reisavontuur in servië – 2013
Wanneer ik samen met mijn vriend Kris en driejarige zoontje Zev door de Balkan rijd, is de oorlog tussen Servië, Bosnië & Herzegovina en Kroatië twaalf jaar geleden tot een einde gekomen. Het was in die oorlog lastig om een schuldige aan te wijzen, aangezien alle drie de volkeren massamoorden op hun geweten hebben. Maar als ik er een moest aanwijzen dan was dat toch Servië. In mijn hoofd zijn het dan ook zeer agressieve, intolerante en dominante mensen, die er alles aan doen om macht te verkrijgen. Zeker geen volk waar je echt mee te maken wilt hebben. Wie schetst mijn verbazing dan ook wanneer we onze eerste Bosnische Serviërs spreken en deze heel aardig en gematigd blijken te zijn. Sterker nog: in zowel Bosnië & Herzegovina als in Servië kom ik geen enkele Serviër tegen die voldoet aan het door mijzelf bedachte stereotype. Ik vind het er zelfs een beetje saai.
verse beelden
Het mag dan al heel wat jaren geleden zijn dat de oorlog tussen Servië, Bosnië & Herzegovina en Kroatië tot een einde kwam, voor mijn gevoel is deze pas net goed en wel afgelopen. De beelden van die oorlog zitten nog vers in mijn hoofd, als de dag van gisteren. Jarenlang domineerde deze oorlog het journaal en het waren voor mijn gevoel vaak de Serviërs die daarbij –terecht of onterecht– de zwarte piet kregen toebedeeld. Misschien dus niet zo gek dat ik bij dit volkje een soort dubbel gevoel heb voordat ik het land bezoek.
Nota bene in het land van hun voormalige aartsvijand, Bosnië & Herzegovina, ontmoet ik de eerste Serviërs. Ook nog eens in Mostar, een stad die in de oorlog helemaal kapot gebombardeerd is door hen. Ze spreken perfect Engels en zijn heel vriendelijk en bescheiden – wat ik eigenlijk niet verwacht, gezien de manier waarop zij in de oorlog in de media zijn gebracht. Helemáál zonder vooroordelen ben ik deze trip blijkbaar toch niet ingegaan, zoals ik mezelf van tevoren beloofd had.
als ratten in de val
Des te mooier is het dat mijn eerste vooroordeel gelijk ontkracht wordt. De twee Serven die ik spreek, zijn oprecht aardig en heel open over de oorlog die er heeft gewoed. Opvallend is wel dat het in onze chit-chat met deze volslagen onbekenden onmiddellijk gaat over de voormalige oorlog en de periode daarna, in plaats van over koetjes en kalfjes. De vrede tussen beide groepen voelt nog als heel pril en (dus) niet als vanzelfsprekend.
Het is een paar dagen later wanneer we Bosnië & Herzegovina uitrijden en Servië inrijden. De afgelopen dagen stonden in het teken van de oorlog, onder andere door het bezoeken van de ‘Tunnel van Hoop’ in Sarajevo. Tijdens de bezetting van die stad in 1993 door de Serviërs, is in drie maanden tijd een lange tunnel gegraven, die deze verbond met de buitenwereld. Via de tunnel werd behalve voedsel en oorlogsbenodigdheden ook humanitaire hulp verstrekt. Daarnaast konden mensen via die tunnel de bezette stad in; zonder die tunnel zaten de inwoners immers als ratten in de val. De tunnel maakt veel indruk en het voelt dan ook dubbel om direct erna door te rijden naar Servië, het land dat destijds verantwoordelijk was voor de bezetting van Sarajevo en de etnische zuiveringen die het daar uitvoerde.
vergane glorie
Dat doen we overigens via een prachtig natuurgebied, bij grensplaats Visegrad – achteraf gezien misschien wel het hoogtepunt van het hele land. Wanneer we zes uur later arriveren in Belgrado, de hoofdstad van Servië, zijn we alle drie gaar en uitgeblust. Morgen weer een dag. We slapen in het (volgens de Lonely Planet) beste hotel van de stad. Ik houd het erop dat het dat ooit vast was – voor nu is het wél het meest old school hotel dat er is. Mooi is het niet te noemen, eerder een soort vergane glorie.
Dat geldt wat mij betreft ook voor de binnenstad van Belgrado. Het is er weliswaar veel moderner dan Bosnië & Herzegovina, maar er zit weinig jeu in. Je hebt hier bovendien weinig sporen van de oorlog, waarschijnlijk omdat die zich veel meer in hun buurland afspeelde dan in Servië. De stad voelt dan ook als duizend in een dozijn. Zelfs het kasteel van Belgrado, dat voor Oost Europese begrippen heel mooi onderhouden is, maakt hierin weinig goed. Het is de enige must see van deze stad – en eigenlijk van het gehele land. En dat zegt meer over het land dan ik zou willen.
hongaarse invloed
Andere highlights in Servië schijnen Novisad en Subotica te zijn – en dus stappen we een dag later de auto in om die uit te checken. Novisad, de een na grootste stad van Servië, brengt ons echter weinig bijzonders – en dus rijden we al snel verder. Bij het bezoek aan Subotica is Zev helaas nét op de achterbank in slaap gevallen – en dus is het uitgesloten om hier een fijne pitstop te maken. Dat laatste is overigens jammer, want Subotica ziet er op het eerste gezicht (lees: vanuit de auto) uit als een heerlijk stadje waar ik prima had kunnen verblijven. De Gaudi-achtige gebouwen zijn er prachtig en de lanen zijn voorzien van prachtige oude bomen, die elkaar toe lijken te wuiven. Doordat de stad dichtbij de Hongaarse grens ligt, voelt deze behoorlijk Hongaars aan. Misschien is dat precies wat ik er zo leuk aan vind. Ik ben namelijk nogal gecharmeerd van Hongarije – en van Boedapest in het bijzonder.
Achteraf gezien hadden we hier gewoon moeten stoppen om te overnachten. Oeverloos rondrijden in Servië levert namelijk maar weinig op. Het landschap van Servië is saai en (dus) niet om over naar huis te schrijven. Het land is (zeker voor Oost-Europese maatstaven) behoorlijk ontwikkeld; veel land is dan ook bebouwd en er is weinig om je over te verbazen – zoals in veel andere omringende landen wel het geval is. Dat Servië geen favoriete bestemming is van vakantiegangers snap ik heel goed. Het heeft niet de culturele overlevering die Bosnië & Herzegovina heeft. Ook niet de prachtige eilandjes en kuststrook die Kroatië heeft. Servië moet het hebben van haar eigen economie en dus niet van het toerisme. En dat doen zij zo vanaf een afstandje gezien best goed. Inspirerend is het land daarmee niet, maar who cares? Dat is ook niet waar de economie van het land op geënt is.
werk aan de winkel
Als ik echter een beetje Google, zie ik dat het land echter nog heel wat dingen heeft om aan te werken. Zo zijn gezondheidszorg en het pensioenstelsel onbetaalbaar geworden, en dat zie je terug in de kwaliteit van leven. De levensstandaard van Serviërs is de afgelopen jaren alleen maar gedaald; bijna tien procent leeft op het moment dat wij er zijn onder de armoedegrens. Banen zijn er hooguit als je de juiste politieke connecties hebt. Of je nou een hoogopgeleide student of een fabriekswerker bent: je kunt bij een sollicitatiegesprek maar beter de juiste partijlidmaatschapskaart meenemen. Het zou verklaren waarom in Servië zo veel mensen lid zijn van een politieke partij, terwijl de opkomst bij verkiezingen niet boven de zestig procent uitkomt. Servië is twaalf jaar na het einde van Milosevic dan ook geen gelukkig land gemiddeld genomen. Dat het land een democratisch gekozen parlement heeft lijkt weinig te helpen: er lijkt geen politicus in Servië te zijn die doet wat hij zegt en heeft beloofd.
Ik begin inmiddels te snappen waarom Servië niet wilde dat Joegoslavië uit elkaar zou vallen in onafhankelijke landen. Slovenië en Kroatië waren immers veel welvarender dan de andere delen van Joegoslavië – en dat geldt nog altijd zo. Qua toerisme speelt Servië geen rol, qua economie eigenlijk ook niet. Jaloers op hun voormalige vijand hoeven de Kroaten dus niet te zijn. Zij hebben het van de zes landen waarin het vooroorlogse Joegoslavië is opgesplitst nog het beste voor elkaar, samen met het relatief moderne Slovenië. Montenegro en Macedonië, de overige twee landen binnen het voormalige Joegoslavië, lijken weinig rol van betekenis te spelen in de regio.
interessante inzichten
Bij een gesprek dat ik met een local heb die dag in Belgrado, valt me op dat hij zelf helemaal nooit achter de oorlog met Bosnië & Herzegovina heeft gestaan. Zoals bij elke oorlog, waren dit de acties van hun politieke leiders – niet van de inwoners van Servië. Er waren in Servië dan ook veel locals die tegen de acties van hun eigen land in opstand kwamen; ieder op hun eigen manier. Die hoorde je echter niet op televisie en werden genegeerd door de politieke leiders. Het klinkt zo logisch, maar tegelijkertijd koppel je toch een beeld van een land aan de misdaden die het land gepleegd heeft in die oorlog – wat misschien totaal niet eerlijk is. Wat ik wel weet is dat ik de Serviërs die ik vandaag spreek eigenlijk best empathisch en sympathiek vindt. Zachtaardig zelfs – het tegenovergestelde van wat ik had verwacht.
Wanneer we uiteindelijk Servië uitrijden en oversteken naar buurland Hongarije, voelt het wel fijn om niet meer in een land te zijn dat zo politiek beladen is. Waarschijnlijk heb ik dat er zelf van gemaakt, door mijn eigen mindset. Maar ik had hoe dan ook het gevoel dat ik in deze landen een stelling moest innemen. Of er op zijn minst iets van moest vinden wat er gebeurd is destijds. Simpelweg omdat het allemaal nog maar zo kort geleden is.
acht buurlanden
Om ‘em maar even plat te slaan: de Duitsers die vandaag de dag de dienst uitmaken in Duitsland (en daarmee het land maken wat het is), zijn niet meer de Duitsers die destijds Nederland bezet hielden en de meest vreselijke etnische zuiveringen uitvoerden op Joden. Maar bij deze burgeroorlog in de Balkan gaat dat niet. De mensen die toen leefden en de dienst uitmaakten of in het Servische leger zaten, leven nu nog steeds. Gelukkig zijn de grootste kopstukken inmiddels door het Joegoslavië tribunaal veroordeeld en dus niet meer politiek actief in de regio. Maar toch. Eén ding weet ik wel. Sinds de opsplitsing van Joegoslavië in 2006, heeft Servië maar liefst acht (!) buurlanden. Het land heeft dus nogal wat mensen te vriend te houden. Een beetje zachtaardigheid is dan ook helemaal geen verkeerde instelling, zeker als je hier woont.
–
meer reisverhalen uit oost-europa
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Oost-Europa? Lees dan deze verhalen:
bosnië & herzegovina en kroatië – rauw
bulgarije, macedonië, albanië, roemenië e.a. – diefstal met een staartje
–
reis je met me mee?
–