reisavontuur in noorwegen – 2017
Als er één land in Europa is waar je snel het gevoel hebt in de middle of nowhere te zitten, dan is het Noorwegen. In hoofdstad Oslo voelt het nog alsof je in Amsterdam zit, met veel moderne architectuur, mooie mensen, leuke cafés en hippe restaurants. Maar eenmaal daarbuiten, doet niets je meer denken aan het moderne, westerse leven. Het is rauwe natuur wat de klok slaat. Eindeloze bergpassen wisselen elkaar af, met daarnaast eeen eindeloze rij naaldbomen, diepe ravijnen en af en toe een vangrail om je van vallen te behoeden. Gelukkig maar, want in slaap vallen van verveling hoort er ook bij in the middle of Norway.
bergoverschot
Wat Nederland wellicht te weinig heeft, heeft Noorwegen duidelijk teveel – voor zover je überhaupt een overschot aan bergen kunt hebben. Feit is dat ik Noren vóór mijn roadtrip door dit immense land toch wel heel erg op Nederlanders vond lijken. Maar nu ik er zelf heb rondgereden, vraag ik me af in hoeverre het leven van een Nederlander lijkt op die van een Noor – tenzij die in Oslo is opgegroeid. Zo is in Nederland alles dichtbij. Je buren, je school, je vriendjes en de sportclub – alles is op fietsafstand af te leggen. In een gemiddeld rijtjeshuis is het leven weliswaar burgerlijk en soms saai, maar je kunt aan die burgerlijkheid altijd ontsnappen door een half uur te rijden of de bus of trein te nemen naar een leuke stad. In Noorwegen is alles heel ver weg. Wil je aan het dorpse leven ontsnappen, dan moet je eerst al die ellendige bergpassen over. Leuke steden waar echt iets te beleven valt, zijn er bijna niet. En hoofdstad Oslo is soms wel tien uur rijden bij je vandaan – en dus niet echt een optie om even op en neer naartoe te gaan. En dan zijn wij er niet eens in de winter geweest, wanneer het hele leven onder een dik pak sneeuw bedolven ligt en veel bergwegen onbegaanbaar zijn.
Tegelijkertijd zijn Noren heel trots op hun land en vrij nationalistisch ingesteld. Overal waar we rijden, wapperen dan ook Noorse vlaggen. Zowel bij particulieren thuis, als bij openbare gebouwen. Men heeft het hier financieel gezien over het algemeen goed voor elkaar, dankzij de enorme hoeveelheden olie die er in de grond zitten. Ik zou zelf denk ik dood gaan van verveling in veel Noorse dorpjes, maar als je die rust gewend bent en genoeg geld hebt –zoals de Noren- dan is dit misschien wel een land waar je heel gemakkelijk heel gezond (en zonder veel stress) heel oud kunt worden.
hard werken
De vergelijking van Noorwegen met Canada is snel gemaakt. Zo zitten beide landen boordevol natuur, zijn de wegen in beide landen gevuld met campers en rijden er vooral heel veel zestigplussers rond in beide landen. Gelukkig is de natuur hier in Noorwegen wel een stuk minder gekunsteld en gecultiveerd dan in Canada. Als je ergens naartoe wilt en er loopt geen weg naartoe, dan mag je ervoor werken om er te komen. Ter vergelijk: in Canada zou zo’n natuurpark standaard voorzien zijn van een asfaltweg en een pad voor mensen die moeilijk ter been zijn. Zo niet in Noorwegen – althans: niet altijd. En hoe naar dat ook is voor mensen die slecht ter been zijn, het voelt wel authentieker dat natuur nog echt natuur is, zonder geasfalteerde weg erdoorheen.
Een voorbeeld daarvan is de wandeling naar Preikestolen, ook wel bekend onder de Engelse naam Pulpit Rock. ‘De Preekstoel’ is een steile klif in de vorm van (je verwacht het niet) een stoel, die honderden meter boven de Lysefjord uitstijgt. Bovenop de klif zit een plateau van ongeveer 600 vierkante meter, vanwaar je een waanzinnig uitzicht hebt over de fjord onder je. Een prachtig natuurfenomeen, waar je vanaf onze volgende slaapplek in twee uur naartoe kunt klauteren. Voordat we bij het startpunt van onze wandeling zijn, moeten we echter eerst nog de ferry van Stavanger naar Tau nemen. Wij zijn zelf zo netjes om op de boot de dertig euro te betalen die dat kost. Doe je dat niet, dan is er echter niemand die je tegenhoudt. Er vindt geen controle achteraf plaats of verkoop van kaartjes voorafgaand aan de oversteek. Blijkbaar werkt het systeem goed genoeg, anders had men allang ingegrepen en vooraf geld geïnd of bij het afrijden van de boot een controle ingevoerd. Mooi dat dat niet nodig is; het illustreert goed hoe Noren in elkaar zitten.
tunnelvisie
Er is overigens een tunnel in de maak om Stavanger en Tau met elkaar te verbinden. In 2019 gaat deze open en de tunnel staat nu al in het Guiness Book of Records, omdat het wereldwijd de diepste en langste tunnel voor personenauto’s is. De Noren zijn duidelijk goed in tunnels maken. Er gaat geen uur rijden voorbij zonder dat we een of meer tunnels door moeten. Sommigen gaan onder gletsjers door en gaan in een rechte lijn rechtdoor. Anderen hebben de vorm van een kurketrekker, waardoor je eindeloos rondjes lijkt te draaien terwijl je de tunnel doorgaat. De meest waanzinnige tunnel die we doorkruizen, is bijna vijfentwintig kilometer lang en heeft elke paar kilometer een parkeerzone met bijbehorende lichtshow opgenomen in de tunnel, waar je als auto een korte stop kunt maken – waarschijnlijk om de chauffeurs wakker te houden in het eindeloos donkere hol. Weer andere tunnels hebben zelfs een rotonde opgenomen. Surrealistisch, vaag en gaaf op hetzelfde moment.
Sommige tunnels hebben niet eens verlichting. Het voelt er (met een beetje fantasie) alsof je in een soort spookhuis zit, met alleen een ruwe rotswand naast je. Je zult er maar met pech vast komen te staan. Ik snap opeens wat het begrip ‘tunnelvisie’ echt betekent. De Noren hebben deze uitgevonden, zowel letterlijk als figuurlijk. Autorijden in Noorwegen is door al die tunnels, fjorden, bergpieken, gletsjers en watervallen echt waanzinnig. Eén voordeel: doordat iedereen er als een slak rijdt, heb je voldoende tijd om lekker om je heen te kijken. Dat scheelt.
diego in het echt
Maar goed, Preikestolen dus. Een wandeling van in totaal vier uur – waarvan een deel hoe dan ook in de regen zal moeten plaatsvinden, als ik de weersvoorspelling van vandaag zo zie. Mijn vriend Kris is nog niet echt happig, maar laat zich samen met zoontje Zev (inmiddels zes jaar oud) overhalen om mee te gaan. Dat blijkt een goede keuze te zijn, want eenmaal op pad heeft Zev de tijd van zijn leven. De route is gelukkig heel afwisselend, het landschap is prachtig en elke paar minuten verschillend. Het klauteren over de vele natuurbruggetjes en passeren van alle watervalletjes geeft Zev duidelijk het gevoel dat hij Diego is, het neefje van Dora uit de gelijknamige tekenfilmserie. Diego is dierenredder en natuuronderzoekeren – en daarmee Zev’s grote held en voorbeeld uit zijn peutertijd. Niet zo gek dus dat hij het fantastisch vindt om Diego in het echt na te spelen.
Het is zijn eerste echte klim ergens naartoe, met een concreet doel dat ook nog behoorlijk uitdagend is. Zelfs voor Kris en mij, bedenk ik op momenten stiekem. Zev voelt zich echter de koning van de berg en heeft zich dan ook voorgenomen om tot de top te gaan. Elke stroompje water en elk bruggetje wordt begroet met luid applaus en na een paar minuten zit zelfs Kris er (daardoor) lekker in.
Zev blijkt een doorzetter, die recht op zijn doel afgaat. Zelfs na het nemen van eindeloos veel steile hellingen, kan hij niet wachten om verder naar boven te lopen. Ook op het laatste stuk naar boven horen we hem niet klagen, terwijl het inmiddels is gaan regenen en hij toch echt wel pijnlijke benen moet hebben. Kris heeft daarentegen enorme hoogtevrees, zeker nu Zev erbij is en hij bang is dat die straks beneden ligt in plaats van bovenop de berg staat. Het laatste stuk wil Kris dan ook niet meer verder naar boven. Tegelijkertijd wil Zev natuurlijk wel door – en dus wordt Kris voor de tweede keer op een dag overgehaald om iets te doen waar hij eigenlijk helemaal geen zin in heeft. Het voelt als de omgekeerde wereld, maar is tegelijkertijd prachtig om te zien wat een zesjarige al kan en leuk vindt op dit gebied. Sterker nog: wanneer we halverwege de berg zijn, roept Zev uit dat dit het leukste is dat hij ooit gedaan heeft in zijn leven. Ik realiseer me hierdoor dat we als ouders vaak veel te terughoudend zijn in de dingen die we doen op reis. Kinderen willen blijkbaar echt niet alleen zwemmen of op het strand hangen, zoals wij zo vaak denken.
hoogtevrees
Even later staan we op het plateau, met uitzicht over de Lysefjord. In eerste instantie zitten we er tussen de wolken (lees: mist) en zien we geen hand voor ogen. Maar even later trekt het open en zien we de schoonheid van moeder natuur. Niet in haar volle glorie wellicht; daarvoor had er op zijn minst iets van blauwe lucht te zien moeten zijn. Maar toch.
Terwijl Zev en ik uit ons dak gaan met alle mooie uitzichten, wordt Kris steeds panischer in zijn acties om Zev te beschermen tegen zijn hoogtevrees – en dus zit er niets anders op dan terug te lopen. Het liefst zo snel mogelijk, wat Kris betreft. Van de regen hebben we weinig last, ook al hebben we geen regenjas en lopen we het grootste deel van de tijd in ons t-shirt. Het valt ons bij iedere (berg)wandeling op hoe wandelaars zich uitdossen met de meest professionele outfits, inclusief wandelschoenen en bijpassende accessoires – zoals een color coordinated wandelstok. Wij lopen dan ook weer totaal uit de pas, met niets meer dan een stel afgetrapte sneakers, spijkerbroek, t-shirt en een niet-ademende zomerjas – die om die reden al snel uitgaat. Uiteindelijk zijn het juist de mensen in de meest professionele outfits die ik onderuit zie gaan op de berg. Sneakers rock. En een t-shirt ook.
gelddoosjes
Die dag stopt het niet meer met regenen – net als de dag ervoor. De eindeloze stroom zeikende regen maakt mij zelf ook een beetje zeikerig merk ik. Zelfs de prachtigste plekken verliezen hun schoonheid wanneer het regent – en dus ook de natuur in Noorwegen. Om onze frustratie weg te eten, kopen we een eindeloze stapel wafels met verse room en jam – dé lokale nekkernij hier in Noorwegen. Daarnaast kun je in het hart van de Noorse fruitstreek rond Jondal overal vers fruit kopen, door geld in een doosje te stoppen langs de kant van de weg. Als fruitboer moet je dan maar weer uitgaan van de goedheid van mensen – wat in deze regio blijkbaar kan. I love that shit. En de bak met kersen die we op die manier scoren smaken zo goed, dat we de regen even vergeten.
Na twee dagen en nachten met aanhoudende regen, worden we echter wakker zonder het geluid van water tegen het raam. Sterker nog, er piept zelfs af en toe een zonnetje door de wolken heen. Hoe fijn is dat? Met de boot en de auto rijden we die dag verder naar Eidfjord, een van de meest toeristische plekken van Noorwegen. We maken een stop bij het Fossli Hotel, waar we een belachelijk mooi uitzicht over de Voss watervallen hebben, die daar aan twee kanten naar beneden kletteren. Wat een bizar natuurgeweld blijft dat toch. We rijden daarna door Hardangerfjordvidda, het grootste afgesleten bergplateau in heel Scandinavië, waar je je aan het einde van de wereld waant. We horen er geen enkel geluid, zelfs niet dat van vogels of insecten. Noorwegen doet opeens aan als IJsland.
nature binging
Ons hotel van vannacht, het Stalheim Hotel, heeft het so called mooiste uitzicht van Noorwegen. Ik weet niet of het die eer verdient, maar het uitzicht op de bergen erachter is inderdaad prachtig. Het hotel zelf is oud en versleten – maar even niet op letten en gewoon genieten van dat mooie uitzicht dus. Onze volgende bestemming staat te boek als de mooiste autorit van Noorwegen, genaamd de Sognefjellet. De weg voert ons langs gletsjers, turquoise rivieren, sneeuwkappen, eindeloze mosvlaktes, gigantische watervallen en extreme rotsblokken, die zich in de loop der tijd los hebben gemaakt van de berg waar ze ooit aan vast zaten. Aan de lopende band worden we getrakteerd op de meest afwisselende landschappen. Vrijwel alles wat Noorwegen te bieden heeft op natuurvlak, vind je dan ook op deze weg. Als het woord nature binging zou bestaan, dan zou dit het zijn.
Zelfs Geiranger, de meest populairste fjord van heel Noorwegen als je kijkt naar bezoekersaantallen, kan hier wat mij betreft niet aan tippen. Sterker nog: na de prachtige autoritten die we hebben gemaakt, valt de boottocht door de Geirangerfjord (met de auto in het laadruim) relatief tegen. Misschien is dat omdat ik er teveel van verwacht heb. Of omdat ik als bijrijder in de auto al heel veel rust heb gehad om eindeloos naar buiten te staren en het landschap vanaf de boot er niet heel anders uitziet dan vanaf de weg. Wat ook niet helpt is dat we op de boot overstelpt worden door Aziatische bustoeristen, die zoals altijd eindeloos veel selfies nemen en me daarmee op mijn zenuwen werken (omdat ik dat wellicht te weinig doe?).
bussenleed
Ondertussen galmt er uit de luidspreker op de boot een vrouwenstem, die in vier verschillende talen totaal onzinnige dingen vertelt om de passagiers het gevoel te geven dat het een échte excursie betreft, in plaats van een ordinaire veerpont van A naar B – en dat het daarom geoorloofd is om vier keer zoveel geld te vragen als voor een normale ferry. Om überhaupt op de veredelde veerpont tussen Hellefjyd en Geiranger terecht te komen, moeten we urenlang wachten in een totaal onsamenhangende rij met auto’s, die gecoördineerd wordt door de jongen die dat overduidelijk nog nooit gedaan heeft. Het is waarschijnlijk zijn allereerste werkdag en ondanks de irritatie heb ik ook te doen met hem. Hoe dan ook: het helpt allemaal niet om deze ‘cruise’ door de fjord beter te waarderen.
Uiteindelijk blijkt Geiranger het mooiste te zijn wanneer je er van bovenaf op uit kijkt – en dus niet meer verwikkeld zit in de eindeloze stroom bussen en campers, die krampachtig omhoog en omlaag proberen te rijden via de smalle bergweggetjes. Het dorpje groeit elke zomer totaal uit zijn voegen: waar in Geiranger in het laagseizoen maar een paar honderd mensen wonen, cirkelen er in in het hoogseizoen iedere dag zo’n tienduizend mensen rond. En al die mensen komen aan met een cruiseboot, bus, camper of auto – die daarmee het complete verkeer lam leggen. De wegen zijn ook totaal niet berekend op touringcars, die daardoor bij elke steile bocht op een haar na vast komen te zitten. Je zult als locals toch elke dag die berg op en af moeten om naar je werk te komen. Na Geiranger heb ik officieel een hekel aan bussen en campers – en ik kan me voorstellen dat voor locals hetzelfde geldt.
180 graden anders
Wij verblijven zelf die nacht net voorbij de berg van Geiranger – en dus zonder de bijbehorende meutes. In plaats van een fjord hebben we een prachtig meer voor de deur, met een soort toendra-achtige omgeving ernaast. Er is geen telefonisch bereik en de omgeving ziet er 180 graden anders uit dan een paar honderd meter terug. Er zijn geen bomen meer en de temperatuur is een stuk lager dan in het dal van Geiranger. De weg er naartoe is alleen tussen mei en september toegankelijk, wanneer er geen ijs meer ligt. Op de heuvels voor ons ligt er echter nog genoeg, ook al is het zomer. Het Djupvatnis meer is wat mij betreft de perfecte en serene tegenhanger van de toeristenmassa’s in het centrum van Gieranger.
Helaas moeten we de dag erna wel weer die ellendige berg over om naar onze volgende bestemming toe te rijden, Alesund. Direct bij de start zitten we al vast, doordat de bus voor ons een bocht op de bergpas niet kan maken. Nadat alle passagiers de bus verlaten hebben en alle koffers op straat gezet zijn, ligt de bus iets hoger op zijn as en lukt het de buschauffeur om dezelfde bocht wél te nemen – waarbij de onderkant van de bus over de weg schraapt en het asfalt kapot trekt. Vervolgens mogen alle Aziaten weer terug de bus in en kan de bus verder rijden – tot ze bij de volgende bocht zijn aangekomen en dezelfde truc moet worden uitgehaald.
tunnelmoeheid
Hoe verwend het ook klinkt: na tien dagen rondrijden in al die natuurpracht, zijn we eigenlijk wel een beetje klaar met alle watervallen, bergpassen, fjorden en tunnels. Er zijn er simpelweg teveel in dit prachtige, gigantische natuurland. We zijn stadsmensen en hebben behoefte aan wat leven in de brouwerij – en denken dat te vinden in de havenstad Alesund. Steden in Noorwegen blijken echter (uitgezonderd Oslo en Bergen) weinig voor te stellen. Zo is Alesund te vergelijken met een klein Nederlands stadje als Zutphen – waar eigenlijk nog niet heel veel te beleven is. Als stadsmens heb je in dit land dan ook niet zoveel te zoeken buiten Oslo. Sterker nog, als je in een andere stad dan Oslo woont, zit je hoogstwaarschijnlijk ingesloten tussen bergen en kun je nooit zomaar naar een andere stad toe. Ik voel me opeens enorm blessed met zoveel leuke steden in de Randstad, waar je binnen een uurtje naartoe kunt rijden.
Na een paar dagen Noorwegen valt het ons op dat Noren graag van het self service-concept houden. Misschien om personeelskosten te besparen – en daarmee de (toch al best dure) broodjes betaalbaar te houden? Of zijn het de restaurants die dit gewoon een handig concept vinden – en durven de klanten er niets van te zeggen? Hoe dan ook: in Noorwegen is het in veel restaurants de bedoeling dat je zelf je eten en drinken aan de kassa bestelt en direct afrekent. Goedkoop worden die broodjes er echter allerminst mee. Zo kost een broodje ommelet nog altijd zo’n twintig euro, een broodje rosbief ook. Gelukkig zijn het broodje zalm en garnalen de Noorse equivalent van het Nederlandse broodje kaas – en dus zijn die twee hier relatief goedkoop (met vijftien euro per broodje). Elk nadeel heeft zo zijn voordeel.
steeds braver
Noren houden net als Nederlanders van een vroeg diner – en dus hoef je niet te wachten tot negen uur ’s avonds voordat je aan tafel kan – zoals in veel vakantielanden het geval is. Na het eten val ik elke avond al snel in slaap. Sterker nog: naarmate we langer in Noorwegen zijn, gaan we steeds vroeger naar bed toe – ondanks het feit dat het nog lang licht is buiten. We passen ons blijkbaar geruisloos aan aan de braafheid van de Noren. Wat in elke hotelkamer opvalt zijn de extreem kleine kussentjes in bed. Why tell me why? Wat hebben Noren met kleine kussentjes? En waarom krijg je er maar ieder één – en ligt niet gewoon je hele bed vol met kussens zoals in een Nederlands hotel? We hebben inmiddels zo’n peace of mind dat we ons een uur bezig kunnen houden met deze vragen – zonder die daarmee ook echt te beantwoorden. We zijn duidelijk geslaagd in het leegmaken van ons hoofd hier in de natuur.
De volgende morgen zijn we al vroeg weer wakker. Dat komt vooral doordat het hier al vanaf drie uur ’s nachts licht is en je om zes uur ’s ochtends dus het gevoel hebt dat het hoog tijd is om op te staan. Gelukkig houden Noren van een goed ontbijt – en dus komt een overnachting in Noorwegen vrijwel standaard met een gigantisch ontbijtbuffet erbij, vol knäckebröd, zalm, garnalen en heel veel andere lekkere dingen. Noorse hotelkamers mogen dan klein zijn (en de bijbehorende badkamertjes, douchecabines en kussens nog veel kleiner), maar op een goed ontbijt wordt duidelijk niet bezuinigd. Komt dat even goed uit, want ik ben dol op ontbijten. En op vroeg avondeten. En stiekem ook op vroeg naar bed gaan en even vroeg weer opstaan. En op de natuur. Eén ding weet ik dan ook zeker: hoe langer ik hier in the middle of Norway ben, hoe braver ik zelf word.
–
meer reisverhalen uit noord-europa
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Noord-Europa? Lees dan deze verhalen:
denemarken – een lesje empathie
denemarken – overtreffende trap van vrijheid
denemarken & japan – rituele afslachting
finland, duitsland, rusland, estland – citytrip xl
ijsland, verenigde staten, canada – wereldwijde speeltuin
zweden – binnen de lijntjes kleuren
–