reisavontuur in senegal – 2006
We zijn ons ons gelukkig van geen kwaad bewust wanneer we die morgen opstaan in Toubab Dialou, het noorden van Senegal. We vertrekken vandaag naar Ile de Goree, een prachtig schiereiland met overblijfselen uit de Franse koloniale tijd. Aangezien we met de auto ver moeten omrijden om er te komen én boottochtjes überhaupt veel leuker zijn dan autoritten, kiezen we ervoor de speelboot te nemen. Pas als we na het ontbijt onze ‘boot’ zien liggen, beseffen we dat dit weleens een ander soort ritje zou kunnen worden dan we in gedachten hebben.
op hoop van zegen
Onze ‘boot’ ziet er namelijk uit als een soort holle boomstam, die verre van zeewaardig lijkt. Waarom we op dat moment niet gewoon de tocht hebben afgeblazen weet ik niet. Blijkbaar denk je in dit soort situaties standaard dat het wel goed zal komen. Dat ze dit vast al veel vaker gedaan hebben – en je je dus geen zorgen hoeft te maken. Niet dus. Pas wanneer we al in het bootje zitten en naast ons drie pubers instappen om de overtocht ‘te begeleiden’, durven we naar elkaar uit te spreken wat we eigenlijk allebei denken: waar zijn we in godsnaam mee bezig? Het voelt echter te laat om er nog echt iets van te zeggen. Op hoop van zegen dan maar.
Al snel schieten we in onze boomstam met een enorme vaart over het water. Het voelt bijna alsof we in een attractiepark zitten – maar dan zonder de zekerheid dat je weet dat alles goedkomt na een paar minuten. Zo heb ik onmiddellijk flashbacks naar de Wild Waterbaan in Hellendoorn – waar ik twintig seconden vrije val in een fantasie–boomstam al niet kon handelen. Deze rit gaat twee uur duren, zo is ons verteld. Oh my god. We zitten toch niet echt midden op de oceaan in een boomstam met een motor? Wel dus. En we kunnen niet meer terug.
van kwaad tot erger
Naarmate we verder de zee op varen, veranderen onze gedachten met de minuut. Zonder het naar elkaar uit te spreken – om de ander vooral niet ongerust te maken – worden die gedachten steeds grimmiger en negatiever. Heb ik de eerste vijf minuten met name zorgen over onze waardevolle spullen (zoals de camera en paspoorten), na tien minuten vraag ik me al af of mijn grote rugzak deze rit überhaupt gaat overleven. Weer een paar minuten later ben ik eigenlijk al blij als wijzelf de overkant halen zonder in het water te vallen. Want als onze boomstam iets verder naar links of rechts helt dan die nu al doet, liggen alle spullen op de bodem van de zee – en wij dus ook. Inmiddels zijn we zo ver op open zee dat we geen zicht meer hebben op de kust of andere bootjes. De golven worden heftiger en de boomstam lijkt nog instabieler.
Hoe verder we van de kust raken, hoe kouder en meer verkleumd we raken. En hoe vaker ik me realiseer dat we eigenlijk al heel blij mogen zijn als wijzelf deze levensgevaarlijke dodemansactie overleven. Want als die boot inderdaad omklapt, wie gaat ons dan redden? F*ck mijn rugzak, what about us? Van de heren die onze boot ‘besturen’ hoeven we in ieder geval niets te verwachten. Bijzonder genoeg lijken die het nog altijd naar hun zin te hebben – wat ons dan toch weer een beetje geruststelt. Of is het gewoon uit zenuwen dat ze zoveel lullen? Wat ze überhaupt zeggen weten we niet, dus blijft het raden wat ze denken.
politiecontrole
Na bijna twee uur totaal verkrampt en half onderkoeld over de oceaan te hebben gescheurd, is er eindelijk land in zicht. Godzijdank. We hebben het overleefd! Tijdens het uitstappen kunnen we allebei amper meer lopen van de kou en stijfheid. Om het iets warmer te krijgen, gaan we maar gelijk een beetje zwemmen. Het water hier is gelukkig een stuk warmer dan op volle zee.
Ironisch genoeg staat een minuut later de Senegalese politie naast ons. Je blijkt hier als toerist niet te mogen aanmeren met een privébootje. Dat is het alleenrecht van de grote sea–cruiser uit Dhakar – en dus níet van uitgeholde boomstammen uit kleine dorpjes aan de andere kant van de zee. Dat klinkt logisch, maar heeft helaas niemand ons verteld. Waarschijnlijk wisten de jongens die ons hiernaartoe gevaren hebben dit ook niet; het is immers de eerste keer dat zij toeristen naar het eiland gebracht hebben vanaf Toubab Dialou, zo vertellen ze beschaamd. Gelukkig horen we dat laatste pas als we alweer aan wal staan.
geen bon plan
Dat we niets wisten over een regel als deze, boeit de Senegalese politie uiteraard niet. We worden uiteraard gedwongen om een boete te betalen voor het aanmeren – wat betekent dat we bijna geen cash meer hebben voor de komende dagen én onze ‘kapitein’ ook niet kunnen betalen voor onze boomstamrit. Fair enough, vinden we zelf: dan had hij maar beter moeten nadenken voordat hij ons hierheen bracht.
Uiteraard vinden de heren van de boomstam dit geen bon plan – en halen ze dan ook alles uit de kast om ons te overtuigen van het feit dat we hen tóch moeten betalen voor de rit. Logisch. Maar van een kale kip kun je niet plukken – en dus laten ze ons uiteindelijk gaan. Zeker nadat we even flink los gaan over de absurditeit van de afgelopen twee uur en de doodsangsten die we daarbij hebben uitgestaan. Ze kijken ons schaapachtig aan. ‘Waar hebben ze het over’, lijken ze te zeggen. Blijkbaar is de bijna-doodervaring van de één de relaxte werkdag van de ander.
–
meer reisverhalen uit west-afrika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in West-Afrika? Lees dan de volgende verhalen:
gambia – gezocht: jonge, donkere god
ghana & egypte – communicatieve obstakels
senegal – op de vlucht voor een neushoorn
–
reis je met me mee?
–