reisavontuur in portugal – 2009
Portugal mag op economisch gebied dan één van de hekkensluiters van Europa zijn, het is wel één van mijn favoriete reisbestemmingen. De mensen zijn er leuk, de steden zijn er levendig en de dorpen bijzonder. Het land is groot genoeg om elke dag iets bijzonders tegen te komen en klein genoeg om in tien dagen tijd heel wat van het land te kunnen zien. Voor een paar euro heb je er een heerlijke fles wijn op een relaxt terras; elke avond is er zwoel in de zomer. Ik houd van Portugal – ook al is het er in de zomer net iets te heet om nog veel te willen doen. Wij zijn er dan ook zelf in de najaar – het perfecte seizoen voor een roadtrip door het land van de port en Fado-muziek.
traveling light – or not
Op de ochtend van vertrek stap ik met een gigantische rugzak op mijn rug de tram in, op weg naar mijn werk. Traveling light is na al die jaren nog altijd niet aan mij besteed. Ik wil nu eenmaal elke dag iets te kiezen hebben qua kleding. Daarnaast vind ik het handig om op bijna alles voorbereid zijn – je weet immers nooit wat je tegen gaat komen op reis. De ervaring leert dat daardoor zeker een kwart van mijn rugzakinhoud nooit zal worden gebruikt op deze roadtrip, maar dat neem ik dan maar voor lief. Mijn rug is inmiddels wel wat gewend en mijn rugzak zal vooral veel in de huurauto liggen, die we op het vliegveld van Lissabon hebben geregeld.
Mijn werkdag vliegt voorbij. Voordat ik het weet, is het vier uur ’s middags en moet ik weg om mijn vliegtuig te halen. Uiteraard zit ik op dat moment nog midden in een meeting, die een tikkeltje uitloopt. Ik moet nog bijna rennen om mijn trein naar Eindhoven te halen, vanwaar het vliegtuig naar Portugal over een paar uur vertrekt. Kris werkt momenteel in het midden van het land – en dus stapt hij in Utrecht de trein in zodat we het tweede deel van de treinrit samen kunnen afleggen.
zwoele oktoberavond
Terwijl we al in de rij staan om in te stappen, boek ik nog snel even een hostel voor vannacht. Als we vanavond laat arriveren op het vliegveld van Faro, is het immers fijn als we direct ergens naartoe kunnen rijden. De vlucht er naartoe is een eitje. Eenmaal geland, halen we direct onze huurauto op en rijden in een kwartiertje naar ons eerste onderkomen toe. De route ernaartoe is een klein beetje van onszelf en een klein beetje van TomTom.
Onderweg lees ik wat over de geschiedenis van Portugal. Je zou het nu misschien niet zeggen, maar in de zestiende eeuw stond Portugal aan het hoofd van een rijk dat zich uitstrekte van Brazilië naar West-Afrika en Oost-Indië. Daardoor wordt er vandaag nog altijd Portugees gesproken in Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Kaapverdië, Guinee-Bissau, Equatoriaal-Guinee, Oost-Timor, Macau, en Sao Tomé en Principe. Het Portugees is in aantal moedertaalgebruikers dan ook de zesde meest gesproken taal ter wereld. Ook het Japans bevat een honderdtal Portugese woorden. De Portugezen waren immers de eerste Europeanen die in de zestiende eeuw voet aan wal in Japan zetten.
felicidades
Het hotel dat ik heb geboekt, valt helaas een beetje tegen. Gelukkig is er de de Laura Ashley-print op de muren, gordijnen en meubelen, die in de hele kamer terugkomt en de boel een beetje opfleurt. Faro is duidelijk geen uitgaansstad, maar wel een prima plek om een drankje te doen. We besluiten een terras op te zoeken. De avond is zwoel, ondanks het feit dat het oktober is. Opeens voelt het daardoor echt als vakantie. Thuis mag het dan herfst zijn, hier is het zomer – althans voor mijn gevoel. Proost – of felicidades zoals ze hier zeggen.
Wanneer we later die avond teruglopen naar ons hostel, zijn we meer bezig met kletsen dan met opletten. Voordat we het weten, zijn we daardoor verdwaald. Hoe langer we lopen, hoe verder we van ons onderkomen verwijderd raken. Althans: zo voelt het. Het zou echter ook zomaar kunnen dat we er vlakbij zitten, maar continu in cirkels lopen en het maar niet voor elkaar krijgen om de juiste straat in te lopen – ondanks de plattegrond in onze hand. Ongelooflijk.
verdwaald
Het eerste half uur lijkt het nog wel grappig. Maar als we dan nog steeds in rondjes lopen, begint het allemaal wat minder leuk te worden. Het feit dat we geen van beiden weten waar we nou eigenlijk zitten, maakt de situatie er niet beter op. Bovendien wordt Kris met de minuut chagrijniger – ook niet bevorderlijk voor de sfeer. Godzijdank vinden we uiteindelijk ons hostel terug, zodat we weer kunnen ontspannen. Volgende keer toch maar even opletten wanneer we ergens naartoe lopen.
Faro by day blijkt gelukkig een prima plek te zijn om te vertoeven, vol goede vibes en ontspanning. We ontbijten op een terrasje, met tonijnsalade, chocolade-croissants en een heerlijke capuchino. Portugezen zijn duidelijk goed in dat laatste. Die middag huren we een bootje en varen daarmee door Parque Natural de Ria Formosa, een labyrint van kanalen, eilandjes, uiterwaarden en zandbanken. De rivier strekt zich uit over zestig kilometer langs de kust voor de Algarve. Door de diversiteit aan ecosystemen is er een gevarieerde fauna ontstaan me veel verschillende vogelsoorten. Eén van de meest zeldzame is de westelijke purperkoet, het symbool van het natuurpark – die je buiten dit park nergens aantreft.
chillen met die billen
We rijden einde middag door naar Silvis, een mooi dorpje in de heuvels van de Algarve. Na een pittige discussie met een restauranteigenaar over een uitgedroogde tonijnsteak, laten we Silvis voor wat het is. We rijden door naar Lagos, een prachtig plaatsje aan de kust. We vinden na wat zoeken een leuk hotelletje in een pittoresk straatje, dat gerund wordt door een lieve mevrouw. Niets meer aan doen. We gaan op zoek naar de hippe wijk Meia Praia, maar eindigen uiteindelijk downtown in Lagos bij een leuk tapastentje. Kip piri piri, chili con carne, mosselen, salade: I love it all. En Kris gelukkig ook.
Genoeg over eten. Het is tijd om te slapen. De volgende morgen pakken we alsnog hip & happening Meia Praia mee, een strook vol relaxte beachclubs. Lekker chillen met die billen! Daarna rijden we via Ponta da Piedade –bekend vanwege haar prachtige rotsformaties in het water- door naar Cabo de Vincente, het meest zuidwestelijke puntje van Europa. Vanaf deze plek gingen ontdekkingsreizigers vroeger het onbekende tegemoet.
vis vis vis
Na een korte stop rijden we door naar de typisch pittoreske dorpjes Aljezur en Odeceixe. Beide plekken worden in de zomer overstroomd door toeristen, maar zijn in de herfst heerlijk rustig. We drinken er een biertje en rijden dan door naar Vilanova de Milfontes, een stadje dat doods aandoet terwijl het bekend staat als een kleine parel. Tja. Wel vinden we er een leuk restaurantje aan het water, waar we nog net de zon zien ondergaan.
Het eten in Portugal is tot dusver niet bijzonder, zo valt me op – net als in Brazilië, de grootste voormalige Portugese kolonie. Of is de Portugese keuken gewoon mijn smaak niet? Op de kaart staat vooral veel vis. Dat viel te voorspellen want Portugezen zijn de tweede viseters ter wereld, na de Japanners, als je kijkt naar de consumptie per inwoner. Ze eten het liefst stokvis en sardienen. Portugal is befaamd voor zijn maaltijden met stokvis, waarvan honderden recepten bestaan. Het is dat ik er echt niet dol op ben, anders had ik hier los kunnen gaan.
te leuk om te slapen
Eigenaardig genoeg leeft de kabeljauw (‘bacalhau‘) echter niet in de zee rondom Portugal. Portugezen moesten dan ook helemaal richting Newfoundland en Nova Scotia om daarop te vissen. De reis van zes maanden was zo lang en hard dat de kabeljauwvissers in de twintigste eeuw vrijgesteld waren van de koloniale oorlogen in Afrika. Traditioneel eten de Portugezen ook op kerstavond stokvis, om solidair te zijn met de armen. Overigens eten ze dan na de middernachtmis vaak nog een steviger maal, met rijkere gerechten en desserts.
Onze eindbestemming van de dag is Lissabon, de hoofdstad van Portugal. Dat betekent dat we nog eenmaal de auto in moeten vandaag. Onderweg er naartoe boek ik een (achteraf gezien matig) hotelletje, dat net goed genoeg is voor een nachtje slapen. Nou klinkt Lissabon überhaupt veel te leuk om echt veel te willen slapen, dus ergens komt dat wel goed uit. Tegen de tijd dat we er zijn en de auto geparkeerd hebben (vooral dat laatste), is het elf uur ’s avonds. De perfecte tijd om uit te gaan. Het is echter zondagavond – en dus gaan veel leuke tentjes een uur later alweer dicht. Gelukkig kunnen we nog net een drankje doen bij Mardentro, een cocktailbar op de zesde verdieping van een hotel. Drinks with a view dus.
maandag bestaat niet
De clubs waar we die avond naartoe zouden willen, blijken stuk voor stuk dicht te zijn op zondag. We hadden hier blijkbaar toch op een andere avond moeten zijn. Gelukkig blijkt de wijk waarin ons hotel ligt, Barrio Alto, allesbehalve in slaap te zijn. Overal zijn kleine cafeetjes open; de straten zijn gevuld met mensen. Het mag dan zondag zijn, de locals hebben nog weekend en zullen ervan genieten ook. Helaas is salsa, samba en reggaeton niet ons ding, maar het zorgt wel voor leven in de brouwerij. Kom maar op! Maandag bestaat niet, lijkt de wijk te willen zeggen.
De paar uurtjes die we die nacht slapend doorbrengen zijn helaas beroerd. Ons bed piept en is doorgezakt. Onze kamer ligt bovendien tegenover het gezamenlijke toilet, waar de gehele verdieping uitgebreid gebruik van lijkt te maken. Morgen toch maar op zoek naar een kamer zonder piepend bed en met een eigen badkamer. Gelukkig is Portugal geen duur land. Sterker nog: het is hier eigenlijk spotgoedkoop, zeker vergeleken met veel andere Zuid-Europese bestemmingen.
openbare kunstwerken
Eenmaal in de buitenlucht zijn we ons gare hotel alweer vergeten. Het mag binnen dan ranzig zijn, buiten is het fantastisch! We nemen de tram naar Alfama, de meest pittoreske wijk van Lissabon. Het is heerlijk om er rond te lopen; overal valt iets moois te zien. De Portugese trottoirs in Lissabon en andere Portugese steden zijn vaak echte kunstwerken. De mozaïeken stellen vaak motieven voor uit de zeewereld.
Bij gebrek aan een regulier ontbijt, eten we op een lekker terras een groot stuk taart en krijgen daarbij een prachtig uitzicht cadeau. We slenteren daarna rond tot mijn voeten niet meer kunnen en mijn maag rammelt. Die vullen we op een leuk terras, met gamba’s, snoek en brood. De koffie drinken we erna weer op een ander terras, met uitzicht op het kasteel van Lissabon. Het kasteel bezoeken is me teveel moeite gezien de warmte; erop uitkijken vanachter een lekker drankje is stukken relaxter.
vele identiteiten
Na Alfama, dat samen met Barrio Alto het oude hart van de stad vormt, gaan we op zoek naar het nieuwe deel van Lissabon. Parque das Naçoes blijkt een hypermoderne wijk te zijn, vol architectonische hoogstandjes. De wijk werd gebouwd om de Wereld Expo van 1998 te huisvesten; vandaag de dag is het een levende herinnering daaraan. Op de strook langs de rivier zijn een groot aantal restaurants en bars te vinden, evenals dansclubs, kantoorgebouwen en appartementen. Er is ook een populaire promenade waar je bijna struikelt over het grote aantal joggers, honden en hun baasjes. Mooi hoe deze stad vele identiteiten blijkt te hebben.
Omdat we hoe dan ook niet nog een nacht in ons ranzige hotelletje willen verblijven, besluiten we einde middag ons boeltje te pakken en naar Sintra te rijden, een relaxt en mooi stadje vol kastelen dat pal naast Lissabon ligt. Misschien dat we over een paar dagen nog eens terugkomen naar Lissabon om een avondje uit te gaan. Gisteravond smaakte duidelijk naar meer.
avondspits
Op weg naar Sintra komen we echter in de avondspits – en dus file – terecht. Die is bijna net zo erg als in Nederland. Eenmaal in Sintra, checken we in bij een mysterieus kasteel waar we ons de koning te rijk voelen – letterlijk en figuurlijk. We krijgen de kleinste, maar tegelijkertijd beste kamer: die in het kleine, ronde torentje, helemaal bovenin het kasteel. De ruimte wordt omringd door kleine, ovale raampjes, vanwaar we over de wijde omgeving uitkijken. Onze kasteelkamer voelt tegelijkertijd spookachtig en gezellig; precies zoals het moet zijn. Godzijdank worden we die nacht niet bezocht door vampieren. Het is typisch zo’n plek waar dat zomaar had gekund.
De volgende morgen bezichtigen we het kasteel van Sintra, dat als een soort Chinese muur door de stad heen slingert. Na een vervolgbezoek aan het bontgekleurde (en allesbehalve standaard) Palacio de Penes, zijn we wel weer even klaar met alle kastelen. Het is tijd voor wijn en tapas. We rijden daarom door naar het prachtige plaatsje Obidos, waar we met een karaf heerlijke Portugese wijn (van slechts anderhalve euro) en een goddelijk lekker bord warme tapas neerploffen op het kleinste terrasje dat het dorpje rijk is. Hoe simpel en mooi kan het leven zijn?
neonlicht
Tegen het einde van de middag rijden we door naar Nazare, een nabij gelegen kustplaats met een prachtig breed strand. Daar genieten we van een waanzinnige zonsondergang waar we stil van worden. Jammer genoeg blijkt het vinden van een restaurantje zonder neonlicht vervolgens lastiger dan gedacht. Omdat de volgende morgen alles in Nazare dicht blijkt te zijn, stappen we de auto in en rijden door naar Batalha, bekend vanwege het immense klooster dat vlak naast de snelweg opeens opdoemt.
Onze volgende bestemming is Coimbra, de grootste studentenstad van Portugal. De Universiteit van Coimbra werd in 1290 gesticht en is één van de oudste van Europa. Tot de twintigste eeuw was Coimbra het enige universitaire centrum van de Portugees-sprekende wereld. Hoewel het niet verplicht is, dragen veel studenten van de universiteit van Coimbra nog het traditionele kostuum. Dat wil zeggen: een zwarte cape, wit hemd en zwart kostuum voor de jongens; een zwarte cape, witte bloes, zwart vest en zwarte rok voor de meisjes. Leuk detail: de studenten mogen hun cape niet wassen, ze mogen deze hooguit buiten leggen om op te frissen. Het gerucht doet de ronde dat J.K. Rowling, de schrijver van de Harry Potter boekenreeks, de studentenoutfits in Coimbra als inspiratiebron gebruikte voor de leerlingen van Poudlard, een van de afdelingen van Zweinstein’s school voor hekserij en hocus-pocus.
levensgenieters
Deze stad voelt als mijn oude studentenstad Utrecht: gezellig en kneuterig. Het nabij gelegen Porto wacht echter op ons – en dus zeggen we Coimbra gedag en rijden door naar Porto. Als een echt kasteel torent het hotel Castelo Santa Catarina boven de rest van de gebouwen uit in Porto. Het is gemaakt van Delfts blauwe tegels en bestaat naast het kasteel zelf uit ruim twintig bijgebouwen en een heus kerkje. Bijna te mooi om waar te zijn, zeker in zo’n grote stad. Tegen de tijd dat we die avond de deur uitgaan is het bijna elf uur ’s avonds en blijken vrijwel alle restaurants in de buurt al dicht te zijn. Gelukkig is er één tentje aan het water dat nog open is, met uitzicht op de brug naar Gaia Nova, de wijk waar alle port-fabrieken zitten. Op weg naar ons hotel vinden we ook nog een fijn terras om cocktails te drinken. Terwijl het een doordeweekse dag is, voelt het hier opeens als weekend. Daarmee hebben we alles wat we zoeken.
De volgende dag struinen we door de oude stad en steken daarna de brug over naar Gaia Nova. Wanneer we geen port meer kunnen zien of ruiken, stappen we de auto in op weg naar Pinho: de wijnregio van Portugal. De rit er naartoe is prachtig: door de bergen, langs wijngaarden en prachtige landschappen. Rond zonsondergang parkeren we onze auto bij een prachtig hotelletje met een eigen wijngaard. We regelen wat brood met kaas en olijven, en krijgen van het hotel een fles wijn waar we even later mee op het balkon zitten. Met zicht over de rollende heuvels onder ons en ontelbaar veel sterren boven ons valt er eigenlijk niets meer te wensen.
inspiratieloos
De volgende morgen doen we mee met een portproeverij bij ons hotel. Gelukkig hebben we goed ontbeten. Portugal is de achtste wijnproducent ter wereld. Naast port is de vinho verde er erg populair. Daarbij slaat het woord ‘verde‘ – dat groen betekent in het Portugees – niet op de kleur van de wijn, maar op de jeugdige leeftijd ervan.
De uren erna spenderen we bij het zwembad van het hotel, dat tussen de wijngaarden ligt. Beter dan dit gaat het niet worden. Onze volgende bestemming lonkt echter – en dus zitten we einde middag alsnog in de auto op weg naar Manteigas, een bergdorpje dat in de winter ongetwijfeld heel mooi is maar nu vrij inspiratieloos aanvoelt. Als een skidorp in het laagseizoen, wanneer er bijna geen sneeuw meer ligt, de stoere skileraren opeens geitenhoeders blijken te zijn en de magie er dan opeens van af is. Vergeleken met ons onderkomen van afgelopen nacht voelt alles als een slap aftreksel.
nog meer parels
De volgende morgen rijden we via de prachtige Zezere-vallei verder naar Monsanto, een dorp dat in zijn geheel lijkt te zijn uitgehakt uit rotsen. Daarmee voelt het bijna alsof we weer terug zijn in de prehistorie, of op zijn minst in een aflevering van ’the Flintstones’ zitten. Hoe tof is dat. Alle huizen lijken te zijn vergroeid met de extreem grote stenen die hier liggen. Omdat het dorpje omhoog loopt, een heuvel op, heb je na wat lopen een prachtig uitzicht over de uitgestorven vlakte eronder.
Al wandelend ontdekken we een prachtig terras, waarbij de stenen tafels en stoelen zijn uitgehouwen uit de rotsen en we uitkijken op de vallei onder ons. We voelen ons on top of te world: twee mensen, die vanaf hun troon de wereld aan zich voorbij zien gaan. Overigens zal het er vanaf een afstandje heel anders uitgezien hebben: twee zwetende mensen die op het heetst van de dag zo nodig op een terras moeten gaan zitten in de zon. Maar ons kun je niet blijer krijgen. Ik begin steeds minder te begrijpen waarom niet veel meer mensen dit land en deze leuke dorpen hebben ontdekt.
hongerig
Via buurdorp Idanha-à-Velha, sinds de Middeleeuwen een van de Portugese centra van de olijventeelt, rijden we richting het zuiden van Portugal terug. We passeren daarbij het wit gepleisterde dorpje Marvao, dat een en al rust en schoonheid uitstraalt. We laten ons die avond helaas leiden door een verkeerd stemmetje in ons hoofd, dat zegt dat we niet in een dorp maar in een stad moeten overnachten zodat we ook nog ergens een drankje en/of dansje kunnen doen. Het is immers weekend; tijd om echt even tot leven te komen. En dus rijden we door naar Evora, een stadje dat mooi én levendig hopelijk iets beter combineert.
De rit er naartoe duurt echter lang. Tegen de tijd dat we de stad binnen rijden, zijn we allebei moe en hongerig en hebben we daardoor eigenlijk geen zin meer om nog iets te ondernemen. We vinden een middelmatig hotel en een even middelmatig restaurantje, waar het eten duur en niet bijzonder is. Hetzelfde geldt voor de wijn – wat best bijzonder is omdat je bij zo ongeveer elk restaurant voor een appel en een ei fantastische rode wijn kunt drinken. Gelukkig vinden we daarna een relaxed barretje, waar je lekker op de grond kunt zitten en aan lage tafeltjes een waterpijp kunt roken. Een echt nachtleven zoals we het in ons hoofd hebben zitten blijkt er bij nadere inspectie niet te zijn.
elk nadeel heeft zijn voordeel
Daardoor zijn we de ochtend erna vroeg wakker. Ieder nadeel heeft zijn voordeel. Evora by day is leuk genoeg om lekker rond te lopen, maar niet interessant genoeg om echt te willen blijven. En dus rijden we door naar Monsaraz, een prachtig dorpje dat gebouwd is op een heuvel. De verzameling witte huisjes met veel bougainvillea voor de deur lijkt op die in Marvao – met als enige verschil dat het daar rustig en sereen was, terwijl het dorp hier vol zit met toeristen. Gelukkig vinden we na veel zoeken een onontdekt terras, met uitzicht over de vallei onder ons. Met een goed glas wijn in onze handen en heerlijk eten voor onze neus is er weinig beter dan dit.
Onze laatste nacht brengen we door in Mertola, een net zo prachtig wit maar net weer even ander stadje. De ervaring heeft inmiddels geleerd dat we het meest blij worden van hotelletjes die een beetje afgelegen liggen. En dat geldt ook hier. We vinden net buiten Mertola een fantastische hacienda, met koloniale kamers en een vriendelijke eigenaresse. Onze kamer kijkt uit op de vrije natuur en heeft een terrasje aan de voor- en achterkant. We eten die avond wederom basic, met brood, kaas en rode wijn. Heel veel meer hebben we niet nodig. Bovendien hebben we hier sterren, wierook, goede muziek, waxinelichtjes en positieve vibes – en daar kan geen enkel Portugees restaurant tegenop.
suicide capital
De volgende dag is de laatste voordat we weer terugvliegen naar Amsterdam. Morgen zit ik rond dezelfde tijd al achter mijn bureau op mijn werk en heb ik al een uur in het openbaar vervoer gezeten. Nog even niet aan denken. Op weg naar het vliegveld van Faro, steken we de grens met Spanje over en stoppen voor de lunch in de Andalusische strandplaats Tarifa. Bij binnenkomst voelt Tarifa echter eerder Australisch dan Andalusisch. Pas wanneer je door de oude Puerta de Jerez loopt, voel je het Moorse karakter van de plek. Tarifa was de allereerste Spaanse stad in de Arabische verovering; de Marokkaanse stad Tanger is slechts een korte boottocht verwijderd van ons. De verkeersborden bij de pont zijn niet voor niets in het Arabisch. Je voelt de nabijheid van Afrika, hoewel de dominante cultuur in deze windsurf-hoofdstad wordt gerepresenteerd door de surfmerken Repsol, Oakley en O’Neill.
Op zich niet gek, want het strand en de zee domineren het gebied. De hydrodynamica van het water is hier uniek, omdat dit de plek is waar het water uit de koude Atlantische Oceaan en de kalme wateren van de warme Middellandse Zee samenkomen. Als de meest winderige stad van Europa heeft Tarifa ook een van de hoogste zelfmoordcijfers van Europa. Net zoals de mistral een destabiliserend psychologisch effect heeft in het zuiden van Frankrijk, geldt dat hier voor de wind en de ruige zee.
autostress
Toeval of niet, wanneer we net relaxed op een terras neergeploft zijn voelen we opeens allebei stress. Hebben we wel voldoende tijd ingecalculeerd om naar Faro te komen? Ik heb in de afgelopen jaren al zo vaak een vliegtuig (bijna) gemist dat ik al van tevoren zenuwachtig word. Dat heeft dus niets te maken met de wind in Tarifa, die eigenlijk niet bijzonder sterk is op het moment dat wij er zijn. De stress neemt het al snel over van de rust – en dus nemen we uiteindelijk onze lunch mee de auto in. We willen gewoon op tijd op het vliegveld zijn en kunnen ontspannen.
De rit daarnaartoe verloopt gelukkig soepel en zonder hiccups. Dat wil zeggen: we zijn op tijd, tanken de auto vol en vinden ook nog bijna in één keer de autoverhuur terug. Eenmaal daar, wordt ons echter verteld dat we de autosleutels niet hier maar bij een andere autoverhuur moeten inleveren. De instructie die aan moet geven hoe we daar komen is echter vaag en klinkt omslachtig. De rit er naartoe zou daardoor best eens een half uur kunnen gaan duren, ook al is die maar vijf afslagen hier vandaan. En dan moeten we daarna ook nog een busje terug naar het vliegveld nemen – iets wat ook zomaar weer een half uur in beslag kan nemen.
race tegen de klok
Samen de auto inleveren betekent hoe dan ook dat we te laat zijn om nog in te kunnen checken. Daarom splitsen we op: ik ga ons inchecken, Kris brengt de autosleutels terug naar de juiste autoverhuur – rennend of met de auto. Gelukkig accepteert de dame bij de incheckbalie dit ook: ze heeft zijn gezicht gezien en mag hem en zijn bagage dus ook zonder zijn aanwezigheid inchecken.
Terwijl ik netjes in de rij ga staan om onze spullen in te checken, rent Kris zich helemaal suf naar de autoverhuur. Die blijkt echter onvindbaar te zijn – en dus rent hij weer terug naar het vliegveld, pakt alsnog de huurauto en doet daarmee een tweede poging om de autoverhuur te vinden. Als je verkeerd gaat, kun je in ieder geval met iets meer vaart omkeren en een andere route kiezen. Na drie keer fout rijden vindt Kris alsnog de juiste plek, die verscholen blijkt te zitten op (inderdaad) een paar kilometer afstand van het vliegveld.
no more drama
Ik loop ‘em ondertussen flink te knijpen. Kris is al bijna een uur weg en ik heb geen idee of hij de autoverhuur inmiddels gevonden heeft. Ik vraag me vooral af wat ik moet doen als hij niet op tijd is. Ik krijg hem telefonisch niet te pakken en hoop maar dat zijn telefoon niet leeg is. It suck to be a control freak. Gelukkig blijkt Kris direct een lift te kunnen krijgen vanaf de autoverhuur, zodat hij een kwartier later alsnog – schijnbaar out of the blue – in de vertrekhal van het vliegveld staat. We kunnen gaan. Alsnog. In gedachten verzonken, neem ik me één ding voor: de volgende keer dat ik vlieg, zorg ik dat ik een halve dag van tevoren al op het vliegveld zit. En dat ik de huurauto al heb ingeleverd. No more drama in my life. Zeker niet op het vliegveld, na een relaxte week weg.
–
meer reisverhalen uit zuid-europa
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuid-Europa? Lees dan deze verhalen:
griekenland – europese slavernij
italië, griekenland, turkije – rondzwerven op hakken
monaco & frankrijk – geld moet rollen
turkije – opgesloten in een tapijtwinkel
–