reisavontuur in egypte – 1998
Mijn eerste woestijnervaring heb ik in 1998, wanneer ik samen met mijn vriendin Suus onderweg ben van Israël naar Egypte. We zijn opgestapt in het moderne Tel Aviv; na een gare nacht tussen de schreeuwende tieners worden we bij de grens tussen beide landen bijna letterlijk de bus uit geduwd en gedropt in de woestijn van Sinaï. De droge hitte, de oude auto’s en de mannen in djellaba’s zorgen onmiddellijk voor een cultuurshock. De mannen lijken ons eindeloos aan te staren. Wat moeten we hier? En hoe veilig is het hier eigenlijk voor ons, twee westerse meiden zonder hoofddoek en lange rok? Opeens voel ik me heel naakt en kwetsbaar zonder die twee items, ook al is het licht en schijnt de hete zon in mijn gezicht.
autowrakken en skeletten
Suus blijkt precies hetzelfde te denken. We moeten hier duidelijk zo snel mogelijk weg. Ons plan is naar Caïro te gaan. De eerste bus naar Caïro vertrekt echter pas een paar uur later, zo ondervinden we al snel. Een taxi naar Caïro is geen optie; daarvoor is het te ver. We passen daarom ons plan aan en zoeken een taxi die ons naar Dahab wil brengen, een kustplaatsje in de woestijn. Gelukkig gaat dat proces dan juist weer heel soepel. En zo stuiven we tien minuten later door de Sinaï woestijn in een auto die minstens veertig jaar oud is, met een chauffeur die ik even daarvoor nog zo verdacht vond kijken naar ons. Inmiddels ben ik overgeleverd aan zijn rijkunsten en dat voelt onwennig.
Onderweg worden we vergezeld door autowrakken, die je laten afvragen wat er in godsnaam mee gebeurd is dat ze hier na al die tijd nog steeds staan. Hopelijk heeft degene die er pech of een ongeluk mee kreeg destijds wel een lift naar huis gekregen van iemand. Anders ben je hier namelijk ten dode opgeschreven, in de felle zon en brandende hitte. De wrakken doen een beetje luguber aan. Hetzelfde geldt voor de skeletten van dode dieren, die je hier overal aan de kant van de weg ziet liggen. Na hun overlijden heeft blijkbaar niemand de moeite genomen om de dieren te verplaatsen. Ongetwijfeld heel logisch, zeker gezien de immense buitentemperatuur die ik nu al ervaar. Al met al voelt het wel als een bijzondere binnenkomer in het land.
betonnen bunker
Drie uur later rijden we Dahab binnen, een relaxte hippie hangout waar je niet heel veel meer kunt dan ontspannen. Dat komt mooi uit want ontspannen heb ik tot nu toe niet gedaan. Nu nog een plek vinden om te slapen. Om geld te besparen kiezen we uiteindelijk voor een bunker van vier vierkante meter, zonder raam, blower of airco. De betonnen unit is groot genoeg om onze spullen neer te leggen en er daarna vooral niet meer te komen.
Dahab blijkt gezelliger dan gedacht, vol ongecompliceerde restaurantjes die voorzien zijn van gekleurde kussens op de grond en lage tafeltjes om aan te eten. Heel veel meer dan een beetje hangen, eten en drinken is dan ook niet de bedoeling. Zonnebaden is hier uitgesloten door de extreem felle zon. Verder dan een beetje zwemmen in het veel te warme water komen we vandaag dan ook niet. Omdat het in onze bunker ’s avonds nog altijd meer dan vijftig graden is, slapen we die nacht op het dak van het complex. We vallen daarbij in slaap terwijl we sterren kijken. Het kan erger.
bedoeïenen anekdotes
De dag erna maken we een kamelentocht door de Sinaï woestijn, onder begeleiding van bedoeïen Mohammed. Die avond deelt hij tijdens het drinken van een mierzoet kopje thee vele anekdotes met ons over de vete tussen hen en de Egyptenaren. De bedoeïenen blijken hier behoorlijk onderdrukt te worden door de Egyptenaren. Zij beschouwen hen als bondgenoten van de Israëlische bevolking en daardoor als verraders van de Egyptenaren.
Nou is het, voor zover ik dat kan inschatten, ook zo dat bedoeïenen over het algemeen gevoelsmatig dichter bij Israël en de westerse wereld staan dan de Egyptenaren. Zo staat het westen volgens onze kamelendrijver voor rijkdom en voorspoed; zijn broer is daarom naar de VS vertrokken. Hij volgt graag zijn voorbeeld. Daarnaast is hij als mens blij met de Israëlische president, dus anti-Israëlisch is hij zeker niet.
hoofddoek
Met de Egyptenaren heeft hij daarentegen ook overeenkomsten. Zo is hij net als hen islamitisch – en daarmee een groot voorstander van de vrouwelijke hoofddoek. We hebben daar uiteindelijk een interessant gesprek over, waardoor mijn afkeer van diezelfde hoofddoek ietwat genuanceerd wordt. Mohammed ziet die hoofddoek als een teken van respect van zijn vrouw naar hem toe; een signaal dat zij bij hem hoort en niet bij iemand anders. Zijn motieven klinken puur en zeker niet gericht op onderdrukking van de andere sekse. Op die manier heb ik er nog niet naar gekeken. Ik merk dat ik het fijn vind om met deze man te praten. Hij staat weliswaar in sommige dingen heel anders in het leven dan ik, maar er is wel sprake van wederzijds respect. En dat is mooi.
Bedoeïenen hebben duidelijk dingen gemeen met verschillende bevolkingsgroepen, maar horen vooralsnog nergens écht bij. En juist dat laatste maakt hen als minderheid een kwetsbare underdog tussen de ontelbare Egyptenaren. De terugweg naar Dahab rijden we alledrie in stilte op onze kameel. Het gaat lekker langzaam. Ik kom erachter dat als je gewoon mee laveert op de rug van het dier en een goede cadans weet te vinden, er niets lekkerder is dan op een kameel door de woestijn te lopen. Zeker aan het begin van de avond, wanneer het nog niet donker en koud is maar de ergste hitte wel voorbij is. Kameelrijden in de woestijn is redelijk zen, mits je je eraan overgeeft.
fata morgana
Een paar dagen later nemen we vanuit Dahab alsnog de bus naar Caïro. Ik ben benieuwd naar de miljoenenstad, maar vooral ook naar de eeuwenoude pyramiden. Als stad valt Caïro helaas tegen. Welke wijk je ook komt, de stad voelt als een enorme zandbak zonder enig moois. Het verkeer is er één grote chaos, waar je al snel knettergek van wordt. De mensen die we er tegenkomen zijn bovendien rondom onbeschoft naar ons. Als meisje zonder vent ben je hier net aangeschoten wild. Mannen sissen, roepen, lopen tegen me aan en kijken me net iets te indringend aan. Ik voel me vogelvrij. Caïro is duidelijk niet mijn stad – althans niet in de situatie waarin ik me nu bevind: single en zonder man of kinderen.
De volgende dag is het tijd om de andere kant van deze zandbak te ontdekken: de eeuwenoude pyramiden, die midden in de woestijn staan. Pas wanneer we in de taxi zitten op weg naar Gizeh, het stadje waar de pyramiden staan, besef ik dat die woestijn dan wel héél dichtbij de stad zit. De rit er naartoe duurt namelijk maar een half uur. In eerste instantie rijden we nog gewoon in de stad. Maar dan opeens, na een paar keer knipperen met mijn ogen, is de miljoenenstad Caïro opeens over gegaan in woestijnlandschap. Het voelt surrealistisch, als een soort fata morgana. Voordat ik het door heb zijn we uitgestapt en sta ik tussen de piramiden van Gizeh – één van de tien wereldwonderen. Het voelt alsof ik een prentenboek in ben gelopen. Of in een droom wakker ben geworden. Imponerend is het zeker.
bruut wakker
Even daarna word ik echter bruut wakker geschut uit mijn droom. Ik blijk me opeens tussen een stel schreeuwende Egyptenaren te bevinden, onderhandelend over de prijs van een rondleiding. De onderhandelingen verlopen uiteraard niet gezellig, zoals bij Aziatische landen wél zo vaak het geval is. Ik voel me geïntimideerd door de vurigheid in hun stem & ogen en durf daardoor bijna geen weerwoord te geven, terwijl ik dat eigenlijk wel wil. Tja, what can I say. De woestijn met haar piramides is adembenemend mooi, maar de bijbehorende Egyptenaren en ik zijn nog altijd geen match.
–
meer reisverhalen uit het midden-oosten
Wil je meer weten over mijn ervaringen in het Midden-Oosten? Lees dan de volgende verhalen:
egypte – murphy’s law in caïro
egypte & ghana– communicatieve obstakels
egypte – dessert talk: cultuurshock
israël & jordanië – controle in het kwadraat
israël & jordanië – geheime sleutel
israël – leven tussen vijanden
tunesië – dessert talk: zandstorm
turkije – opgesloten in een tapijtwinkel
verenigde arabische emiraten e.a. – kentekenbusiness
verenigde arabische emiraten – op pad met een sjeik
–
reis je met me mee?
–