reisavontuur in marokko – 2008
Bij sommige landen voel je onmiddellijk een klik, bij andere landen moet de liefde eerst een beetje groeien. In veel gevallen blijkt zo’n land uiteindelijk verrassend leuk te zijn. Marokko is typisch een land uit die categorie. Althans: dat geldt voor de keer dat ik er een roadtrip maak met mijn nieuwbakken liefde Kris. Zo blijkt het er kouder en regenachtiger te zijn dan verwacht; gezellig verlichte restaurantjes zijn er uiterst schaars. Onze eerste week samen in het buitenland voelt daardoor soms als overleven, in plaats van een romantische getaway om de liefde te vieren. Langzaamaan zie ik echter hoe veelzijdig het land is. Torenhoge bergen, groene valleien, dorre woestijnen, lieve mensen en indrukwekkende Koningssteden: Marokko is kleurrijk en kent vele gezichten – waaronder gelukkig ook een heel zonnige.
sprookjesachtig
Op het moment dat ik het vliegtuig neem naar Marokko is het kerst en eigenlijk iets te koud om Marokko in volle glorie te kunnen bewonderen. Gelukkig zijn er ook plekken in Marokko waar het zelfs in de winter lekker weer is, je moet die plekken alleen wel even kennen en opzoeken. We beginnen onze trip in Tanger (uit te spreken op zijn Frans, als Tan–jeh), een middelgrote stad in het noorden van Marokko. Ik verbaas me in eerste instantie over het grote aantal vluchten waaruit we kunnen kiezen, zelfs in het laagseizoen. Later die dag hoor ik van een local dat de Marokkanen die naar Europa zijn verhuisd allemaal uit een specifieke regio van het land komen. Het zijn met name de berbers uit het Rifgebergte, een achtergebleven regio in het noorden, die naar Nederland geëmigreerd zijn – vandaar dat veel vluchten vanuit Nederland naar Tanger gaan, in plaats van Rabat of Casablanca.
Vanuit Tanger nemen we een gedeelde taxi naar Asilah, klein stadje op een uur rijden van Tanger. Het duurt wel een paar uur voordat onze taxi vol zit en kan gaan – de randvoorwaarde voor een zogenaamde grand taxi om ook echt te gaan rijden. Maar dan zijn we er ook binnen no–time. Het dorpje staat bekend om haar prachtige witte huizen en sprookjesachtige sfeer. Wanneer we echter arriveren, komt de regen met liters tegelijk uit de lucht vallen. Niet echt de perfecte gelegenheid om te gaan rondstruinen.
franse charme
Gelukkig is het tegen etenstijd gestopt met regenen – en dus wagen we het erop om op een terras te gaan zitten. Het is er eigenlijk te koud maar het alternatief is een restaurant met helle TL–verlichting – en dus voelt de optie van een te koud terras opeens heel aantrekkelijk. Na het eten gaan we op zoek naar een leuk tentje om wat te drinken. Dat leuke tentje blijkt echter onvindbaar, al is het maar omdat er alleen mannen worden binnengelaten en er religieuze muziek gedraaid wordt. Ik moet duidelijk mijn verwachtingen temperen op dat vlak.
De volgende morgen reizen we met de bus verder naar Rabat, de hoofdstad van Marokko. We hebben pas vanaf Marrakech een auto gehuurd – en dus moeten we het tot die tijd met het openbaar vervoer doen. Rabat doet vrij Frans aan; met haar avenue met palmbomen en chique winkels ziet de stad er hoe dan ook niet typisch Marokkaans uit. Dat geldt overigens wel voor de souk, een maze van smalle straatjes die je in iedere grote Arabische stad vindt.
geluk bij een ongeluk
In de loop van de middag nemen we een grand taxi naar Casablanca, een moderne Marokkaanse stad op een paar uurtjes rijden van Rabat. Uiteraard moeten we ook nu weer heel lang wachten voordat onze gedeelde taxi opgevuld en klaar is voor vertrek. Wat dat betreft kijk ik uit naar onze eigen huurauto, waarmee we straks kunnen komen en gaan wanneer we dat zelf willen. Tegelijkertijd zie ik ook de charme van backpacken. Je maakt sneller contact met de lokale bevolking en ziet een land zoals het echt is zonder zelf iets te hoeven doen. Eenmaal in Casablanca is de zon helaas al onder. Gelukkig vinden we al snel een fantastisch restaurantje – behalve dan dat er geen wijn verkocht wordt, zoals bijna nergens het geval is.
Die avond stappen we rond tien uur de bus in naar Essaouira voor een paar dagen strand. De busrit verloopt prima, totdat ik bij aankomst om vijf uur ’s nachts mijn handtas wil pakken en die niet meer voor mijn voeten blijkt te liggen. In een seconde voel ik totale paniek opkomen. Alles zit in deze tas, van mijn camera tot mijn smartphone, van mijn portemonnee tot mijn reisgids. Het zal toch niet? Ik voel verder onder mijn stoel en merk dan dat de tas er nog ligt, maar helemaal naar achteren getrokken is. Degene die achter ons zat heeft de tas overduidelijk geprobeerd te stelen, zonder succes. De tas is daarbij blijven haken aan het pookje waarmee je je stoelleuning kunt veranderen. Nou heb ik de tas om precies die reden daaraan vastgemaakt toen ik de bus instapte – ik had blijkbaar een vooruitziende blik.
wachten in het donker
Wel blijkt direct dat mijn portemonnee niet meer in de tas zit. Laat ik die nou net de avond ervoor heel bewust leeg gemaakt hebben. Bank– en verzekeringspasjes, mijn rijbewijs en creditcard zitten sinds gisteravond dan ook in de geldbuidel, die Kris om zijn middel draagt. Alle andere waardevolle spullen zitten nog in mijn tas. Wat een mazzel.
Bij aankomst in Essaouira is het nog nacht – en dus pikkedonker. Het duurt zeker nog twee uur voordat de zon op komt en we de stad veilig in kunnen lopen. Tot die tijd zit er niets anders op dan te wachten in de wachtruimte van het busstation. De kans om op straat beroofd te worden in het donker is simpelweg te groot. Het is helaas ijskoud in de wachtruimte; de omgeving biedt weinig warmte of gezelligheid. Terwijl Kris de wacht houdt, probeer ik op een bankje mijn ogen dicht te doen. Dat lukt elke keer heel even. Voor een langer dutje heb ik het gewoonweg te koud. Na lang wachten en kleumen is het eindelijk licht. Let’s go!
marokkaanse cote d’azur
Terwijl we door de hoofdweg van Essaouira lopen, worden we aangesproken door een local die een kamer te huur aanbiedt. Dat pakt vaak verkeerd uit en kan redelijk tricky zijn, zo weet ik uit ervaring. Maar op de een of andere manier heb ik een goed gevoel bij de man en zijn huis – en dus laten we ons verleiden om even te gaan kijken. Dat blijkt een goed idee: de riad waar we naartoe worden gebracht is een kleine parel, die verscholen ligt tussen smalle steegjes en straatjes. Helaas is er op dat moment nog geen kamer beschikbaar. Later in de ochtend wél, wanneer mensen zijn uitgeslapen en uitchecken – zo garandeert de man ons. Gelukkig is er een soort tweederangs kamertje zonder ramen, dat we tot die tijd kunnen gebruiken om te douchen en slapen: precies wat we nodig hebben.
van strandoutfit naar winterkloffie
Tegen de tijd dat we uit bed komen, is de dag allang begonnen en brandt de zon op het dak van het hotel. Even ben ik vergeten dat het winter is en ik vanmorgen nog zat te kleumen bij het busstation. De temperatuursverschillen tussen dag en nacht zijn hier enorm. Essaouira by day is ook totaal anders dan by night – zeker wanneer je de stad nog niet kent. Het is de parel van Marokko en voelt bijna een beetje mediterraans. Met de zee op de achtergrond, witgepleisterde huizen met blauwe kozijnen, schattige winkelstraatjes, gezellige restaurantjes en mondaine terrasjes voelt het als de Marokkaanse Cote d’Azur.
Na wat omzwervingen belanden we op een terras aan zee, waar we op een bankje met onze blote voeten omhoog genieten van de zon. Even wat vitamine D tanken. Voordat we het door hebben, is het vier uur ‘s middags en neemt de zon weer razendsnel in sterkte af. Tijd voor een hete douche, dikke trui en warme sokken! Maar eerst bekijken we de zonsondergang bij een Café del Mar–achtig tentje. Wanneer de zon eenmaal onder is, daalt de temperatuur sterk en wissel ik mijn strandoutfit razendsnel om voor een winterkloffie. Gelukkig heeft de man van ons hotel zijn woord gehouden en ons in de tussentijd een prachtige kamer gegeven.
keuvelen met de dames
Die avond eten we – net als de dagen ervoor – tajine, het meest bekende Marokkaanse gerecht dat in de kou prima smaakt. Gelukkig maar, want heel veel anders ga je hier als toerist niet vinden. Na het eten ontdekken we een mooie loungetent, waar ze wijn in prachtig mooie glazen verkopen. De wijn is weliswaar niet te drinken en de prijs ervan is schrikbarend hoog, maar dat zij zo. We zitten niet voor niets aan de Cote d’Azur van Marokko.
De volgende middag pakken we onze spullen en gaan op zoek naar een grand taxi naar Marrakech. Het is morgen oudjaarsdag en we willen de jaarwisseling graag daar vieren. Het vullen van de gedeelde taxi verloopt echter zo traag dat we uiteindelijk een deal sluiten met een taxichauffeur om maar gewoon te gaan rijden en onderweg mensen op te pikken. Lukt dat niet, dan betalen wij uiteindelijk wat meer. Gelukkig treffen we het: vlakbij het station pikken we vier vrouwen op. Het blijkt familie van elkaar te zijn. Nu er geen mannen bij zijn, blijken ze heel spraakzaam en gezellig.
plein vol oplichters
Tijdens de gebruikelijke stop, laten de dames ons zien wat je hier moet eten náást de geijkte tajine: je koopt een stuk vlees bij de slager (die hier gewoon naast het wegrestaurant zit) en laat die voor een paar Dirham – de Marokkaanse valuta – roosteren op de barbecue die voor het wegrestaurant staat. Een paar minuten later heb je op deze manier een vers stokbroodje met geroosterd vlees. Eenmaal in Marrakech, bieden de dames ons zelfs een slaapplaats aan. We voelen ons te bezwaard om hun aanbod te accepteren en zoeken een leuke riad dichtbij het centrale plein van Marrakech om de komende dagen door te brengen. Ook hier voel je de kou in de lucht zodra de zon minder sterk wordt. Daarnaast begint het al snel te regenen – uiteraard precies wanneer wij zitten te eten op een dakterras.
Het absolute centrum van Marrakech is het Al Faahd plein, waar volgens mijn reisgids overal ‘creatieve en spirituele mensen’ zouden rondlopen. Dit zou volgens hen dé plek van Marrakech moeten zijn waar je ‘je ogen uitkijkt en blij verrast wordt door de interessante en traditionele kunstenaars van Marokko’. Wat we echter zien en ervaren is een plein vol oplichters en commerciële uitbuiters, die al geld willen zien voordat je überhaupt naar hen kijkt – laat staan wanneer je een foto van hen neemt of een praatje met hen maakt. Betalen zul je. Als het niet goedschiks kan, dan wel kwaadschiks.
maze van kleine straatjes
Binnen een minuut hebben we op deze manier al ruzie met een waarzegster; een paar secon– den later met een slangenbezweerder en nog een minuut later gebeurt hetzelfde met een zogenaamde traditionele Marokkaanse fluitspeler. Omdat we aan alle kanten inmiddels bedreigd worden, kiezen we uiteindelijk eieren voor ons geld en betalen netjes. We verlaten daarna onmiddellijk het plein, om het de rest van ons verblijf te mijden als de pest. Wat een dramatische tourist trap.
De volgende dag doen we wat je hier eigenlijk als toerist zou moeten doen: rondstruinen in de souk, om daar ontelbaar veel leuke smalle straatjes te ontdekken. Al rondstruinend vinden we een prima tent om vanavond oud & nieuw te vieren: een klein clubje, dat in feite bij een restaurant hoort. Het alternatief is de populaire Club Teatro, dat weliswaar technomuziek draait maar net even te duur is voor ons. Daarnaast begint het feest daar pas om één uur vannacht – en dus moeten we dan alsnog een andere plek vinden om de jaarwisseling te vieren. Gelukkig vangen we wel een glimp op van de club zelf: een omgebouwd theater, dat met haar rode pluche en zwart fluweel old school aanvoelt – net als de club die ik eerder in Monaco gezien heb. Aangezien ik Monaco helemaal niets vond qua uitgaan, geloof ik niet dat Theatro onze cup of tea is – waarmee ik nog meer vrede heb met de keuze die we hebben gemaakt voor vanavond.
joodse marokkanen
Onderweg naar onze riad passeren we een shoarmatent en besluiten ter plekke dat dit ons oud & nieuw diner moet zijn. Veel restaurants zijn vanavond niet open en de tenten die wél open zijn, vragen belachelijke bedragen voor hun menu van vanavond. Dan maar een broodje shoarma. Niet romantisch, maar wel lekker. Een paar uur later staan we te feesten in de mini–club die we vanmiddag ontdekt hebben. Er zijn (toevallig of niet?) vrij veel Nederlanders, die één ding met elkaar gemeen hebben: ze maken er een feestje van vanavond. En dat is goed. We eindigen de jaarwisseling om vier uur ’s nachts zoals we die ook begonnen zijn: met een broodje shoarma, dit keer ergens op straat in het samenzijn van tien Marokkaanse mannen. We krijgen het broodje nog gratis ook; onze nacht kan niet meer stuk.
De volgende dag ontdekken we de Joodse wijk, die ik hier allerminst verwacht had. Er leeft hier van oudsher een grote populatie Joden, zo blijkt. Opeens herinner ik me mijn Israëlische vriend Yan, die ooit vertelde dat veel Joodse Israëliërs oorspronkelijk uit Marokko komen – al zeggen die standaard dat hun roots in Spanje liggen in plaats van Marokko. Ik begin me steeds meer af te vragen waarom Nederlandse Marokkanen en Joden zo slecht met elkaar overweg kunnen, aangezien de twee volken nauw met elkaar verbonden lijken te zijn.
ranzige kiprituelen
De rest van de dag chillen we op het terras en genieten we van de relatief warme dag. Marokko in de winter is op veel momenten weliswaar net iets te koud, maar op momenten als deze voel ik me eerder een gesmolten pakje boter dan een ijskonijn. Heerlijk. We blijven hierdoor net iets te lang plakken op het terras en zijn daardoor weer net net iets later dan gehoopt bij de autoverhuur om onze huurauto op te halen. Tegen de tijd dat we de auto onder onze kont hebben, benzine getankt hebben, naar het toilet geweest zijn, een Marokkaanse wegenkaart gekocht hebben en eten ingeslagen hebben, is het al half vier ’s middags. Ons einddoel van de dag is Quarzazate, een plaats in het Atlasgebergte op zes uur rijden van Marrakech. Laat het in de bergen nou altijd rond zes uur ‘s avonds donker zijn. Al met al niet handig gepland.
Onderweg stoppen we ergens om bij een wegrestaurant een ranzige kip aan het spit te eten – the thing to do hier als je onderweg bent van A naar B. We worden echter zo vals afgezet, dat we zonder kip maar weer de auto instappen en doorrijden. En dat terwijl Kris eigenlijk te moe is om überhaupt nog een berg langer te rijden. Helaas ben ikzelf een dramatisch slechte chauffeur als het gaat om het trotseren van bergpassen – al helemaal als dit in het donker moet gaan gebeuren. Er zit niets anders op dan koffie te regelen met veel cafeïne, zodat Kris de rit door de Hoge Atlas zelf kan afmaken. Dat lukt – met hangen en wurgen. Dat veel Marokkanen na hun werk zonder enige verlichting over de weg naar huis lopen – en je dus continu alert moet zijn op locals die in de berm lopen – maakt de rit er niet relaxter op.
overleven
We overleven godzijdank de (redelijk extreme) bergrit zonder mensen te raken en arriveren uiteindelijk pas om tien uur ’s avonds in Quarzazate, waar we inchecken bij een nietszeggend hotel. Er is echter verwarming en dat is momenteel een groot (en zeker niet vanzelfsprekend) goed. Het is buiten stervenskoud en dus willen we eigenlijk echt niet meer op zoek naar een restaurant. Zonder eten naar bed gaan is echter ook niks – en dus trotseren we de kou en gaan we op zoek naar een leuk (lees: acceptabel) restaurantje. Een kinderhand is inmiddels gauw gevuld op dat vlak. Bovendien is het al zo laat dat we blij mogen zijn als we iets vinden dat nog open is.
We vinden na enig zoeken een tentje dat nog open is, maar worden daar zo hufterig behandeld door de eigenaar dat we alsnog weglopen. Waarschijnlijk wil de eigenaar graag dicht en zit hij helemaal niet te wachten op nieuwe klanten. En zo staan we even later weer op straat – zonder iets in onze maag te hebben. Alle restaurants die we zien zijn inmiddels gesloten. Ik heb het koud, voel me hongerig, ben moe en duidelijk even klaar met alles. Dit is niet hoe ik onze eerste vakantie samen had voorgesteld. Al die leuke meegebrachte zomerse kleding zit nog onaangeroerd in mijn rugzak. Ik ben al dagenlang gehuld in dikke truien, lompe laarzen, grote shawls en vormloze broeken. Deze reis voelt opeens als overleven, in plaats van als een romantische rendez–vous om de liefde te vieren.
klappertanden
Godzijdank heb ik voor de zekerheid wel winterkleding meegenomen in mijn rugzak. Toen ik ooit een weekje naar Schotland ging om mijn vakantieliefde van weleer terug te zien, kwam ik terecht in temperaturen van –25 graden Celsius zonder echte winterkleding mee te hebben. Op mijn zwarte opengewerkte muiltjes had ik het toen nog veel kouder dan nu hier in Marokko – wat voelt als een schrale troost. Al doende leert men, blijkbaar. Na een half uur onder een hete douche, ben ik klaar met klappertanden en val ik samen met Kris in slaap. Morgen is er weer een dag.
De volgende morgen schijnt gelukkig de zon. Ook al is het nog steeds koud, met de zon erbij voelt het vele malen beter dan de bittere kou van gisteravond en de regen van de dagen ervoor. Nadat we op een pleintje het leven in dit kleine Marokkaanse stadje hebben geobserveerd, pakken we de auto en rijden richting Ait Benhaddou – een prachtige kasba uit de zeventiende eeuw in typisch Zuid–Marokkaanse architectuur. Ait Benhaddou was destijds een van de vele handelsposten op de handelsroute tussen het oude Soedan en Marrakech, die liep door de Dra–vallei.
alarmerend sms’je
De kasba bestaat uit een samenhangende groep gebouwen gemaakt van aarde, omringd door hoge verdedigingsmuren en hoektorens. Binnen de muren bevinden zich gemeenschappelijke ruimtes (zoals een moskee en een openbaar plein), simpele arbeiderswoningen en kleine kasteeltjes. Ook bevinden zich binnen de kasba twee verschillende begraafplaatsen: één voor moslims en één voor joodse overledenen. Blijkbaar leefden beide groepen destijds nog prima naast elkaar binnen dezelfde vesting.
Onze eindbestemming voor vandaag is de stad Zagora, een kleine tweehonderd kilometer van Ait Benhaddou. Het is tijd om de auto in te stappen. Onderweg krijg ik een alarmerend sms’je van mijn onderbuurman Gerard: er is voor de tweede keer in een jaar tijd een ruit ingegooid bij mijn benedenwoning in Amsterdam West. De daders zijn (gelukkig) betrapt tijdens hun actie en daarna hard weggerend. Met een baksteen de ruit ingooien is sowieso geen slimme manier van inbreken in een wijk vol sociale controle. De daders zijn twee jongens met Noord Afrikaans uiterlijk die Arabisch praatten. Best ironisch gezien het land waar we nu zitten. Gelukkig zijn ze niet verder gekomen dan het inslaan van de ruit en forceren van de deurkruk, aldus de onderbuurman. Een geluk bij een ongeluk.
poging twee
Pas na thuiskomst blijkt dat we inderdaad mazzel hebben gehad. Mazzel die nota bene te wijten is aan mijn eigen ´stommiteit´. Ik heb namelijk een tijdje terug per ongeluk mijn linkerruit dicht geschilderd van de binnenkant, waardoor inbreken een zinloze bezigheid is. Dit raam is immers met geen mogelijkheid open te krijgen. De inbrekers zijn daardoor nooit verder gekomen dan het forceren van de linker deurkruk van het raam. Het is maar goed dat ze niet wisten dat het andere raam wél gewoon open kan.
Uit frustratie en stress eten we in Agdz alsnog een hele kip op bij een shabby wegrestaurant. De kip hing waarschijnlijk al de hele dag te draaien aan het spit en valt in de praktijk dan ook zwaar tegen. Wanneer we daarna doorrijden naar Zagora, is de avond al gevallen en de weg dus (weer) pikkedonker. Het is even niet anders. De goedmaker van de dag komt in Zagora, wanneer we een restaurantje ontdekken in een prachtige tuin en horen dat we met een beetje mazzel ergens anders een fles wijn kunnen kopen. Kris springt onmiddellijk op de scooter samen met de restauranteigenaar om die te halen. Met een dekentje erbij is het eigenlijk nog altijd net te koud om buiten te zitten, maar we genieten daarna intens van de (zoveelste) tajine met rode wijn.
spraakzame lifter
De volgende dag ontdekken we de omgeving van Zagora, om daarna terug te rijden in de richting van Quarzazate. We nemen tot twee keer toe lifters mee, waaronder een oud vrouwtje dat haar hele gezicht beschilderd heeft en naar heerlijke wierook ruikt. Ze kwebbelt er vrolijk op los en begrijpt volgens mij totaal niet dat wij haar niet verstaan en een andere taal spreken. Tijdens een korte stop onderweg worden we door een aantal locals uitgenodigd om thee te komen drinken en mee te eten van hun lunch. De mensen zijn hier duidelijk enorm gastvrij. Wanneer Kris daarna ook nog meehelpt met ploegen, kan hij niet meer stuk voor de mannen. Het is bijna jammer dat we weer verder moeten. De lokale vrouwen zijn over het algemeen iets afstandelijker en minder makkelijk benaderbaar – wat misschien anders was geweest wanneer ik niet met Kris was geweest maar met een vriendin.
Net voor Quarzazate lunchen we uitgebreid in de zon. Het is opeens weer prachtig weer; tijd om alle aangetrokken laagjes kleding één voor één af te pellen. Eerste shawl af, tweede shawl af, Uggs uit en All Star gympen aan, dikke jas uit, eerste trui uit, tweede trui uit, eerste long sleeve uit en ach, dan kan die tweede long sleeve ook wel uit. Heerlijk – tot het half vier ’s middags is, de temperatuur weer daalt en het ritueel precies andersom plaatsvindt. We rijden richting Dades Gorge, een spectaculaire route langs hoge kloven, diepe ravijnen en prachtige valleien. We regelen een fijne B&B, waar we ook nog kunnen eten. Dat het wederom tajine is wat de pot schaft, is eigenlijk niet erg. Ik begin ervan te houden.
langzame start
Zondagmorgen staan we vroeg naast ons bed, heilig van plan om er een lange en mooie dag van te maken. De lucht is blauw; de zon zit nog nét achter de bergen maar staat klaar om daarachter tevoorschijn te komen. De zon mag dan klaar staan, de mensen van het hotel zijn dat nog niet. Ze zijn het blijkbaar niet gewend dat mensen vroeg opstaan en het duurt dan ook even voordat ze opgestart zijn en wij verder kunnen.
De omgeving blijkt even mooi te zijn als wat we gisteravond al even zagen. We ontdekken daarnaast een leuke markt waar je het leven van alledag heerlijk kunt observeren van een afstandje. Na een dik uur rijden arriveren we bij Todra Gorge, minstens zo mooi als de voorganger Dades Gorge. De omgeving lijkt te zijn volgestouwd met prachtige palmbomen, diepe valleien en gruwelijke uitzichten. Wat een natuur heeft dit land!
oorproblemen
Onze volgende bestemming is de Midden–Atlas, het lagere zusje van de Hoge Atlas. De twee delen van het Atlasgebergte zijn van elkaar gescheiden door twee rivieren, de Moulouya en de Oum Er–Rbia. De rit is ongelooflijk mooi. Eenmaal in de bergen, blijkt er echter iets grondig mis te zijn met mijn rechteroor. In kan dat oor niet klaren en hoe hoger we komen, hoe meer pijn mijn oor doet. Tegen de tijd dat we Midelt binnenrijden, onze eindbestemming van de dag, ga ik door de grond van de pijn. Ik kan wel janken. We besluiten daarom langs een dokter te gaan, zodat die naar mijn oor kan kijken en een recept kan voorschrijven. Net op dat moment rijden we langs een apotheek, waar de arts na vijf minuten ook arriveert. Toeval bestaat niet.
Ik blijk een acute oorontsteking te hebben; godzijdank krijg ik direct pijnmedicatie, oordruppels en antibiotica om het hele zaakje weer schoon te krijgen. Nog steeds verdoofd van de pijn, gaan we op zoek naar een hotel. Ik wil immers niets liever dan in bed liggen en slapen. Het duurt even voordat we een hotel gevonden hebben met verwarming en een warme douche – de twee eisen die ik na wat missers deze reis voor mezelf heb opgesteld. Maar uiteindelijk vinden we die, compleet met een ligbad, dik rood tapijt en een heerlijk zacht bed. Ik kan de grond wel kussen.
overwinteren in een tent
Na een uurtje ontspannen doen de medicijnen hun werk en is het tijd om mijn lege maag te vullen, wat gelukkig gewoon in het hotel kan. Uiteraard is er de keuze tussen tajine X, Y en Z. We verwachten inmiddels al niets anders meer. Die nacht verbetert mijn oor aanzienlijk en wanneer we de volgende morgen wakker worden, voel ik me goed genoeg om verder te reizen. Ziek zijn is voor mietjes. Ik ben die ochtend vroeg wakker en zie nog net de zon opkomen; altijd een klein geluksmomentje.
Onze eindbestemming van vandaag is Meknes, één van de drie Marokkaanse Koningssteden. Om daar te komen, rijden we eerst een stuk door de Midden–Atlas. In tegenstelling tot de Hoge Atlas ligt hier een dik pak sneeuw. Het landschap is elke paar minuten anders en we kijken onze ogen uit. Wat is dit land mooi en afwisselend qua natuur. Na een uurtje rijden, passeren we in het berggebied een aantal tenten die bedekt zijn onder een halve meter sneeuw. Ernaast ‘grazen’ een stel kalkoenen en schapen op een stukje land dat door henzelf sneeuwvrij gestampt is. Geïntrigeerd door dit tafereel parkeren we de auto. De eigenaar van de tent komt al snel naar de weg toe lopen. Of we euro’s kunnen wisselen of kleding hebben voor hen. En of we een kopje thee willen.
verwend
We accepteren zijn aanbod en lopen mee naar zijn tent, waar ook zijn vrouw en hun (enige) kind zitten. We drinken thee op het kleed dat overdag de woonkamer voorstelt, ’s nachts het bed. Naast het kleed is er in de tent een keukentje gecreëerd, met een groot houtvuur dat gebruikt wordt om op te koken en de tent warm te houden. Eromheen liggen en staan allerlei voorwerpen die je in een ‘normaal’ huis ook vindt: boeken, speelgoed, kookgerei, kleding en spelletjes. Ook staan er een autoradio en kleine televisie, die allebei op een accu draaien. Deze tent heeft eigenlijk alles wat je nodig hebt. Bovendien is het er lekker warm – enorm belangrijk in deze bittere kou. Maar toch: je zult hier maar maandenlang zitten.
Het gezin woont hier in totale isolatie van alles en iedereen, samen met hun dieren. De rest van de familie woont in een dorp verderop. Hun zoon kan niet naar school omdat die te ver weg ligt. Wanneer de winter voorbij is, pakken ze hun spullen op en gaan terug naar het dorp. Ieder jaar herhaalt zich dit ritueel onder barre levensomstandigheden. Wat zullen deze mensen uitkijken naar de lente. Het voelt cru dat we een uur later wegrijden in onze gloednieuwe Peugeot 206, met twee volle rugzakken op de achterbank.
het genève van marokko
Even later stoppen we in Azrou, een leuk en relatief toeristisch plaatsje op de rand van de Midden–Atlas. We gaan op zoek naar geweven kussenslopen, die je hier schijnbaar op elke hoek van de straat kunt vinden. Vrijwel iedere koopman heeft thuis bovendien een opslagruimte, waardoor we meer van het stadje zien dan van tevoren voorzien. De mensen lijken hier meer ontspannen dan in de rest van Marokko. Ze zien je bovendien gevoelsmatig niet alleen als een wandelende portemonnee. Ook wel een keer fijn.
Nadat we de auto hebben opgevuld met Marokkaanse kussenslopen in alle kleuren van de regenboog, rijden we verder naar Ifrane. Dit wintersportmekka, het ‘Genève van Marokko’, voelt wat mij betreft niet als Genève. Helemaal Marokkaans doet het echter ook niet aan. Met een overload aan rijke mensen, Europees uitziende rijtjeshuizen, jeu de boules–spelende locals en net iets teveel beveiliging langs de kant van de weg is het duidelijk wél een upper class stadje. Het heeft echter totaal geen uitstraling – en is wat mij betreft dan ook een no go.
mini–paradijs
Na een korte stop rijden we daarom verder naar Meknes. Het landschap verandert daarbij langzaamaan in een soort Iers tafereel, met groene heuvels, schapenherders op de weg en schaapjes die je verdwaasd aankijken. Toevallig lees ik momenteel het boek ‘de Alchemist’ van Paulo Coelho, waarin de hoofdpersoon een schapenherder is die van Spanje naar Marokko vertrekt om daar zijn geluk te gaan zoeken. Toeval bestaat niet – alweer. Het weer is inmiddels omgeslagen. Tegen de tijd dat we Meknes binnenrijden, regent het zo hard dat de straten blank staan. Het verkeer is bovendien druk, zeker in spitstijd. We parkeren de auto op een parkeerterrein en gaan lopend op zoek naar een specifieke riad in de oude stad, die niet bereikbaar is met de auto. Gelukkig heb je op elk groot parkeer-terrein in Marokko bewakers staan.
Na veel vragen, zoeken, lopen, opnieuw vragen, wederom zoeken en weer verder lopen, vinden we eindelijk de plek die we zoeken. Het is er gelukkig minstens zo mooi als we hopen: een soort mini–paradijs in een grote, vieze stad. Sterker nog: met prachtig houtsnijwerk, verfijnde schilderingen op de deurlijsten en plafonds, een prachtige beddensprei en massief houten vloer doet onze hotelkamer bijna aan als een koninklijke suite.
parkeerstress
Tegen de tijd dat we onze spullen door de nauwe steegjes van de medina geloodst hebben en klaar zijn om uit eten te gaan, is het al half tien ’s avonds. In de oude stad blijkt alles al gesloten te zijn; in de nieuwe stad vinden we gelukkig een pizzeria die nog open is. Het is elke avond een zoektocht om een restaurantje te vinden zonder TL–verlichting en met verwarming – de twee randvoorwaarden die ik gesteld heb. Omdat het de volgende morgen plenst van de regen, is Meknes by day niet de meest inspirerende plek om rond te lopen. We besluiten na een paar uur rondstruinen in de regen om naar Fes te gaan, de derde Koningsstad.
Ons vertrek uit Meknes verloopt echter minder soepel dan gehoopt. Eenmaal bij onze auto, blijkt daar een ‘parkeerwachter’ te staan die zogenaamd onze auto in de gaten gehouden heeft en daarvoor geld vraagt. Nou is dat niet zo bijzonder in Marokko; het is een makkelijke manier om geld te verdienen aan toeristen en daarom eerder regel dan uitzondering. Wat wel bijzonder is is het extreme bedrag dat hij daarvoor vraagt. Het is de eerste keer dat we hem überhaupt zien rondlopen op deze plek en we hebben hem nooit gevraagd om deze zogenaamde bewaking. Kris drukt hem als gebaar van goede wil wat geld in de hand, maar de ‘bewaker’ vindt dit duidelijk niet voldoende. Hij is woest en eist meer geld. Omdat wij dat weigeren te geven, slaan bij hem alle stoppen door.
bakken duivenpoep
Uiteindelijk rijden we daarom weg zonder iets te betalen. We komen er in het labyrint van Meknes’ medina echter al snel achter dat er helemaal geen uitgang is aan deze kant van het parkeerterrein. Er zit niets anders op dan om te keren en terug te rijden naar dezelfde plek als waar we zojuist ruzie hebben staan maken. Geen fijn idee. Wat als hij stenen door onze voorruit gooit? Of (erger nog) wat als hij ons omsingelt en staande houdt met een groep vrienden erbij? We voelen steeds meer stress opkomen en de maas van nauwe straatjes helpt niet. Ieder straatje is op zichzelf nét breed genoeg om een auto door te laten, maar wordt ook nog eens bevolkt door geiten, schapen, Marokkaanse dames en schreeuwende marktkooplui. Op goed geluk rijden we terug naar het parkeerterreintje waar we gisteren geparkeerd hebben. Godzijdank blijkt onze ‘parkeerwachter’ alweer weg te zijn; een mooie bevestiging van wat we al dachten (en waarom we weigerden om meer te betalen). We kunnen daardoor ongestoord vertrekken en opgelucht ademhalen.
Onderweg naar Fez spreken we een local die een specifieke riad aanraadt – waarschijnlijk omdat een van zijn vele familieleden die runt, maar dat terzijde. Hoe dan ook scheelt het ons weer heel wat rondrijden, op zoek naar een goed onderkomen. We hebben daardoor extra tijd om rond te slenteren, bijvoorbeeld in de vele leerlooierijen die de stad rijk is. In ruil voor wat geld leidt een local ons naar een verlaten dakterras, waar je een prachtig uitzicht hebt op de looierijen en het proces van leer maken goed kunt volgen. We zien (en ruiken) enorme bakken met duivenpoep, waarin de huiden eerst een aantal dagen te weken worden gelegd. In iedere bak zit een draaiwiel, waarmee de huiden handmatig soepeler gemaakt worden.
koninklijk – of toch niet?
Voor de ramen hangen tientallen huiden te drogen, om daarna gekleurd te worden. Er lijkt geen enkel fabriekswerk aan te pas te komen; al het werk wordt handmatig gedaan – hoe ranzig het ook is. De ammoniaklucht die er hangt is extreem; ik kan me niet voorstellen dat je hier als medewerker dagelijks in moet werken. Wat als je een dag misselijk bent? Ik stel me opeens voor dat deze werkers ’s avonds thuiskomen bij hun vrouw en net zo ruiken als de huiden die hier te drogen hangen. Voor de mensen die hier werken is het waarschijnlijk business as usual en onderdeel van het dagelijks leven. Het tafereel doet aan als een levend schilderij met een bijzonder geuren– en kleurenpalet, dat me terug in de tijd brengt.
Na afloop lopen we met onze so called gids mee naar de winkel van zijn vader – een tegenprestatie die we van tevoren hebben afgesproken. Bij thuiskomst blijken we een gratis kamerupgrade te hebben gekregen, doordat onze oorspronkelijke kamer niet op slot kan. Aangezien privacy met een vrouw hier echt een ding is, snapt de receptionist dat we graag een andere kamer willen. De enige kamer die nog vrij is, is de Royal Suite: een gigantische kamer met een enorm hemelbed, een extra zijkamer en een zithoek. Het voelt alsof we de kamer van Willem III zijn binnengetreden. Stiekem vond ik het kleine kamertje dat we eerder hadden veel gezelliger, maar dat houd ik maar even voor me.
op zoek naar een dokter
We verhuizen onze spullen naar boven en voelen ons net een koninklijk echtpaar – totdat ik voor de zoveelste dag op rij mijn met modder besmeurde Uggs en woest onaantrekkelijke wortelbroek aantrek en mijn vijftal lagen bovenkleding over mijn hoofd hijs. Verre van charmant, maar noodzakelijk om de kou en nattigheid te kunnen verdragen. Ik voel me opeens allesbehalve koninklijk, ondanks onze prachtige kamer. Ondertussen is dit alweer onze één na laatste dag in Marokko. Morgenavond vliegen we terug naar Amsterdam vanuit Tanger. Omdat ik mijn oren nog altijd niet kan klaren en dat bij vliegen kan zorgen voor een gebroken trommelvlies, gaan we op zoek naar een dokter. Die moet ons uitsluitsel geven over de vraag of ik morgen überhaupt mag vliegen. De dichtstbijzijnde dokter blijkt zich in het ziekenhuis te bevinden, waar ik binnen no time geholpen word door een gespecialiseerde KNO–arts. Ik kan volgens hem gelukkig zonder problemen vliegen, mits ik per direct een shitlading medicijnen naar binnen werk.
De volgende dag rijden we terug naar Tanger. Een lange rit, door het platte hart van Marokko. We kiezen daarbij voor de pittoreske route in plaats van de snelweg. Alles verloopt prima – totdat we in de buurt van Tanger komen en daar alsnog uit tijdnood de snelweg nemen. Al snel begint de tijd te dringen – en daarmee ook het benzinepeil van de auto. Even later nemen we ook nog een verkeerde afslag, waardoor we steeds verder van de luchthaven verwijderd raken. We zoeken tevergeefs naar een afslag, zodat we op zijn minst kunnen keren. We komen uiteindelijk een stilstaande politieauto tegen, aan wie we de situatie uitleggen. Geheel tegen alle verkeersregels in staat hij ons – bij gebrek aan een afslag – toe om op de snelweg te keren. Om dat voor elkaar te krijgen rijden we tussen de stukken vangrail door en draaien vervolgens de rijbaan ernaast in tegengestelde richting op.
murphy’s law
Eenmaal op het vliegveld denken we opgelucht adem te kunnen halen. Maar niets is minder waar: wanneer we (letterlijk) de car rental binnen rijden, worden we aangehouden door een politieagent. Blijkbaar hebben we de laatste meters te hard gereden – en dus wil de agent geld vangen. We geven aan dat ons vliegtuig al bijna vertrekt en we daardoor zwaar in de stress zitten. Ik kijk er extra schuldbewust bij, in de hoop op vergiffenis. Gelukkig laat de goede man ons gaan, zodat we onze auto kunnen uitladen en ik met alle bagage naar de vertrekhal kan rennen terwijl Kris de auto inlevert.
Op weg naar de juiste vertrekhal valt onze bagage ook nog half uit elkaar. Murphy’s law gaat altijd op in dit soort situaties. Strompelend als een kip zonder kop met (voor mijn gevoel) honderdduizend zakken, tassen en rugzakken ren ik naar de juiste balie – waar uiteraard geen andere toeristen meer staan. We zijn allebei in de veronderstelling dat de incheckbalie allang gesloten is en we ons vliegtuig daardoor gaan missen. Dat blijkt gelukkig niet het geval: we zijn nog net op tijd om in te checken. En zo zitten we even later alsnog in het vliegtuig, op weg naar huis. Typisch een gevalletje in de categorie ‘mazzel’.
toasten op de goede afloop
Eenmaal in de lucht toasten Kris en ik op de goede afloop. We hebben onze eerste roadtrip samen met vlag en wimpel overleefd. Dat we bijna ons vliegtuig mistten, onderweg beroofd zijn en de nodige kou en nattigheid hebben getrotseerd lijkt opeens onbelangrijk. Samen kunnen wij de wereld aan. Marokko is bovendien een fantastisch en koningswaardig reisland, óók met kou en regen. Tegelijkertijd moet ik ook eerlijk zijn tegen mezelf: de volgende keer dat ik naar Marokko kom dan zal dat in de lente of nazomer zijn. Koning zijn in de lente is immers net iets leuker dan in de winter.
–
meer reisverhalen uit het midden-oosten
Wil je meer weten over mijn ervaringen in het Midden-Oosten? Lees dan de volgende verhalen:
egypte – murphy’s law in caïro
egypte & ghana– communicatieve obstakels
egypte – dessert talk: cultuurshock
israël & jordanië – controle in het kwadraat
israël & jordanië – geheime sleutel
israël – leven tussen vijanden
tunesië – dessert talk: zandstorm
turkije – opgesloten in een tapijtwinkel
verenigde arabische emiraten e.a. – kentekenbusiness
verenigde arabische emiraten – op pad met een sjeik
–
reis je met me mee?
–