reisavontuur in kaapverdië – 2015
Terwijl Nederland zich opmaakt voor de winter, reizen wij in 2015 naar Kaapverdië af. Tijdens onze vakantie belanden we al snel in een reizigersdilemma. Want zijn we hier primair om ons batterijtje op te laden – en willen we (daarom) simpelweg lekker (westers) eten en drinken, een stylish hotelkamer, gegarandeerde zon én vertier voor onze vierjarige zoon? Of willen we echt iets zien van Kaapverdië – en kiezen we daarom voor een authentiek, maar minder zonnig eiland, een typisch (middelmatig) Kaapverdisch hotel, lokaal eten & drinken en vermaken wij zélf ons kind? Een lastige keuze, die vaker terugkomt sinds we werk en ouderschap combineren – en dus steeds vaker uitgeput op vakantie gaan.
Toen we een jaar eerder voor drie maanden op sabbatical gingen, was het eigenlijk nog vrij eenvoudig. We gingen nu eenmaal twee van de drie maanden naar Zuid Oost Azië toe – een paradijs van heerlijke (ei)landen waar je al snel niet meer doet dan een beetje chillen en stranden & dorpjes ontdekken. Bovendien zit dat deel van de wereld nu eenmaal boordevol leuke (lokale) hotelletjes en restaurantjes. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om dan ook een all inclusive hotel op Bali, Borneo, Thailand, de Gilis of Maleisië te boeken.
Om variatie in onze reis aan te brengen en echt iets te zien, namen we elke paar dagen een lokale boot naar een ander eiland, waar we dan weer een paar dagen verbleven. Daarmee bleken we de perfecte combinatie tussen reizen en vakantie vieren te hebben gevonden, samen met onze peuter. Daarna vlogen we naar Cuba, waar de juiste balans al wat lastiger in de praktijk te brengen was. Reizen is daar immers écht reizen, niet standaard vakantie vieren. Zo staat een typisch Cubaanse casa particular niet bepaald garant voor een schone kamer, een goed matras en gevarieerd eten.
the only way is up
Sterker nog: twee van de mooiste eilanden kun je op Cuba eigenlijk niet bezoeken zonder in een all inclusive hotel te overnachten. Op Cayo Santa Maria lukt het ons uiteindelijk om een lokaal hotelletje te vinden. Wanneer we de volgende dag echter iets van het eiland willen zien en besluiten een wandeling te maken op het strand, blijkt al snel dat elk stuk strand er eigendom is van een all inclusive resort. Deze resorts claimen de gehele kust van het eiland – en dus is het niet mogelijk om iets te zien, tenzij we ons voordoen als geïnteresseerde hotelprospects. Wat we uiteindelijk dan maar doen. Zonder bandje om je pols kom je anders nooit echt ver bij zo’n resort, weten we uit ervaring.
Op een ander eiland, Cayo Guillermo, is het zelfs onmogelijk om te logeren zonder te verblijven in een all inclusive resort. Omdat dit misschien wel het mooiste eiland van Cuba is, laat ik me daarom voor één keer overhalen om dan maar een ‘vreethotel’ te boeken, waar je zoveel kunt eten en drinken als je wilt zonder extra te hoeven betalen. Na veel zoeken vinden we gelukkig een prachtige plek, waarin ik niets meer van een vreetschuur kan ontdekken.
overdaad
Eerlijk is eerlijk: die dag en nacht in het all inclusive hotel, de eerste in mijn leven, is een groot succes. Zo gaat onze kleuter Zev helemaal los in alle zwembaden en bij de activiteiten die de kids club er organiseert. Binnen een paar uur heeft hij daar ook al vriendjes gemaakt. Voor Kris is het een dag om eindeloos te chillen en zoveel rum cola’s te drinken als hij wil, zonder Zev te hoeven vermaken. En zelfs ik merk dat zo’n dagje all inclusive ervoor zorgt dat ik (voor de verandering) nergens over hoef na te denken, doordat alles voor ons geregeld wordt. Na die ene nacht in overdaad, ben ik echter blij dat we weer het échte Cuba gaan ontdekken. Kris en Zev hadden daarentegen nog wel een paar dagen willen blijven.
Dat ik het jaar erna in Kaapverdië verleid word om nóg een keer een all inclusive–nachtje te boeken, is dan ook niet zo gek. Omdat Kris niet elke nacht van hotel wil wisselen, boek ik zelfs twee nachten. Als tegenhanger boek ik voor de overige nachten lokale hotelletjes, die niet zijn aangesloten bij een internationale hotelketen. Om iets van het échte Kaapverdië te zien, vliegen we na drie dagen op het toeristeneiland Sal bovendien door naar het eiland Santiago, waar het echte leven van de Kaapverdianen zich afspeelt. Die verdeling voelt als een mooi compromis tussen vakantie vieren en op reis gaan.
allesbehalve relaxed
In de praktijk begint onze vakantie op Sal echter allesbehalve relaxed. Zo wordt onze vlucht naar Kaapverdië een paar maanden voor vertrek out of the blue geannuleerd met een telefoontje van de (Nederlandse) luchtvaartmaatschappij, zonder opgaaf van reden. Deze blijkt hiermee in haar recht te staan en zelfs voor een vergoeding vanuit onze annuleringsverzekering komen we niet in aanmerking: een geannuleerde vlucht is uitgesloten van de verzekeringsdekking. Aangezien we onze hotelovernachtingen en de reeds geboekte vliegtickets van Sal naar Santiago niet kunnen annuleren, ga ik op zoek naar een betaalbare alternatieve vlucht die op dezelfde data op Sal vliegt. Na bijzonder veel zoeken vind ik die – waaruit maar weer blijkt dat een ticketzoekmachine niet altijd de beste informatie naar boven tovert.
Op de dag van vertrek horen we pas op Schiphol dat onze vlucht naar Lissabon vertraagd is – waardoor we onze vervolgvlucht naar Sal waarschijnlijk nét gaan missen en pas over twee dagen door kunnen vliegen naar Kaapverdië. Ook al zijn we ruim op tijd bij de gate, echt prettig zitten we door dit nieuws niet meer. Tegen de tijd dat we eindelijk in Lissabon landen, hebben we nog een dik kwartier voordat ons vliegtuig naar Sal vertrekt. We zetten ons schrap om het vliegtuig uit te rennen zodra het vliegtuig aan de grond staat. Helaas zitten we achterin het vliegtuig en lijkt iedereen hetzelfde plan te hebben. Bovendien moeten we met zijn allen een bus in – en dus zullen we moeten wachten tot de bus vol zit.
aansluiten in de rij
Eenmaal op de luchthaven wijst een aardige local ons de weg, zodat we zonder moeite de douane kunnen passeren en naar de juiste gate kunnen rennen. Een paar minuten later zitten we in het vliegtuig; weer een paar minuten later stijgen we op en zijn we op weg naar Kaapverdië. Mission accomplished. We kunnen eindelijk ontspannen. Althans, bijna. We zitten namelijk vlak voor de nooduitgang en kunnen daarom niet met onze stoelen naar achter. Al snel zitten we klem tussen de rij stoelen voor ons, die dat wél kunnen. Zoonlief is moe en ligt binnen no time over twee stoelen te slapen – waaronder die van mij. Ik kan dan ook geen kant op en ben opgelucht als we om twee uur ’s nachts (Nederlandse tijd) arriveren in Sal.
Omdat we geen visum geregeld hebben in Nederland, moeten we dat bij aankomst in Kaapverdië nog doen. Eenmaal met de voeten op de grond, haasten we ons dan ook naar de visumbalie. De ervaring leert dat dit soort rijen weleens heel lang zouden kunnen worden en veel tijd in beslag nemen om doorheen te komen. Onze strategie werpt vruchten af: we zijn nummer 10, 11 en 12 in de rij en met elke minuut zwelt de rij achter ons aan. Blijkbaar zijn we niet de enigen die hun visum pas bij aankomst op de luchthaven regelen. De autoriteiten hebben daar echter totaal geen boodschap aan en nemen dan ook uitgebreid de tijd om elke passagier te beoordelen. Na tien minuten in de rij, zijn we nog altijd nummer 10, 11 en 12 en staat de rij tot buiten het gebouw.
geduld
Na nog tien minuten wachten zijn we echter aan de beurt. En eenmaal klaar in de luchthaven, zitten we al snel in de taxi op weg naar ons (niet all inclusive) hotel. Het inchecken daar kost echter nog wel de nodige tijd en energie, die we eigenlijk allang achtergelaten hebben in de airport en het vliegtuig. Locals hebben duidelijk niet de neiging óf behoefte om zich te haasten, ook al hoeven ze alleen onze reservering op te zoeken in de computer en de juiste sleutel van het rekje te pakken. Geduld is een schone zaak. Maar dan kan onze vakantie slash reis écht beginnen. Het voelt opeens onwerkelijk dat Kris en ik vanmiddag nog allebei aan het werk waren en Zev op school zat, terwijl we nu in West Afrika op onze plaats van bestemming zijn.
De volgende morgen verplaatsen we onszelf met onze rugzakken naar de all inclusive die we hebben gereserveerd voor twee nachten. Net als in Cuba, is de overgang daar naartoe een groot succes. Zev heeft binnen no time vriendjes, we hebben een prachtige kamer met een heerlijk bed en een moderne badkamer en er zijn drie geweldige zwembaden om uit te kiezen. Bovendien staat er vanaf tien uur ’s ochtends een kinderanimatieteam paraat, dat alles uit de kast haalt om Zev de tijd van zijn leven te geven (en ons daarmee de kans geeft om te ontspannen). Voor het eten hebben we naast een buffetrestaurant de keuze tussen drie à la carte restaurants, die verschillende specialiteiten serveren in een relaxte, serene sfeer. What’s not to like?
stoelendans
De twee dagen die volgen, doen we een soort stoelendans van zwembad naar zwembad, van zwembad naar strand, van strand naar kidsclub, van kidsclub naar het strandrestaurant, van strandrestaurant naar zwembad – en weer verder. Wat mij betreft is zo’n stoelendans leuk voor even, maar niet te lang. Kris denkt daar duidelijk heel anders over en zou het liefst de hele vakantie hier blijven liggen – zonder iets van Kaapverdië te hebben gezien, maar met een heel relaxte vakantie in het geheugen. En daar valt natuurlijk zeker iets voor te zeggen. Het ironische is dat dit hotel uiteindelijk goedkoper is dan alle (non–inclusive) overnachtingen die we hierna nog hebben in de lokale hotelletjes van eiland Santiago, het zakelijke hart van het land.
Het voelt op Sal bijna alsof we op Ibiza zitten, in plaats van westelijk Afrika. En dat is nou precies wat er niet aan klopt. Kaapverdië lijkt namelijk helemaal niet op Ibiza. En vers, gevarieerd eten is in het echte Kaapverdië helemaal niet zo makkelijk verkrijgbaar, zo ontdekken we later die week op Santiago. Net als een hotelkamer met een goed matras en een moderne badkamer. Maar daar kom je niet achter als je op vakantie–eiland Sal blijft, laat staan wanneer je er in een all inclusive resort verblijft.
ramp voor locals
Sal is net als eiland–zusje Boa Vista namelijk niets meer dan een grote steppe annex zandvlakte, zonder lokaal leven. Er staan immers geen huizen en dorpen, alleen maar hotels. Naast het personeel dat in die hotels werkt, lopen er dan ook alleen toeristen die de hele dag op de mooie zandstranden van het eiland liggen. Veruit de meeste hotels zijn er all–inclusive, waardoor toeristen vrijwel hun gehele vakantie doorbrengen in het hotel en dus niet eens buiten de poorten van hun hotel komen. Sal is daarmee in feite een soort tourist fantasy, die niets te maken heeft met Kaapverdië, noch met de mensen die er wonen. Net als de all inclusives in Cuba die we hebben gezien.
Sterker nog: voor de lokale bevolking op Sal zijn al die all inclusive resorts een ramp. Zo zijn de salarissen van de lokale resort-medewerkers schrikbarend laag; vaak zelfs onvoldoende om de huur van betalen. Daarnaast liggen de ‘all–in resorts’ opzettelijk ver van de bewoonde wereld, zodat gasten zich gaan vervelen en dure excursies boeken bij hun touroperator. Diezelfde touroperators vragen vervolgens extreme kortingen van lokale restaurants om tijdens de excursies bij hen aan te schuiven voor het eten. Gaat zo’n lokaal restaurant niet akkoord met die korting, dan kan het fluiten naar klandizie. Kiest een restauranteigenaar eieren voor zijn geld en gaat hij akkoord met de geëiste korting, dan leidt dit vaak tot faillissement. Het is voor zo’n restaurant dan ook kiezen tussen twee kwaden.
tipje van de echte sluier
Lokaal personeel wordt bovendien veelal niet opgeleid om te groeien in de hotel business; zij worden vooral voor laaggeschoold en goedkoop werk ingezet binnen de hotels en hebben als kok of schoonmaker weinig groeiperspectief. Europese medewerkers ontvangen binnen de Afrikaanse ‘all–in resorts’ daarentegen wél scholing en kunnen op die manier doorgroeien in hun vak. De lokale economie profiteert dan ook op geen enkele manier van de toeristen. Gelukkig weet ik dat allemaal nog niet op het moment dat ik er verblijf. Mijn schuldgevoel zou het in dat geval zeker gewonnen hebben van mijn vakantiegenot.
Het voelt wat mij betreft goed om na een paar nachten Sal door te vliegen naar het grote eiland Santiago, om daar iets van het échte Kaapverdië te zien en de hoofdstad te ontdekken. Er zijn ongetwijfeld mooiere eilanden in Kaapverdië dan Santiago, zoals San Vincente en San Antao. Die eilanden zijn vanaf Sal echter slecht bereikbaar en dus moeten we dat echt niet willen in een vakantie van elf dagen – zeker niet gezien de onbetrouwbaarheid van TACV, de lokale luchtvaartmaatschappij. Zo wordt onze terugvlucht naar Sal tot twee keer toe verplaatst; het is dus maar goed dat we geen extra tussenvlucht geboekt hebben.
zakelijke hart
Het vliegveld van Sal blijkt een ieniemienie ruimte, waar nog geen koffietentje te bekennen is. Het vliegtuig is al net zo klein als het vliegveld en lijkt nog het meest op een bus die de lucht in gaat. Vanuit de lucht zien we pas goed hoe droog het hier is. Midden op het eiland staat een vulkaan, maar verder is het land uitgestorven. Het leven op Sal speelt zich duidelijk af aan de kust.
Nog geen veertig minuten later staan we weer aan de grond. Ik regel een taxi, die ons naar het dorp brengt waar we gaan overnachten. Ik reken veertig euro af en besef direct dat dit een veel duurder eiland is dan vakantie–eiland Sal. Dat geldt niet alleen voor het vervoer, maar ook voor de hotels, het eten en drinken. Santiago is duidelijk het zakelijke hart van het land – en dus zijn hotels met zwembad hier eerder uitzondering dan regel. Het is voor ons vakantiegevoel dan ook goed dat we onze vakantie in Sal beginnen en afsluiten.
ruw verstoord vakantiegevoel
Santiago is een stuk groter en heuvelachtiger dan Sal, zo zien we wanneer we eenmaal in de taxi zitten. Dat is prachtig om naar te kijken, maar minder fijn wanneer je geen autogordels hebt – zoals bij onze taxi het geval is. Het duurt een paar uur voordat we er zijn en eenmaal bij het zogenaamde ‘resort’, kan ik bijna niet geloven dat ik dit geboekt heb. Het ziet er totaal anders uit dan op de plaatjes op internet, die duidelijk een paar jaar geleden genomen zijn.
Het is schokkend om te zien hoe een hotel in zo’n korte tijd kan aftakelen. De enorme regenval van de afgelopen dagen heeft het er niet beter op gemaakt: het (zwaar vervallen) zwembad is erdoor kapot gegaan en de elektriciteit is sindsdien uitgevallen, aldus de hoteleigenaar. Ik vrees dat het hotel er met elektriciteit (en dus neonlicht) niet heel veel beter uit had gezien, maar zo in het donker voelt het er echt unheimisch. Een alternatief is er echter niet, aangezien we in een uithoek van het eiland zitten en een doodmoe kind bij ons hebben, dat (uiteraard) niets anders wil dan slapen. Er zit dan ook niets anders op dan hier vannacht te blijven. Back to basic – een behoorlijke overgang na de luxe van afgelopen dagen.
zweethut
De kamer ruikt naar zwetende locals, ondanks de (soort van) schone lakens. Uit de douche komt godzijdank een ieniemienie straaltje koud water – waarmee we weliswaar niet echt schoon worden, maar wel onszelf kunnen wassen. De nacht is warm en zweterig; helaas is er geen ventilator of airco om ons koel te houden. Gelukkig wordt het uiteindelijk ochtend, zodat we op kunnen staan en onze zweethut kunnen verlaten. Helaas regent het buiten en ziet het er niet naar uit dat dit snel gaat veranderen. Ik was even vergeten dat bergen dat effect hebben. Sal mag dan dor zijn, het is er wel gegarandeerd mooi weer. Kris wil dan ook het liefst direct een vlucht terug naar Sal boeken, om daar de rest van de vakantie in een all–in resort te gaan zitten. Ik weet zeker dat ik dat níet wil, maar snap zijn gevoel wel. De relaxte vakantiesfeer is immers ruw verstoord door mijn behoefte om te reizen in plaats van vakantie te vieren.
Ik beloof Kris die ochtend te verhuizen naar een ander hotel, mét een werkend en schoon zwembad. Door de uitgevallen elektriciteit lukt het ons om de komende nacht kosteloos te annuleren, waarna we (online) op zoek kunnen naar een ander hotel. Lang leve de wifi, die het bij de receptie wel gewoon doet. Hotels met zwembad zijn schaars op Santiago, merk ik al snel. We vinden uiteindelijk een zakenhotel in de Kaapverdische hoofdstad Praia dat er wel eentje heeft. Het hotel ziet er op de plaatjes niet bijzonder uit, maar na vannacht is onze (kinder)hand al gauw gevuld. In het land der blinden is één oog koning – en dat is waarschijnlijk dit hotel.
oeverloos rondjes rijden
Om naar Praia te komen nemen we een lokale minibus, die net zo naar zweet ruikt als onze kamer van vannacht. De bus doet zoals altijd eerst drie rondjes door het dorp voordat hij echt vertrekt, met als doel de bus helemaal op te vullen. Ik kan er vandaag de charme wel van inzien. Net als Zev, met wie ik dieren spot onderweg. Verder dan veel geiten, kippen, honden, vogels en schapen komen we echter niet. De minibus rijdt langs de kust, maar ook via een aantal heuvels en bergen.
Het eiland is duidelijk prachtig en megagroen. Het doet de naam Kaapverdië dan ook eer aan – een Nederlandse verbastering van het woord ‘Cabo Verde’, dat in het Portugees ‘Groene Kaap’ betekent. De chauffeur van de minibus dropt ons bij hoge uitzondering direct bij ons nieuwe onderkomen – een dienst van onze vorige hoteleigenaar in Calhetta, die hem dat gevraagd heeft. Een aardige geste, waardoor hij een slechte recensie ontloopt op Tripadvisor – die hij, gezien de staat waarin het hotel verkeert, wel verdient.
‘dingen doen’
Ons nieuwe hotel in Praia is gelukkig beter dan verwacht, met name doordat het complex recent geschilderd is én we een gratis upgrade krijgen naar een kamer met uitzicht op zee. In mijn drang om ‘dingen te zien en doen’ (in plaats van cocktails te drinken aan het zwembad, wat Kris zo graag wil), nemen we een taxi naar cidade velha, de oude stad van Praia die de Portugezen ooit bouwden en gebruikten in de koloniale tijd. De oude stad ligt vijftien minuten rijden van de huidige hoofdstad en omvat niet meer dan een leuk, gemoedelijk pleintje met een paar restaurantjes aan het water. Er zijn helaas weinig Portugese overblijfselen terug te vinden op het eiland. Cultuur is duidelijk geen topprioriteit voor Kaapverdië.
Op de terugweg stoppen we om de hoofdstad van Kaapverdië van dichtbij te bekijken. Praia blijkt als stad echter niets te hebben waar je echt blij van wordt. Er is een soort cafetaria dat door de Lonely Planet als highlight wordt bestempeld. Als dat klopt, hebben we in deze stad zonder stadskern echter niets te zoeken. Het is bijzonder hoe weinig gebouwen hier staan met een verhaal of geschiedenis: zelfs de gebouwen die ooit door de Portugezen zijn neergezet, zijn inmiddels compleet verwaarloosd. Voor zover sightseeing in Praia.
kansloze middag
Om toch iets te zien van de omgeving, nemen we een taxi naar Rui Vaz, een dorp met een (schijnbaar) prachtige locatie in de bergen op (volgens de taxichauffeur) twintig minuten rijden van Praia. Na drie kwartier in de taxi – waarvan de chauffeur zeker al een week niet gedoucht heeft en net zo ruikt als onze hotelkamer in Calhetta – zijn we er bijna. Het inschatten van afstanden is niet zijn beste kwaliteit, zo blijkt. Maar dan begint het opeens keihard te regenen. Hebben wij weer. Met een grote grijze luchtmassa als uitzicht, arriveren we uiteindelijk met gevaar voor eigen leven in Rui Vaz. Door de vele modderstromen is rijden in de regen hier namelijk niet zonder risico. Na een half uur wachten in de regen, zijn we het zat en stellen we voor om terug te rijden naar ons hotel in Praia. Wat een kansloze middag dit.
Na twee nachten in hoofdstad Praia verhuizen we naar het dorp Tarrafal, gelegen in het noordwesten van het eiland. Om er te komen, rijden we dwars door het hart van het eiland. Dat hart bestaat uit prachtige rotsen, lavasteen en bergen in allerlei gedaantes. Dit eiland mag dan weinig imponerende steden hebben, de natuur is er des te mooier. Het hotelletje dat ik in Tarrafal heb gehuurd heeft weliswaar geen zwembad, maar maakt dat goed in sfeer. Tarrafal is een van de weinige dorpjes in Kaapverdië waar toeristen en locals min of meer naast elkaar leven en de sfeer nog authentiek is. Een zwembad zou er gewoonweg niet tussen passen. De Kaapverdische zon is echter fel en de verkoeling van een zwembad zou stiekem toch wel heel prettig geweest zijn – ook al wil ik dat liever niet toegeven, omdat ik dit authentieke plaatsje en hotelletje zo leuk vind.
kostbaar levensonderhoud
Restaurantjes bestaan hier over het algemeen uit een paar lege plastic tafeltjes en stoeltjes op de stoep, met een nog simpeler binnengedeelte en een klein bijbehorend keukentje. Simpeler dan dit wordt het niet. Als we even later op het strand lopen, wordt de vis net binnengehaald vanaf de vissersboten. Voor dertien euro kun je dezelfde vis bij het restaurantje ernaast opeten – best veel geld, zeker als je beseft hoeveel een gemiddelde Kaapverdiaan verdient. Als we even erna boodschappen doen bij één van de vele mini markets, kleine primitieve supermarktjes vergelijkbaar met de Amsterdamse avondwinkel, valt ons ook daar op hoe duur het levensonderhoud is. Een komkommer kost hier een euro, mayonaise en een blikje tonijn kosten ieder anderhalve euro – Nederlandse supermarktprijzen dus. En dan zijn de tomaten en komkommers toch echt minder mooi én niet geselecteerd op grootte, kleur en vorm – zoals in Nederland wél het geval is voor die prijs. Het leven van een Kaapverdiaan is dan ook duur, heel duur.
Ondertussen is het buiten weer gaan regenen. Overigens is die regenval de laatste jaren fors toegenomen. Een duidelijk gevalletje van climate change for the better, want opeens groeit er van alles en is het landschap groener dan ooit. De mais en rietsuiker varen er wel bij – en dus ook de economie, die in grote mate daarmee samenhangt. Voor de toeristen is het wellicht wat minder, maar met een temperatuur van bijna dertig graden is de verkoelende neerslag soms best lekker. Regen hier voelt dan ook meer als een lauwe douche dan als koude striemen in je gezicht, zoals in Nederland vaak het geval is.
wilde rat als huisdier
Wanneer we die avond teruglopen naar ons appartementje, voelt dat bijna apocalyptisch. Het is hier ’s nachts pikkedonker zonder straatverlichting. De meeste huizen zijn vervallen en overal woekert het onkruid welig. De mensen zien er zo op het eerste gezicht vrij nors uit. Door dit alles heb je al snel het gevoel ieder moment overvallen te kunnen worden of het einde van de wereld te naderen. Echter: dat einde van de wereld komt helemaal niet. Sterker nog: waarschijnlijk is het hier ’s avonds op straat helemaal niet gevaarlijk, ondanks de armoede. We maken zelf hoe dan ook niets bijzonders mee op straat en bereiken veilig ons appartementje in het pikkedonker.
Helaas regent het ook de volgende dag weer. Gelukkig voel je in de zee niets van die regen, die net zo warm is als de buitentemperatuur. Maar buiten de zee is het minder fijn. Hoe langer ik erover na denk, hoe meer ik toe ben aan de ongecompliceerdheid en het goede weer op Sal. Na een beetje reizen is het nu weer tijd voor vakantie. Dat komt gelukkig mooi uit: de volgende morgen vliegen we al terug naar Sal, om daar nog een paar dagen op onze wenken bediend te worden met alles wat je maar mogelijkerwijs zou moeten willen als toerist. Ik bedenk opeens dat ik in India zo’n tien jaar terug voor een paar euro per nacht sliep, met een bucket shower en ratten die over mijn bed liepen ’s nachts. Een bizar idee, als ik het vergelijk met de luxe waarin we nu slapen. Ik denk dat ik het nog steeds zou kunnen, zo’n kamer zonder douche en een wilde rat als huisdier. Maar of ik het ook zou willen, is een ander verhaal.
best of both worlds
Eenmaal terug op Sal, weet ik het zeker: reizen is leuk; simpelweg vakantie vieren ook. The best of both worlds zorgt ervoor dat je beiden blijft waarderen. Voor zover mijn analyse en (daarmee) mijn brain trainer van vandaag. Nu is het tijd voor een cocktail. En een uurtje voor mezelf, totdat de kids club dicht gaat. Amen.
–
meer reisverhalen uit west-afrika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in West-Afrika? Lees dan de volgende verhalen:
gambia – gezocht: jonge, donkere god
ghana & egypte – communicatieve obstakels
senegal – op de vlucht voor een neushoorn
senegal – op een boomstam de zee over
–
reis je met me mee?
–