reisavontuur in costa rica – 2004
Op het moment dat ik samen met mijn vriend Arjan de bus neem naar Costa Rica, is dat omdat het land nu eenmaal op de route ligt tussen Mexico en Panama – mijn reisplan voor de komende drie maanden. Ik verwacht er niet al teveel van, omdat ik geen natuur freak en natuur nu eenmaal de grote USP van het land is. Zodra ik er echter ben, draai ik mijn woorden terug. Costa Rica is namelijk een geweldig reisland. Een kwart van al het land is er ondergebracht in een national park en ik mag dan geen natuurfreak zijn, als je op elke hoek van de straat de meest bizarre dieren ziet, dan gaat je hart daar toch echt sneller van kloppen.
zijknat
Onze busreis naar Costa Rica begint vroeg. Heel vroeg. Om vier uur ‘s morgens staan we al buiten, met onze backpack op onze rug, een zaklampje op ons hoofd en onze poncho’s over onze schouders. Het regent namelijk pijpenstelen. We zijn op Isla Ometepe, een vulkanisch eiland in het meer van Nicaraqua, dat bedekt wordt door twee enorme vulkanen. De naam van het eiland is net zo mooi als het eiland zelf – het doet dan ook pijn in mijn hart om te gaan. Dit is een van de weinige plekken in Centraal Amerika waar ik echt verliefd op kan worden. Maar Arjan vliegt over anderhalve week vanaf Panama terug naar huis en dus hebben we de pas erin.
We lopen in een half uur de berg af naar beneden, richting de bushalte. Elk nadeel heeft zo zijn voordeel. Het voordeel van lopen in de regen én in het donker is dat je het te druk hebt met kijken waar je loopt en hoe nat alles is, om nog echt te beseffen dat je rug pijn doet van je rugzak. Gelukkig staat de bus die we moeten nemen klaar als we beneden aankomen. Eenmaal op weg, slaap ik aan één stuk door – tot de bus twee uur later vol is en er iemand naast me komt zitten. Na de busrit volgt een bootrit naar San Jorge en een taxi naar de grens met Costa Rica – vanwaar we nog een dik kwartier moeten lopen in de zijkende regen tot we echt bij de grensovergang zijn. Het water wordt ondertussen met emmers tegelijk uit de hemel gepompt. Alles is al snel zijknat.
aggressief
Omdat we bij de grens geen traveler cheques kunnen wisselen en er geen geldautomaat is, zit er niets anders op dan alle valuta die ik nog heb –een allegaartje van verschillende Latijns-Amerikaanse valuta- om te wisselen voor US dollars, zodat we eenmaal in Costa Rica op zijn minst een bus kunnen nemen. De opbrengst van mijn zeventig Nicaraquaanse cordoba’s, tien Belize dollars en tweehonderdveertig Guatamalteekse quetzal is bijna veertig US dollar – voldoende om op weg te gaan.
De geldwisselaar vergeet vervolgens commissie in te houden, totdat alles gewisseld is en we al buskaartjes hebben gekocht. Tegen de tijd dat hij dat in de gaten krijgt, wil hij het geld weer terug hebben om opnieuw te wisselen. Wanneer hij merkt dat we dat niet van plan zijn, begint hij vervelend te worden. Hij haalt al zijn vriendjes erbij en zelfs een politieman – die uiteraard niets doet, aangezien ik hem uitleg dat de wisselkoers eerlijk is gehanteerd. De geldwisselaar blijft echter agressief achter ons aanlopen – totdat onze bus arriveert en hij niets meer kan. Onze buschauffeur drukt ons op het hart dat dit soort dingen elke dag gebeuren wanneer geldwisselaars vergeten zijn commissie in te bouwen – en dus te weinig verdienen aan toeristen. Die laatsten zijn er immers om afgezet te worden en niet andersom.
stalker
Wanneer de bus eindelijk vertrekt en we van onze stalker af zijn, vragen we ons opeens af waar de bus eigenlijk naar toe gaat. Door alle hectiek zijn we zomaar ingestapt en op onze vraag of de bus langs Monteverde national park komt, wordt geen antwoord gegeven. De chauffeur dropt ons vervolgens in de middle of nowhere aan de kant van de weg, met de opmerking dat de bus die we moeten hebben over anderhalf uur komt en er een half uur over doet om in Santa Elena te komen – het plaatsje waar we naartoe moeten.
Bij navraag blijkt de bus pas over drie uur te gaan; omdat het inmiddels weer giet van de regen is het bovendien nog niet zeker of die bus ook echt rijdt. In het geval er overstromingen zijn op de route naar Monteverde of kans daarop bestaat, rijdt de bus namelijk niet. Bovendien doet de bus er twee uur over en dus zeker geen half uur. Minor detail. Het blijkt al dagen heel hard aan het regenen te zijn, waardoor de weg bijna onbegaanbaar is en er veel overstromingen zijn. Dat blijkt in dit jaargetijde geen uitzondering te zijn en als we er later die dag arriveren, begrijpen we waarom. Monteverde betekent niet voor niets letterlijk ‘groene berg’ – zonder enorme regenval zou het er niet zo groen zijn.
goede timing
In het enige restaurant dat er in de omgeving te vinden is, spreken we een Aussie die al drie uur zit te wachten op dezelfde bus. Er zijn dus altijd nog mensen die het slechter getroffen hebben. Maar dan komt er een toeristenbusje langs rijden, dat gelukkig voor onze neus stopt. We mogen met hen meerijden – voor zover dat lukt, want door de overstromingen is het bij een aantal stukken weg de vraag of we wel met de auto kunnen oversteken. Er is inmiddels zoveel regen gevallen, dat alle riviertjes buiten hun oevers getreden zijn. Tegen de tijd dat we in Santa Elena arriveren, stopt het echter opeens met regenen. Goede timing.
We regelen een kamer in een gezellig hostel, compleet met kaarsjes, warmte en veel gezellige mensen. We kopen vers brood, salade en gebraden kippetjes en hebben daarmee een geweldig diner met zijn drieën. De volgende morgen staan we vroeg, fris en fruitig op, met een bijna strakblauwe lucht aan de horizon. Geluk dwing je af. Monteverde is enorm toeristisch – en dus ook enorm georganiseerd. Er zijn in het national park een aantal hangbruggen aangelegd, waarmee je in een paar uur wandelen heel veel van het gebied ziet en prachtige uitzichten hebt over het gebied. Behalve veel exotische insecten, zien we helaas weinig wildlife – niet verbazingwekkend, aangezien er per dag honderden mensen over de trails lopen. De natuur is echter prachtig en we komen door het vroege tjdstip bijna geen mensen tegen onderweg. Ik houd normaal niet van wandelen, maar dit voelt echt fijn. Ik vind Costa Rica nu al leuk – ook al heb ik (behalve insecten) nog geen dier gezien.
rastafari
We stappen die middag de bus in naar de Costa Ricaanse hoofdstad San Jose. Daar komen we ’s avonds aan, wanneer het al bijna donker is. San Jose voelt op het eerste gezicht als een moderne stad, met veel mooie kerken en her en der wat koloniale gebouwen. Een prima plek, maar niets bijzonders. In dit land is de natuur duidelijk imponerender dan de stad. Na twee chagrijnige buschauffeurs én een onbeschofte taxichauffeur voelen de locals hier net wat minder goedgemutst als in buurland Nicaraqua, waar we juist altijd enorm vriendelijk behandeld werden.
De middag erna nemen we de bus naar Cahuita, een plaatsje aan de noordelijke, Caraïbische kust. Onderweg komen we op een eenbaansweg terecht in een enorme opstopping, doordat de ene vrachtwagen in de andere gereden is. Gelukkig lost de file uiteindelijk op en kunnen we die avond genieten van het enorme Caraïbische gevoel dat je hier in Cahuita onmiddellijk voelt. Aan de noordelijke kust wonen veel rastafari’s, die hier in de tijd van de slavernij terecht zijn gekomen. Dat geldt niet alleen voor Cahuita, maar voor de hele noordelijke kustlijn. Die voelt totaal anders dan de Spaanse kustlijn, aan de zuidelijke kant van het land. We worden die avond dan ook doodgegooid met Bob Marley look a likes & wanna be’s, stoners die van vroeg in de ochtend tot laat in de avond niets anders lijken te doen dan blowen. Je ziet dan ook bijna niemand werken hier. Als je een taxi nodig hebt, brengt iemand je voor een paar US dollar met zijn eigen auto – waarmee ze af en toe wat geld verdienen, om daarna weer verder te kunnen gaan met blowen en chillen. Wat een leven.
fluoriserende kikkers
Rond tien uur ‘s avonds is het dorp uitgestorven, om de volgende dag pas weer rustig op te starten. We ontdekken dat het hostel waar we slapen eigenlijk een soort mini wildlife park is. Zo zien we luiaards in de bomen hangen, sommigen zelfs met een jong. In het groen rondom onze kamer zien we fluoriserende groen-met-zwart-gestippelde kikkers, die (zo lezen we later) enorm giftig (en dus dodelijk) voor mensen blijken te zijn. Ook zien we gigantische spinnen, wasberen en een heel leger aan leguanen. Op weg naar het strand, dat een kilometer verderop ligt, passeren we een national park dat in een strook net achter het strand loopt. Het national park heeft een vrijwel onzichtbare entree, waar je zonder te betalen gewoon doorheen kunt lopen om bij het strand te komen. Op het pad dat volgt, zien we heel veel dieren – waaronder een net geboren boa constrictor, die bezig is met het verorberen van zijn eerste (zelf gevangen) leguaan. We volgen hem van heel dichtbij, tot hij een half uur later zijn prooi op heeft. Verder zien we veel prachtige mega-grote krabben, voorzien van een blauw en donkerrood gekleurd schild. Deze schijnen alleen in de Caraïben voor te komen. Hoe laagdrempeling kan wildlife spotten zijn!
We nemen die middag een ‘taxi’ naar Puerto Viejo, een kustplaatsje het oosten van Cahuita. Onze ’taxichauffeur’ is zo stoned, dat hij bijna niet meer normaal kan praten. Helaas blijkt hij uiteindelijk toch niet zo aardig te zijn als hij in eerste instantie lijkt – en dus nemen we voor het laatste stuk alsnog de bus. Taxichauffeurs hebben vaak twee gezichten, valt me vaak op. Ik zou er een boek over kunnen schrijven.
‘hangen’
Die avond doen we as the locals do: we ‘hangen’ bij een buitenbar aan het strand, die vol zit met echte Rastafari’s die graag entertaint worden door westerse vrouwen – waarbij je er dan als gastvrouw wel vanuit moet gaan dat jij hén financieel entertaint en niet andersom. Omdat Arjan over twee dagen vanaf Panama City naar huis vliegt, besluiten we de volgende dag richting Panama te reizen. Ik kom zelf over een week in mijn eentje terug naar Costa Rica, om de zuidelijke kant van het land te ontdekken. Eenmaal op het busstation, blijken we mazzel te hebben: de buschauffeur is net te laat, net als wijzelf – en dus kunnen we direct instappen en staan we een uur later bij de grens met Panama. De laatste vijfhonderd meter leggen we lopend af. In de praktijk betekent dit dat we met onze backpack op onze rug een gruwelijk enge brug over moeten. Op de brug loopt een treinrails en tussen ieder houten latje zit een grote spleet; eronder zit honderd meter niets en dááronder liggen rotsene en een wilde rivier. Er is helaas geen pad voor wandelaars en dus zit er niets anders op dan Bij de douane in Panama duurt het vervolgens eeuwen voordat we onze stempels krijgen en het land echt kunnen betreden.
Een week later sta ik wederom bij de grensovergang met Costa Rica. Arjan is inmiddels teruggevlogen naar Amsterdam en ik heb zelf nog een maand in mijn eentje om naar Mexico City terug te reizen – vanwaar mijn vlucht terug naar Amsterdam vertrekt. Ik ben inmiddels aan het reizen met een maatje dat ik eerder al in Mexico heb ontmoet, op de dag voordat Arjan arriveert. Op de dag waarop Arjan terugvliegt, ontmoet ik Patrick opnieuw – maar dan in Panama. We besluiten samen terug te reizen richting Mexico en zijn na een paar dagen klaar om naar Costa Rica terug te gaan – ook al zijn sommige delen van Panama op het gebied van wildlife bijna net zo mooi als Costa Rica. We spotten er dan ook kikkers in alle kleuren en vangen visjes met een hengel in de meest pure jungle die je maar kunt bedenken. Omdat we de smaak van het wildlife spotten te pakken hebben, besluiten we na het passeren van de grens met Costa Rica naar national park Corcovado te gaan, in het uiterste zuidoosten van het land.
nogal een trip
We pakken onze spullen, rekenen af en nemen de watertaxi naar Isla Colon. Vanaf daar nemen we achtereenvolgens de watertaxi naar Almirante, de bus naar David en een andere bus naar de zuidgrens met Costa Rica. Het giet de hele tijd van de regen, maar in een bus is dat best oké. Tegen de tijd dat we bij de grens met Costa Rica zijn, zijn mijn geduld en energie echter op. Ik heb geen zin meer om wéér een uur te moeten wachten op een bus, in het donker en in de regen. Maar er zit niets anders op. De eerste bus in Costa Rica brengt ons naar Golfito, een plaats in het zuid-oosten van Costa Rica. Vanaf daar moeten we de boot naar Puerto Jimenez nemen – ons einddoel voor vandaag., Het heeft nogal wat voeten in de aarde om dit park te kunnen bezoeken.
We komen die dag echter niet verder dan Golfito, een ghost town waar de sfeer doods en verdorven is. Dat geldt overigens ook voor het hostel waar we slapen, dat met stip op één staat in de categorie ‘hostels-waar-je-niet-wilde-slapen-maar-het-toch-deed’. Onze kamer is eigenlijk te ranzig om er überhaupt te kunnen slapen. Godzijdank zit er een plastic hoes over de bedden, zodat bed bugs waarschijnlijk geen kant op kunnen. Ik vraag me opeens af waarom we niet gewoon lekker naar San Jose zijn gegaan om de zaterdagavond te vieren, in plaats van klem te zitten in dit shithole.
kakkerlakken
Na een douche tussen de kakkerlakken, ben ik gelukkig weer aanspreekbaar en zie ik de wereld weer door een positieve bril. We hebben dan wel kakkerlakken, maar ook een eigen badkamer – en dus in ieder geval wel onze éigen kakkerlakken. Nu nog eten zien te vinden – geen gemakkelijke opgave in zo’n shithole om elf uur ‘s avonds. We vinden echter uiteindelijk een plek om te eten, die prima eten serveert en zelfs een zwembad heeft. Mocht het de volgende morgen mooi weer zijn, dan is dit een mooie plek om onze tijd uit te zitten, totdat de boot naar Puerto Jimenez vertrekt. We luiden het weekend bij ons hostel in met een fles wijn, die we in de straat hebben gekocht bij een klein winkeltje. Helaas blijkt deze bij het openen zwaar verrot te zijn. Waarschijnlijk heeft de fles sinds het bottelen in 1995 rechtop gestaan in deze winkel, met een temperatuur van ruim veertig graden Celsius in de zomer.
Dan maar vroeg naar bed toe. Helaas maakt het plastic om de matras heel veel lawaai wanneer je je in je slaap beweegt. Bewegen is hier vannacht dan ook een no go – waardoor we de volgende morgen halve doorligwonden hebben. Toch niet zo ideaal, dat plastic. Gelukkig is het weer wel opgeknapt – en dus doe ik wat ik mezelf beloofd heb de vorige avond. Ik plons in hat zwembad van het restaurant waar we gisteravond gegeten hebben en geniet anderhalf uur intens van een soort vakantiegevoel. Helaas begint het dan weer te regenen. Er zit niets anders op dan een internetcafé in te duiken, de place to be met regen. Ik lees daar dat een mijn beste vriendinnen, Marije, over een paar dagen naar Costa Rica vliegt, om getuige te zijn bij een bruiloft die hier plaatsvindt. Omdat ze er een korte vakantie aan vast wil plakken, stelt ze voor om een paar dagen samen te reizen.
thuiskomen
Tegen de tijd dat de boot om half twaalf gaat, is het gelukkig weer droog. Op de boot ontmoet ik twee Nederlanders, die hebben besloten om hiernaartoe te emigreren en zojusit een bod hebben gedaan op een B&B, ergens in het noorden van het land. Heerlijk inspirerend om dit soort mensen te spreken, die hun dromen achterna gaan. Het voelt na een dikke week reizen met de diplomatieke en introverte Patrick goed om iemand te spreken die direct en recht door zee is. Het ontmoeten van mede-Nederlanders voelt dan ook als thuiskomen.
Eenmaal in Puerto Jimenez, besluiten we allevier in hetzelfde hostel te overnachten. Achter het hotel ligt een meertje, waar we zo in hadden gezwommen als we dit niet hadden geweten dat er ook krokodillen in leven. Binnen een half uur spotten we er dertien, waarvan de meesten angstvallig dichtbij de kant komen waar we staan. Je zal het maar niet weten en gewoon het water inlopen.
geen kooitjes nodig
We doen een tweede poging om het weekend in te luiden, door bier te gaan drinken in een lokaal barretje. In de achtertuin banjeren ondertussen honderden apen en een wasbeer rond. Dieren hebben hier geen kooitjes nodig om te willen blijven. Er is hier laatst nog een vlindersoort ontdekt door wetenschappers, waarvan men niet wist dat ‘ie bestond – terwijl hij hier overal rondfladdert. Dit is de natuur in zijn zuiverste soort.
Wanneer we een paar uur later half aangeschoten door de straten van het piepkleine Puerto Jimenez lopen, blijkt de lokale diskotheek de place to be te zijn. Er wordt voornamelijk reggetonmuziek gedraaid, waarbij de mannen stoer achter de vrouwen dansen en de vrouwen ondertussen zwaar met hun billen schudden om deze mannen te imponeren. We proberen een uur mee te dansen met de locals, maar houden het dan voor gezien. We moeten morgenochtend om zes uur een bus pakken naar het national park; de enige bus die dag – en dus mogen we die niet missen.
hobbelrit
Het is de volgende morgen gelukkig prachtig weer. De busrit blijkt een hobbelrit in een open pick up te zijn, die bijna drie uur duurt. Het kan mij niet lang genoeg duren. Er is immers niets fijner dan in de vroege morgen met je gezicht in de zon de natuur te zien wakker worden. We worden gedropt op het strand, vanwaar het nog een uur lopen is naar de ingang van het park. Met een gigantische jungle aan de rechterkant en de zee aan de linkerkant is het een prachtige wandeling, zeker omdat we vrijwel de enige mensen zijn die er lopen. Het is duidelijk laagseizoen.
Corcovado is volgens ingewijden het beste wildlife park van Centraal Amerika. En na zes uur lopen in het park (en maar vijf kilometer af te leggen in die tijd) kan ik dat beamen. Dit park zit vol met heel veel verschillende dieren. Zo spotten we een grote katachtige, ontelbaar veel wasberen en leguanen, verschillende slangen en enorme papagaaien. Andere mensen die we tegenkomen, hebben juist weer andere diersoorten gezien. Daarnaast is de natuur an sich ook al heel imponerend, met prachtige bomen, planten en paddestoelen.
eindstation
Die avond slapen we weer in Puerto Jimenez en nemen de volgende morgen om vijf uur de bus naar hoofdstad San Jose, die maar eens per dag gaat. Gelukkig slaap ik vooral heel veel in de busrit, die negen uur duurt. Buiten regent het en met een boek in mijn hand zijn de paar uren die ik wél wakker ben prima door te komen. Het voelt heerlijk om niets te hoeven en als vanzelf toch te bewegen naar je volgende bestemming. Eenmaal in San Jose, stappen we over op de bus naar Puntarenas. Vanaf daar kunnen we de ferry naar Paqueras en daarna de bus naar Montezuma nemen – een strandplaats aan de zuidkust van Costa Rica en ons eindstation voor de komende dagen.
We stranden echter al in Puntarenas. We zijn moe van het reizen en de ferry gaat pas over twee uur. Het is tijd om een hostel te vinden, waar we kunnen chillen en vroeg in slaap vallen. De volgende morgen moeten we immers bijtijds op, om de boot naar Paqueras te halen. Die boot blijkt uiteindelijk toch van een andere plaats te vertrekken dan in ons reisboek staat, waardoor we alsnog moeten rennen om de ferry te halen. De bus die we daarna naar Montezuma nemen, vertrekt gelukkig precies wanneer we instappen. We regelen een hostel met uitzicht over de oceaan en schommelstoelen voor de deur. Even later zitten we op de overdekte veranda, met psychedelic trancemuziek op de achtergrond, een boekje in de hand en een prachtig uitzicht over de kolkende golven. Daarnaast is er een heerlijk bed om op te liggen en super lekkere chocola om te eten. It couldn’t be more perfect, ook al regent het buiten. En dan is er opeens rust. Voor even.
surfparadijs
Niet lang daarna besef ik namelijk dat mijn vriendin Marije morgen al in Costa Rica arriveert op de airport van San Jose. Nu ik weet hoe lang de reistijd naar Montezuma is, spreek ik met haar af op een ander strand, dat beter bereikbaar is en niet al te ver van Montezuma ligt. Playa Tamarindo is een surfparadijs aan de zuidkust van Costa Rica, dat direct bereikbaar is vanaf San José met een bus.
Het betekent helaas dat we wéér moeten verplaatsen – en dar heb ik eigenlijk totaal geen zin in, want Montezuma is heerlijk. Ook hier spotten we zodra we uit het dorpcentrum weglopen apen en agoeti’s, ook wel goudhazen genoemd. Die laatste komen oorspronkelijk ook uit deze regio en zijn familie van de capibara en de cavia – al zien ze er eerder uit als enorm grote ratten. Heerlijk hoe je hier op elke hoek van de straat de meest exotische dieren tegenkomt. Het voelt tegelijkertijd heel natuurlijk dat dat zo is, alsof het ook zo hoort.
toeval bestaat niet
De volgende morgen nemen we een taxi naar Tamarindo, waar ik lees dat Marije nog onderweg is vanuit San Jose. Als we een paar uur later vanaf het strand teruglopen naar ons hostel, hoor ik vanaf de asfaltweg opeens mijn naam gillen uit de bus. Het is Marije, die veel sneller dan verwacht hier al is. Toeval bestaat niet. Ik ren als een gek door de plassen om haar te kunnen omhelsen. Wat fijn dat ze er is! We vieren ons samenzijn die avond op een klein housefeestje, waar we heerlijk even dansen. Dancemuziek hoor je hier bijna nooit; het is heerlijk om even techno in plaats van reggaeton te horen – de muziek die hier standaard gedraaid wordt.
De volgende dag is het zonnig; perfect strandweer. Het voelt bijna surrealistisch na zoveel regen. Die avond gaan we op het strand in het donker op zoek naar schildpadden. En dan bedoel ik niet zomaar schildpadden, maar gigantische lederschildpadden, die ieder 250 kilo wegen en anderhalve meter lang worden. Zoals altijd met wildlife spotten, geldt ook hier dat er geen enkele garantie is dat we hen ook echt gaan zien. Het blijven wilde dieren, die kunnen gaan en staan waar ze willen – en dus zitten we de eerste paar uur vooral veel te wachten en kleumen in de kou. Maar dan, als we het al bijna hebben opgegeven en half liggen te pitten op het strand, wordt er over de walkietalkies gepraat. Er blijkt er eentje gespot te zijn, vier kilometer verderop.
schildpaddenspotten
De schildpadden doen er bijna twee uur over om het strand op te lopen, eieren te leggen en daarna weer terug te lopen naar de zee zee. Het moet dan ook haalbaar zijn om er op tijd te zijn, voordat de dame de zee in is gezwommen – mits we snel zijn. En dus rennen we er naartoe, met alleen de sterrenhemel boven ons. Gelukkig zijn we op tijd om nog echt te zien hoe de schildpad haar zeventig eieren eruit werkt. Dit doen ze maar liefst tien keer per jaar, elke keer op een andere plek. Het is lastig te geloven dat deze enorme dieren echt bestaan. Uiteraard moeten we op een gepaste afstand blijven, om haar niet af te schrikken. We kunnen haar op die manier heel mooi observeren. Jammer genoeg moeten we daarna weer helemaal teruglopen naar de plek waar we met bootjes zijn gedropt die avond. Nu de adrenaline weg is, voelt vier kilometer toch best ver.
Na een klein electrofeestje op het strand, waar allesbehalve electro gedraaid wordt, duik ik lekker mijn bed in. Ik laat Patrick buiten het hostel achter, dansend op een psychedelic trance-CD die in zijn discman zit en met jongleerballen in zijn handen. Silent disco zouden we anno 2017 zeggen. Ik zou wel verder willen dansen, maar ik kan niet meer. Schildpadden spotten is vermoeiender dan ik dacht.
perfect geluk
Na het uitstellen van ons vertrek voor een paar dagen, nemen we uiteindelijk de bus naar een national park in de buurt van Liberia. We willen eigenlijk al vroeg weg, maar ik ben bij het opstaan om zeven uur doodmoe en we hebben tegen die tijd dat ik wel opsta de eerste bus al gemist. Dan maar vanmiddag in de herkansing – en tot die tijd nog even chillen aan het strand. Hoe langer ik hier ben, hoe minder ik doe en hoe meer ik in de chill ga.
Na een busrit van twee uur is dat gevoel voorbij en zitten we weer in de doe-stand. De volgende morgen bezoeken we het national park en wandelen een prachtige route langs allerlei hotsprings, geisers, bubbelende modderpoelen en vulkanische meren. Wat heeft de natuur een oerkracht. Op onze klim naaar een waterval, haak ik halverwege af en besluit dat mijn uitzicht over talloze bergen mooi genoeg is. Ik chill een uur lang met mijn kont in het gras en een chocoladereep in de hand, totdat Marije en Patrick weer terug zijn. Dit is hoe perfect geluk kan voelen. Dan maar geen waterval.
vulkaangeweld
De volgende dag ga ik samen met Marije op weg naar de Nicaraquaanse grens, terwijl Patrick de andere kant op gaat. Afscheid nemen is niet mijn sterkste kant, zeker na zo’n relatief lange tijd samen reizen – en dus voelt het altijd onaf en vreemd. Hopelijk zien we elkaar over een week weer, wanneer we allebei in Guatamala zijn. Marije en ik nemen die dag drie bussen en zijn dan in Fortuna, de stad waar de meest actieve vulkaan ter wereld staat: volcan Arenal. De vulkaan markeert het landschap met haar ruim anderhalve kilometer hoogte en krater van 140 meter diameter. De vulkaan is met haar 7500 jaar oud nog relatief jong; in 1968 heeft een eruptie ervoor gezorgd dat een heel dorp is verdwenen.
In de hoop de vulkaan lava te zien spugen, nemen we een taxi naar de vulkaan. Het is echter bewolkt – en dus zien we niets. Wél horen we aan alle kanten lava naar beneden komen. Een mooi bijkomend voordeel van deze vulkaan zijn de hotsprings die je hier overal hebt. In Nederland hebben we saunacomplexen; hier hebben ze hotspring-complexen met soms wel tien baden, die gevoed worden door vulkanisch water en er prachtig uitzien. Helaas zijn de meeste baden te warm om in te gaan. De heetste is 67 graden; aanraken alleen al doet pijn. De baden die wel goed van temperatuur zijn, zijn voorzien van watervalletjes of een bar in het water. De baden geven uitzicht op de vulkaan, waar we die avond wél lava naar beneden zien komen . Wat een topplek.
eindeloos wachten
Die nacht neem ik ook afscheid van Marije. Ik ga richting Nicaragua, terwijl zij naar haar bruiloft toe gaat. Terwijl Marije nog op één oor ligt, kus ik haar om vier uur ’s nachts gedag en wandel in het donker naar de bushalte. Na ruim anderhalve maand samen met iemand gereisd te hebben, ben ik voor het eerst weer alleen op pad – en dat voelt spannend. Aan de ene kant is het heerlijk om precies te kunnen doen waar ik zelf zin in heb en voelt alleen reizen echt als een avontuur. Aan de andere kant geef ik hiermee echter wel een heel veilig gevoel op, wat extra hard binnenkomt nu ik hier in mijn eentje midden in de nacht over straat loop met mijn hele hebben en houden in een wildvreemd Latijns-Amerikaans land.
Gelukkig hoef ik eenmaal bij de bushalte niet lang te wachten: om half vijf ’s nachts stopt zoals gepland mijn bus voor mijn neus. Na nog een andere bus, ben ik bij de grens met Nicaragua. Althans, bijna. De formele grensovergang en douane zit namelijk aan de andere kant van het meer – en dus moet ik eerst een boot nemen om daar te komen. Die boot vertrekt helaas pas over vier uur, zo vertelt een aardig mannetje mij. Aangezien deze boot het enige transportmiddel is vanaf deze kant van het meer van Nicaragua, zit er niets anders op dan te wachten. Gelukkig is dat iets waar ik inmiddels aan gewend ben geraakt. Met muziek van Felix da Housecat en Leftfield in mijn oren, de zon boven me, een prachtig natuurreservaat met driehonderd vogelsoorten voor me, een chocoladereep en kop koffie in mijn handen én een heerlijk boek om te lezen, heb ik vier uur lang de tijd van mijn leven. Helaas heb ik nog maar twee compact discs om af te spelen, aangezien ik mijn mapje met cd’s een week geleden in de bus heb laten liggen en dus alleen nog de muziek heb die ik destijds in mijn discman had zitten.
surrealistisch plaatsje
Na vijf in plaats van vier uur wachten vertrekt er inderdaad een boot richting de grens. Na nog een extra uur wachten, vertrekt er vanaf daar een boot naar El Castillo, mijn eindbestemming voor vandaag. De tocht duurt weliswaar drie uur, maar de boot vaart door een prachtig natuurgebied met duizenden vogels – en dus is het een genot om aan boord te zijn. El Castillo is een surrealistisch klein plaatsje, dat in de middle of nowhere ligt, omgeven wordt door water en bijna een eeuw is achtergebleven is in tijd. Zo lijkt het, althans. Ik ben er -voor zover ik dat kan inschatten- de enige toerist en zit dan ook in mijn eentje in een hotel. Ik heb vanuit mijn hangmat een prachtig uitzicht op de rivier en het dorp; het is er heerlijk om weg te dromen. Het is weliswaar geen Costa Rica – en dus is er geen national park of loslopend wildlife op iedere hoek van de straat. Maar ik word wel omringd door natuur. En als ik mijn ogen dicht doe zie ik zo weer al die dieren voor me. Ik hoef voorlopig niet meer naar de dierentuin toe, dat is zeker.
–
nawoord
In mijn verhaal heb ik het over een discman. Voor de millennials onder ons: dit is een apparaat waarmee je vroeger audio cd’s afspeelde. Dit zijn kleine ronde zilverkleurige schijfjes, waar muziek op gebrand staat. Het was destijds de vervanger van de walkman, waarmee je cassettebandjes af kon spelen. Toen de discman geïntroduceerd werd, vonden we dat een revolutionaire innovatie. Enige jaren daarna werd de MP3-speler uitgevonden en waren cd’s niet meer nodig om muziek te kunnen afspelen. Weer een paar jaar later, na het ontstaan van high speed internet, ontstonden streamingsdiensten, zoals Spotify. Daardoor kun je inmiddels op commando elk willekeurig liedje naar keuze beluisteren en zelfs downloaden. Dit was anno 2004 nog volledig ondenkbaar. Nadat ik in Nicaragua mijn mapje met cd’s in de bus liet liggen, had ik dan ook nog maar één cd (en dus maar één album) om naar te luisteren voor de rest van mijn reis, namelijk de cd die in mijn discman zat.
–
–
meer reisverhalen uit midden-amerika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Midden-Amerika? Lees dan deze verhalen:
belize, honduras, panama e.a. – risky business
caribbean – over een andere boeg
costa rica – wildlife op elke straathoek
cuba & maleisië – een beetje dom
dominicaanse republiek – cabana business
dominicaanse republiek & indonesië – vergeten oorlog
el salvador & nicaragua – oorlog met eierdozen
grenada – sweet like chocolate
guatemala – full moon latino style
guatemala & honduras – alles komt goed
mexico & guatemala – zesde zintuig
mexico e.a. – springlevende doden
saint kitts & nevis – orkaangeweld
sint maarten, aruba, curacao – dubbele nationaliteit
trinidad & tobago, suriname, venezuela – vliegtuig boycot
trinidad & tobago venezuela – rondvliegende kogels
–
reis je met me mee?
–