan dat.
hulpvaardige locals
Die nacht slaapt hij tegen de tijd dat wij ook naar bed gaan – wat wil zeggen dat zijn bioritme langzaam maar zeker opschuift in de goede richting en hij elke nacht een paar uur uurtjes eerder in slaap valt. Tegen de tijd dat we terug gaan naar Nederland zit hij ongetwijfeld in het juiste ritme. Een dag later nemen we de bus terug naar Tokio, waarna we willen lunchen bij een tentje in de buurt. Op het kaartje lijkt het maar vijf minuten lopen, maar zoals altijd zijn kaartjes bedrieglijk. Een kwartier later zijn we dan ook nog altijd aan het sjouwen met onze rugzakken op; Zev is inmiddels al vier keer een trap op en af gezeuld in zijn buggy. Eenmaal op de plaats van bestemming, willen we vooral lekker lunchen. Het prachtige uitzicht is een mooie bijkomstigheid, al lijkt de skyline van Tokio vooral te bestaan uit relatief saaie kantoorgebouwen. Dezelfde skyline zal ’s avonds ongetwijfeld meer imponerend zijn dan overdag.
Omdat we het zat zijn om met onze tassen te sjouwen, besluiten we hierna ons hotel op te zoeken. Om daar te komen nemen we twee metro’s, waarna we nog tien minuten moeten lopen. Eenmaal op de plek van bestemming, blijkt het hotel daar niet te zitten. Een oud, maar vriendelijk mannetje vertelt ons dat we te ver gelopen zijn en een flink aantal straten terug moeten. Hij loopt uit zichzelf en geheel vrijwillig met ons mee om de weg te wijzen, zonder daarvoor iets terug te verwachten. Japanse mensen lijken zo op het eerste gezicht zeer behulpzaam en vriendelijk; niets is hen teveel als het gaat om de weg uitleggen.
flinterdunne muren
We lopen een behoorlijk eind terug, maar ook daar zien we het hotel niet liggen. Zev’s potjes Olvarit, het pak luiers en alle andere spullen die ik voor hem meezeul op mijn rug beginnen inmiddels echt pijn te doen. Zev zelf vindt gelukkig alles prima, zolang hij maar voor zich uit kan kijken en de stad aan zich voorbij ziet razen. Bij navraag door het mannetje dat met ons mee loopt, blijkt ons onderkomen toch vlakbij de eerste bestemming te liggen – en dus moeten we weer een heel stuk teruglopen. Wie zei ook alweer dat backpacken leuk was?
Onze kamer blijkt een hokje van 2 x 2 meter te zijn, met een uitschuifbare wand die onze kamer scheidt van de volgende. We kunnen onze buren zelfs horen kuchen en lachen. Dat kan nog wat worden als een van ons een scheet laat of (honderd keer erger) Zev begint te huilen en (worst case scenario) daar niet meer mee wil stoppen. Nog even niet over nadenken. Gelukkig zitten we in een heel dorps buurtje, waarbij je totaal niet het gevoel hebt in een megastad te zitten als Tokio. De stad zit tjokvol goed uitziende Japanners, die meer dan gewone moeite doen om er goed verzorgd uit te zien. Bij de meeste vrouwen is er een complete match tussen haar, make-up, kleding, schoenen en tas. Mensen willen duidelijk opvallen, gelukkig wel in positieve zin. We zien dan ook veel meisjes in korte rokjes met hoge lieslaarzen en veel gastjes met hippe broeken en dito kapsels. Het zou zo Amsterdam kunnen zijn.
luier verschonen 2.0
We gaan die avond op zoek naar een specifiek restaurant; net als vanmiddag helpt een local om het te vinden. In deze miljoenenstad, waarin iedereen altijd gehaast is, is die hulpvaardigheid en oprechte vriendelijkheid jegens vreemden blijkbaar echt de norm. In Amsterdam zou dit echt ondenkbaar zijn. Met hun rode lampionnetjes, zien veel restaurantjes in Tokio er van de buitenkant gezelliger uit dan van binnen. Negen van de tien restaurants blijken uiteindelijk verlicht te zijn met TL-buizen of felle spaarlampen. Veel restaurants zijn ingericht als een soort barretje, waarbij je snel even iets bestelt en het eten ter plekke wordt bereid en opgegeten.
Gelukkig vinden we uiteindelijk de plek waarover ik had gelezen, een piepklein Italiaans restaurantje met kaarslicht dat gerund wordt door een Japanner. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de Italiaanse gerechten een uitgesproken yakitori-smaak hebben. Uiteraard moet Zev nét op dat moment verschoond worden. Behalve een bomvolle plasluier, heeft hij ook nog net gepoept en zit zijn hele outfit onder de ontlasting. Zul je altijd zien wanneer je eindelijk zit en eten op tafel hebt staan. In het piepkleine toilet van het restaurant kan hij alleen rechtop verschoond worden, met de hulp van vier handen. En zo staan we met zijn drieën in een miniskuul toilet te hannesen om Zev te voorzien van een schone luier zonder poepsporen te creëren.
kip zonder kop
Gelukkig vinden ze in het restaurant alles best en wordt ook zijn potje eten daarna zonder morren klaargemaakt. We hebben allemaal de hoop dat dit gaat helpen om Zev daarna in slaap te krijgen, zodat wij nog even lekker zelf kunnen eten. Dat is echter wishful thinking. Als het vervolgens ook niet lukt om hem in slaap te wiegen door met hem te gaan wandelen door Tokio, kiezen we eieren voor ons geld. We rekenen af en lopen naar ons hotel terug. Eenmaal daar is Zev gelukkig vrij snel in slaap en geeft hij de hele nacht geen kik, zodat onze buren met hun geklets uiteindelijk nog meer lawaai produceren dan wij.
De volgende dag reizen we met de trein door naar het mystieke plaatsje Nikko. Het dorp is bekend om haar mooie tempels, die verborgen liggen in een mistig berglandschap. Het vervoer er naartoe valt echter fiks tegen. Bovendien duurt het met een kind erbij altijd net iets langer om in te pakken en weg te komen uit een hotel. We missen daardoor net onze trein en nemen daarna per ongeluk een langzame stoptrein. Net als de vorige nachten slapen we ook nu in een ryokan, de Japanse versie van een gueshouse. Tot nu toe is elke Japanse kamer waar we hebben geslapen hetzelfde ingericht, zo valt ons op. De bedden, genaamd futons, liggen opgevouwen in de kast – waarschijnlijk om het geheel er zo ruimtelijk mogelijk uit te laten zien.
chagrijnig
In de kamer zelf staan over het algemeen twee lage tafeltjes en evenveel harde kussens om eromheen te kunnen zitten. Ruimtes zijn van elkaar gescheiden door middel van schuifdeuren met rijstpapier en houten latjes. Elke ruimte ziet er prachtig minimalistisch en tegelijkertijd gezellig en authentiek uit. Gelukkig hebben we dit keer een heel huis voor onszelf en dus geen last van buren die ons kunnen horen. Bovendien krijgen we een iPad mee naar onze kamer, waar films en muziek op staan. Het idee is leuk, maar met een baby op reis heb je eigenlijk bijna nooit tijd om iets te kijken of zelfs je e-mail te checken, zo valt ons op.
Omdat ons hotel niet in het centrum van Nikko ligt, zijn we uiteindelijk pas om kwart voor vier bij de tempels – terwijl deze om vier uur al dicht blijken te gaan. Aangezien we morgenochtend al doorvliegen naar China, zit er niets anders op dan in twintig minuten door het park te rennen. Omdat Kris honger heeft en liever een restaurant opzoekt, besluit ik in mijn eentje te gaan. Eten kan wachten, dit niet. En dus ren ik als een soort kip zonder kop weg uit het restaurant met mijn camera en laat Kris, Zev en de menukaart redelijk abrupt achter. Ik heb voor nu maar één concern: hoe kom ik een kwartier voor sluitingstijd het park nog in, aangezien de formele ingang al niemand meer toelaat?
poep all over
Zoals meestal in dit soort gevallen, kom je met een stukje brutaliteit een heel eind. Zo weet ik zonder veel moeite het park in te sneaken vanuit een zij-ingang. Ook weet ik mijn tijd in het park redelijk te rekken. Gelukkig maar, want het is er best groot en onoverzichtelijk. Daardoor behoudt het park wel haar mystieke sfeer. Het is er mistig en – zoals verwacht – begint de duisternis al snel in te vallen. Het is duidelijk najaar: overal staan bomen in de meest mooie herfstkleuren, die het geheel een mooie omlijsting geven. In mijn behoefte om al het moois vast te leggen voor Kris, voel ik me een typische Japanner in het buitenland. Die kijkt immers ook nooit naar hoe iets er écht uitziet en is alleen maar bezig met foto’s produceren. Hoe ironisch.
Tegen de tijd dat ik ben uitgeraasd in het park, is het bijna donker en moet ik me haasten om de weg naar de zij-uitgang terug te vinden. Ik vind Kris en Zev uiteindelijk terug in de wc van het restaurant, met Zev die onder de poep zit en Kris die zwaar chagrijnig zijn luier probeert te verwisselen. Tevergeefs, want Zev wil tegenwoordig met geen mogelijkheid meer liggend verschoond worden en vereist daardoor (net als gisteravond) twee volwassenen om hem in bedwang te houden. Bij gebrek daaraan, zit de poep inmiddels ook op Kris, die erbij staat als een briesend paard. Welcome back to reality. Aan de andere kant: een warm onthaal was na mijn impulsieve wegren-actie wellicht ook niet te verwachten. Hopelijk brengt de avond in onze ryokan betere vibes.
universum werkt mee
Die blijkt alleen bereikbaar met de trein, die uiteraard net vertrokken is wanneer we op het station arriveren. Eenmaal ‘thuis’ zijn we allebei bevroren en gaat de kachel op tien. Bij gebrek aan restaurantjes in de buurt, dineren we met noodles uit een pakje, die we hebben meegenomen uit Nederland. Het is niet de eerste keer dat zo’n pakje (dat niets weegt) als diner dient. Gelukkig hebben we nog een halve fles wijn van gisteravond én een rol chocolade koekjes, die we zojuist gekocht hebben op het station. Het smaakt allemaal prima en even voel ik me weer een échte backpacker – totdat ik de buggy, het pak luiers en het potje Olvarit zie staan, en Zev in zijn bedtentje zie liggen. We zijn op zijn minst een backpackend gezin, dat behoorlijk wat zooi met zich meesleept.
De volgende ochtend slapen we alle drie uit tot acht uur – en realiseer ik me daarbij dat opstaan om acht uur een jaar geleden nog viel in de categorie ‘vroeg opstaan’. Dingen veranderen snel wanneer je een kind hebt. Terwijl we denken een gewone taxi te hebben geregeld naar het vliegveld, worden we uiteindelijk opgehaald door de man waar we gisteren de taxi hebben besteld. In zijn eigen Suzuki Alto van dertig jaar oud brengt hij ons naar de luchthaven van Ibaraki, vanwaar we naar China vliegen. Ibaraki ligt maar een paar honderd kilometer van Fukushima, waar een jaar eerder een radioactieve ramp plaatsvond. Terwijl het leven hier is doorgegaan alsof er niets gebeurd is, voel ik me al radioactief na een uur wachten in de vertrekhal – ook al is de straling volgens experts nihil en bij een kort verblijf niet schadelijk voor de gezondheid. Je zult hier maar wonen en niet weten wat die straling op langere termijn met een mens doet.
handig businessmodel
Een beetje nerveus voor onze vlucht naar Shanghai ben ik hoe dan ook wel. Een e-ticket voor onze vlucht met Spring Airlines, een Chinese low cost carrier, hebben we namelijk nooit ontvangen. Wat ik wél heb is een niet-opgemaakte e-mail met een klantnummer, plus de datum en tijd waarop we vliegen. Tot op het laatste moment vraag ik me af of onze e-mail er wel voor gaat zorgen dat we mee mogen. We ondervinden echter geen probleem met inchecken, ook al zijn we de enige westerlingen op de hele luchthaven én spreken we geen Japans of Chinees. Helaas weten Chinese low cost carriers net zo goed als hun Nederlandse collega’s hoe zij hun business model kunnen verbeteren, namelijk door het vragen van enorme bedragen voor de twee rugzakken die we inchecken – zonder daarover iets vermeld te hebben in de e-mail of op de website. Zev’s potjes Olvarit worden daarmee opeens wel heel erg duur.
De vlucht verloopt verder prima – totdat we in Shanghai arriveren en de Chinezen elkaar zo ongeveer omver lopen in het vliegtuig, voordat de wielen überhaupt de grond geraakt hebben. Terwijl het vliegtuig nog rijdt en de deuren nog lang niet open zijn, springt iedereen schreeuwend op om maar vooral als eerste het vliegtuig te kunnen verlaten. Zo grof heb ik het nog niet eerder gezien. Als dit iets zegt over de Chinese mentaliteit dan houd ik mijn hart vast. Gelukkig mogen we bij zowel de douane als de taxi’s buiten een ellenlange rij overslaan, omdat we reizen met een baby.
boys will be boys
Eenmaal in de taxi, valt onze mond open van verbazing. China is duidelijk on top of the world. Het hotel dat ik heb gereserveerd ligt aan de Bund, de boulevard van Shanghai die door het hart van de stad loopt en een prachtig uitzicht biedt op alle wolkenkrabbers. We eten die avond bij het so called hipste restaurant van Shanghai, M on the Bund. Terwijl er voor Zev een potje met eten wordt opgewarmd, worden wij verwend met heerlijk westers eten – waar je overigens méér dan westerse prijzen voor betaalt. Zev is ondertussen in slaap gevallen zonder een kik te geven. Soms werkt het universum even mee.
De volgende dag nemen we de hoge snelheidstrein naar Beijing. In nog geen vijf uur tijd leggen we de 1400 kilometer afstand tussen de twee grootste steden van China af. Zev vindt het prachtig en kan zijn ogen niet van het scherm afhouden, dat aangeeft hoe hard we precies rijden. Boys will be boys – en dat geldt blijkbaar óók als ze baby zijn. Met het guesthouse aan de telefoon, wordt de taxichauffeur naar het juiste adres geloodst door de nauwe steegjes die Beijing rijk is. We eten die avond in een schattig, klein restaurantje om de hoek. Kris durft het aan om kikkerbillen te eten, min of meer het meest mainstream gerecht dat op de menukaart te vinden is. De Olvarit-potjes van Zev bewijzen wederom hun waarde. Eenmaal thuis, slaapt hij gelijk zoet; zijn biologische klok is duidelijk hersteld.
in de buidel
De volgende morgen bezoeken we met zijn drieën de Verboden Stad, voor ons gevoel een romantische must see in deze gigantische stad. In realiteit is het echter één grote toeristenmassa met duizenden Chinezen, die elkaar omver lopen in hun drang er als eerste doorheen te gaan. In totaliteit zijn er wel honderd verschillende ruimtes, die allemaal enorm op elkaar lijken. Zeker met Zev erbij – die duidelijk geen fan is van grote ruimtes met groepen schreeuwende mensen – is er echter weinig lol aan te beleven – en dus staan we na een uur wandelen alweer buiten.
Des te meer tijd hebben we voor die andere must see hier: de Grote Muur, een zesduizend kilometer lange verdedigingslinie van aarde en stenen in het noorden van China. Helaas is het mooiste deel van de muur ook het meest toeristisch – en dus besluiten we dan maar voor een wat minder mooi (maar veel rustiger) deel te gaan. Nog een keer rond strompelen tussen duizenden andere toeristen wordt ‘em vandaag duidelijk niet. Aan Zev ligt het die middag in ieder geval zeker niet: hij is die middag helemaal in zijn sas. In de taxi vindt hij het heerlijk om naar buiten te kijken en al het verkeer voorbij te zien schieten.
reuring
Eenmaal op de Grote Muur zit hij lekker dik ingepakt in de draagzak bij Kris, die hem daarbij lekker dicht tegen zijn borst gedrukt houdt. Niet alleen wijzelf, maar ook Zev is een groot fan van die draagzak – al is het maar omdat hij dan extra dichtbij ons is en het lekker warm heeft. Wat zouden we zonder dat ding gemoeten hebben in de eerste twee jaar van zijn leven? Waarschijnlijk voel je de magie van de Grote Muur het best wanneer je er een paar kilometer overheen gelopen bent en midden in de natuur staat. Met Zev in onze buidel is dat echter geen optie, vooral omdat we het risico niet willen lopen dat Kris per ongeluk struikelt en Zev daarmee met zijn hoofd op de stenen valt. Uiteindelijk lopen we daarom maar een klein stukje en blijft dat magische gevoel achterwege – ook al is het bouwwerk an sich zwaar imponerend.
Onze volgende bestemming is Suzhou, een pittoresk stadje dat een stuk zuidelijker ligt. Met de hoge snelheidslijn is het echter maar een paar uurtjes rijden. Wanneer we op de bonnefooi naar het station gaan, blijkt echter dat we op die manier alleen nog maar kaartjes kunnen kopen voor de eerste klasse. Voordeel daarvan is de extra ruimte in de treincoupé, waardoor Zev achter ons in zijn bedtentje kan slapen tijdens de treinrit. Helaas wordt hij daarbij de hele rit gestoord door de Chinese treinstewardessen, die druk heen en weer lopen en daarbij vrijwel standaard tegen hem beginnen te praten. Daarnaast staren ze hem continu aan en raken hem het liefst ook nog even aan. Met name dat laatste is vrij nieuw voor me; ik moet er duidelijk nog even aan wennen. Zev vindt al die aandacht echter helemaal prima.
‘quality time’
De verbindende trein naar Suzhou vertrekt helaas pas twee uur later – en dus doen we vandaag niet veel meer dan in treinen zitten en op stations rondhangen. Ik haat wachten. Zev gelukkig niet. Hij vindt het overal prima, zolang er maar reuring is en hij wat aandacht krijgt – en die is er tijdens het wachten gelukkig genoeg. We slapen die nacht in een prachtig oud Chinees pand met schattige kamertjes, die behalve authentiek ook heel vochtig en brak zijn – en dus wellicht niet echt handig om met een baby te slapen. Er is amper ruimte voor onze tassen, laat staan voor een extra kind. Het is echter niet anders – en uiteindelijk lukt alles, dus ook dit. Zev vindt het er grappig genoeg juist prachtig. Immers: hoe voller de kamer, hoe meer er is om vast te grijpen.
De volgende morgen nemen we een taxi naar Tongli, een ander pittoresk dorpje in de buurt van Suzhou dat je (zo blijkt als we er zijn) alleen in mag als je geld betaalt. Een totale tourist trap dus, waar we ook nog Zev’s favoriete knuffel verliezen. Terwijl onze trein naar Hangzhou al bijna vertrekt, struint Kris tevergeefs de straten van Tongli af op zoek naar een blauw knuffelkonijn. Veel later dan gepland zitten we daardoor in de taxi. Er moet nu niets meer tegenzitten. Dat blijkt niet bepaald het geval: door veel miscommunicatie met ons guesthouse én de taxichauffeur zijn we uiteindelijk te laat op het station om onze trein te halen – en dus spenderen we nog een halve middag op het station.
nieuwe learnings
Gelukkig hebben we aan Zev die middag geen kind. Na een kort rondje lopen door het station is hij verzadigd met indrukken en slaapt hij urenlang in zijn buggy. Op die manier hebben we tijdens het wachten in ieder geval wat tijd voor onszelf. Nooit gedacht dat urenlang wachten op een station na het missen van een trein als quality time kon voelen, maar voor alles is er blijkbaar een eerste keer – zeker nadat je een kind hebt gekregen en daardoor alles in een ander daglicht ziet.
Eenmaal in Huangzhou, is het donker – en dus valt er weinig meer te sightseeen, wat we van plan zijn. Gelukkig maakt het Zev allemaal niets uit. Hij is happy als wij er zijn en dat is nu eenmaal bijna altijd het geval. We vliegen vanavond via een tussenstop in Kuala Lumpur naar Bali, om de laatste week van onze vakantie echt in de chill te gaan – voor zover dat mogelijk is met een baby erbij. Ons eerste vliegtuig vertrekt en arriveert onverwachts stipt op tijd – wat betekent dat we om half vijf ’s nachts bruut wakker gemaakt worden omdat we er zijn. Wat mij betreft had er dit keer best wat vertraging mogen zijn. Zev is tijdens de vlucht behoorlijk huilerig. Het continu op schoot houden van Zev is tijdens de vlucht dan ook echt een opgave en doet ons beseffen hoeveel mazzel we op dat vlak tot nu toe hebben gehad.
doktersadvies
In eerste instantie wijten we Zev’s gedrag aan de vlucht en de warmte in het vliegtuig. Een paar uur later is er helaas niets veranderd en vermoeden we dat hij koorts heeft. De thermometer zit echter in onze grote rugzak – en dus kunnen we pas op Bali opmeten hoe hoog die koorts echt is. Gelukkig hebben we wel een paracetamol-zetpil, die wonderen doet en ervoor zorgt dat Zev lekker slaapt gedurende de drie uur overstaptijd. Ondertussen drinken wij eindeloos koffie bij het enige koffietentje dat de luchthaven van KL rijk is. Uiteindelijk wint mijn moeheid het alsnog van de cafeïne – en dus doe ik ook even mijn ogen dicht, terwijl Kris de wacht houdt en de tijd neemt om een uurtje te internetten. Quality time komt wederom op onverwachte momenten.
We arriveren zoals gepland ‘s middags op Bali. Zev is nog steeds ziek, maar houdt zich gelukkig goed. Eenmaal op de plaats van bestemming kunnen we eindelijk zijn temperatuur opmeten. Veertig graden koorts – niet best dus. Dat is voor een baby weliswaar niet levensbedreigend, maar we zitten wel in een land met heel ander soort bacteriën dan in Nederland. What to do? Ik bel de Amsterdamse huisartsenpost om advies in te winnen. Omdat we in de tropen zitten, moeten we volgens hen geen risico nemen en lokaal een dokter consulteren wanneer we het niet vertrouwen.
‘randstad’
Vooralsnog is dat laatste niet het geval: na wat afkoeling in het zwembad en een nieuwe zetpil valt hij in diepe slaap. Gelukkig heeft het hotel een restaurantje op vijftig meter van onze kamer – en dus kunnen we met de babyfoon erbij snel even wat eten. Als ik van deze reis één ding geleerd heb, dan is het dat we voortaan accommodaties moeten boeken die on-site een restaurant hebben én kamers hebben met een leuk terras of balkon, waar we kunnen chillen wanneer Zev overdag of ’s avonds slaapt. Beide zaken komen met een baby namelijk waanzinnig goed van pas.
Het voelt als een genot om na het waterkoude China en Japan in een warm klimaat te zijn. Dit is pas écht vakantiegevoel – ook al is Zev ziek en maakt dat het lastig om voluit te genieten. Aan de andere kant heb ik liever dat Zev nu ziek is dan afgelopen weken in China of Japan, waarbij we echt aan het reizen waren. Ieder kind heeft weleens een virusje en het zal vast snel beter gaan. Die nacht gaat het echter steeds slechter met hem en wil hij bovendien niet meer drinken – een slecht teken. Rond middernacht bellen we daarom toch maar de dokter op, die we 24/7 kunnen bellen volgens de informatiemap van het hotel.
bali rocks
Tegen de tijd dat de dokter twee uur later arriveert, gaat het met Zev al een stuk beter. Hij drinkt weer, is alert en alweer in voor spelen. We schamen ons dan ook dat we hiervoor de dokter uit zijn bed gebeld hebben. Tegelijkertijd is het wel geruststellend om iemand die er verstand van heeft een paar testjes te zien doen én daarna te horen zeggen dat hij niet denkt dat het echt iets ernstigs is. Hij verwacht dan ook dat het binnen een paar dagen voorbij is. We slapen vervolgens met een nét iets geruster hart in.
Ook al gaat het de dagen erna steeds iets beter, Zev blijft koorts houden. Uiteindelijk haal ik antibiotica bij een apotheek, waarna het daarna snel beter gaat met hem. Blijkbaar was het toch een virusje, dat hij waarschijnlijk in het vliegtuig heeft opgelopen. In de tussentijd lijkt hij er zelf gelukkig weinig last van te hebben en genieten we ons suf op het heerlijke eiland waar we zitten. Mooie strandjes, heerlijke zwembaden, lekkere restaurantjes, super vriendelijke locals: Bali rocks – óók met een kind. Elke paar dagen verplaatsen we van accommodatie, waarmee we het hele eiland door crossen. Zev slaapt echter nog altijd elke nacht in zijn eigen bedtentje, dat inmiddels al behoorlijk naar hem begint te ruiken. Voor zijn gevoel zijn we waarschijnlijk nooit van hotel veranderd.
even alleen
De echt toeristische delen van het eiland lijken helaas op geen enkele manier meer op het Bali dat ik tien jaar geleden zag. In de ‘randstad’ van Bali – het zuidelijke deel van het eiland, waar ook de grote resorts zitten – zijn de wegen tjokvol. Om files te vermijden kun je je maar beter heel vroeg in de ochtend verplaatsen, voordat iedereen op gang komt. Het noorden en oosten daarentegen zijn nog redelijk authentiek, al heeft ook dat deel zich duidelijk ontwikkeld. Grote Amerikaanse ketens als Starbucks poppen zelfs in relaxte stadjes als Ubud als paddenstoelen uit de grond. Het authentieke Bali gaat dan ook waarschijnlijk nooit meer terugkomen.
Tegen de tijd dat Zev ’s avonds in Ubud in slaap valt, ga ik in mijn eentje het stadje in. Even voelt het alsof ik alleen op reis ben; lekker in mijn eentje slenterend door de stad. Dit hadden we veel meer moeten doen waarschijnlijk: even opsplitsen zodat de een iets leuks kan doen, terwijl de ander voor Zev zorgt. Tot nu toe hebben we er misschien nog niet genoeg behoefte aan gehad – al twijfel ik daar inmiddels wel aan, nu ik voel hoe lekker het is om even mijn eigen gang te kunnen gaan. Die behoefte zit gewoon opgeborgen in een kastje en openbaart zich alleen wanneer daar tijd, ruimte en gelegenheid voor is. Nu dus.
ibiza van bali
Helaas is het al zo laat dat de meeste winkels dicht zijn. Maar het voelt gewoon al goed om een beetje rond te lopen, zonder kind of vent. Gewoon even lekker in mijn eentje – zoals ik vroeger maandenlang deed op reis. Heerlijk. Ik spreek er een winkelmeisje uit Java, dat in Ubud woont en werkt omdat hier (iets) meer geld te verdienen valt. Honderdvijftig euro per maand, om precies te zijn – die ze grotendeels besteed aan een kamer, die ze deelt met anderen. Haar familie en vriend wonen echter gewoon op Java – en dus mist ze iedereen gigantisch. Vreselijk oneerlijk dat mensen dat soort beslissingen moeten nemen voor zo’n klein beetje extra geld. Ik voel me intens dankbaar dat ik in een totaal andere situatie ben opgegroeid.
De stedelijke tegenhanger van Ubud, Seminyak, is ook enorm veranderd. Het ‘Ibiza van Bali’ is veel mondainer dan het spirituele Ubud; alleen de puinhoop aan de kant van de weg verraadt dat we hier in Zuidoost-Azië zitten. Hoe leuk de stadjes Ubud en Seminyak ook zijn, het fijnst vind ik toch de plekken die juist heel afgelegen liggen en niets meer van je verlangen, behalve relaxen. Zo’n plek is het MU Hotel in Bingin, het zuiden van Bali. Met alle files duurt het ruim twee uur voordat we de paar kilometer vanaf Ubud hebben afgelegd. Maar eenmaal daar, gaan gelijk de chillstand aan. Met een paar hutjes op een klif, een infinity pool en een mega grote houten eettafel, waar elke avond voor iedereen die dat wil gekookt wordt is, dit echt de hemel op aarde.
in de chill
Zelfs Zev lijkt blij te zijn met ons nieuwe onderkomen – ook al heeft hij op dat moment nog altijd koorts en is er geen airco, waardoor het vrij warm is in ons hutje. Waarschijnlijk voelen we alle drie een soort gezamenlijke rust. We zijn geland, hoeven niets en kunnen lekker in de chill. Helaas neemt dat niet weg dat we standaard wel om zeven uur op moeten staan doordat Zev up & running is en graag aandacht wil. Wanneer we een half uur later als allereersten in de infinity pool zitten, voelt echter zelfs dat vroege opstaan als een cadeautje. Niets ruikt immers lekkerder dan de ochtend in de tropen, wanneer de zon net achter de horizon vandaan gekropen is.
Eén van de weinige dingen die ik op mijn ‘to do’-lijstje heb staan voor deze week, is eten op het strand van Jimberan – waar je met je voeten in het zand een visje kunt uitzoeken en die kunt laten roosteren op een vuur met kokosnoten. Enorm romantisch vond ik dat tien jaar terug. Helaas is het strand van Jimberan niet meer zo schattig als tien jaar geleden, al is het maar door de oorverdovende dans- en muzieksessies die bij elk strandrestaurantje plaatsvinden om klanten te lokken. Toch blijft het leuk om vers gevangen vis te eten op het strand, met je voeten in het zand, een kaarsje op je tafel en zeegeluid op de achtergrond. Vooral op de momenten dat de muziekartiesten even stoppen met spelen, om op adem te komen. Gelukkig valt Zev na zijn dagelijkse potje Olvarit binnen no-time in slaap in zijn buggy, zodat wij semi-romantisch kunnen tafelen met zijn tweeën.
de jungle in
Gelukkig is Zev na de eerste week op Bali weer helemaal de oude. Tijd om het noorden van Bali te ontdekken, waar je nog echte jungle hebt. We gaan er wandelen met Zev in de draagzak, wat ook nu een uitkomst is. Wat moet je immers met een buggy in de jungle? We genieten van de frisse lucht – die hier (net als in de bergen) een stuk koeler is dan op de rest van Bali. We kiezen voor een makkelijk begaanbaar pad, want we kunnen met Zev in de buidel niet klimmen of dalen. Jungle trekken voor beginners dus. Zev vindt ondertussen alles prima en slaapt lekker, terwijl hij zich dicht tegen Kris aanschurkt.
Na een dikke week chillen, vliegen we in twee etappes terug naar Amsterdam. Helaas komen we er halverwege de eerste vlucht al achter dat we vergeten zijn de (homeopathische) valeriaandruppeltjes aan Zev te geven, die hem op de heenweg zo heerlijk mellow maakten. Daarnaast kunnen we niet (zoals gehoopt) in het vliegtuig blijven zitten wanneer we in Singapore voor een tussenstop arriveren. Er zit niets anders op dan Zev wakker te maken en in de draagzak rond te sjouwen in de neon-verlichte aankomsthal. “Nog even schatje, dan zijn we weer in Amsterdam en is alles weer normaal”, hoor ik mezelf zeggen. Gelukkig heeft Zev er zelf geen moeite mee. En eenmaal terug in het vliegtuig voor de laatste vlucht van deze reis, vallen zijn oogjes vanzelf weer dicht.
tart het lot niet
De conclusie van dit verhaal: rondreizen met een baby is prima te doen, mits je het lot niet tart en redelijk goed voorbereid vertrekt. Verwacht vooral niet dat alles goed gaat – dat doet het normaal immers ook niet. Vergeet de gedachte dat een kind niet tegen verandering kan. Dat kan het wel. Tenzij jij het als ouder zelf niet prettig vindt. Een kind is nu eenmaal blij wanneer zijn ouders het ook zijn. It’s as simple as that. Althans: meestal. Niet altijd. En vast ook niet bij iedereen.
–
meer reisverhalen in zuidoost-azië
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuidoost-Azië? Lees dan de volgende verhalen:
brunei – krokodillen in de achtertuin
cambodja – huilen zonder tranen
indonesië – klaar voor eruptie
indonesië e.a. – fast fashion victim
indonesië, e.a. – springlevende doden
indonesië & dominicaanse republiek – vergeten oorlog
maleisië & cuba – een beetje dom
maleisië & indonesië – plastic fantastic (of toch niet)
maleisië e.a. – risky business
singapore & maleisië – noodlottige grensovergang
thailand – magische paddenstoelen
thailand – met de nek aankijken
vietnam – authentiek dierenleed
vietnam – same same, but different
vietnam e.a. – offline daten 2.0
–
reis je met me mee?
–