reisavontuur in bolivia – 1999
Backpacken in Bolivia anno 1999 betekent fun, maar ook reizen in redelijk primitieve omstandigheden. Comfortabele bussen zijn er niet in het land, treinen al helemaal niet. Daarnaast moet alles zo goedkoop mogelijk, dus een lekker hotel met een warme douche en goed matras, of luxe vervoer via een lokale vlucht zit er voor ons niet in. De enige reisoptie is dan ook een rammelende en veel te warme óf juist koude bus, zonder airco en vol gestampt met locals en klein vee. Ondertussen slapen we in primitieve hostels met een koude douche, een ranzig matrasje en een kruik in bed. Je kunt het jezelf echter met gemak nog lastiger maken in Bolivia, bewijs ik aan mezelf al op de eerste dag in het land.
stempelen (of niet)
Dat geldt al voor zoiets simpels als het vergeten van een stempel bij de grens. Dit overkomt mij op de dag dat ik vanaf Puno, in het zuiden van Peru, de bus neem naar La Paz, de hoofdstad van Bolivia. De busrit an sich die dag is business as usual. De meeste locals hebben thuis geen douche en ruiken zich (daardoor?) niet meer – ik hen helaas des te beter. En dan zijn er ook nog de schreeuwende verkopers van nootjes, fruit, net geslacht vee en gefrituurde ranzigheden, die standaard bij elke halte de bus in komen rennen. Maar aan alles raak je gewend, dus ook dit soort Latijns-Amerikaanse bustoestanden.
Bij de grens tussen Peru en Bolivia krijgen we aan de Peruvaanse kant een stempel, waarna we verder rijden richting Copacabana. Daar stoppen we een uurtje, zodat we de kans krijgen om de Boliviaanse zaterdagmorgen-bruiloft-stoet mee te pikken. Iedereen trouwt hier namelijk op zaterdagmorgen. Overal kun je op die dag dan ook slingers en gekleurde rijst kopen voor één van de bruidsparen – die er overigens niet erg vrolijk uitzien.
met de bus op een vlot
Met een andere bus rijden we door naar La Paz. Halverwege de tocht moeten we het water over met een pontje, dat er meer uitziet als een grote plank op het water dan een echte boot. Het is een bizarre gedachte dat zo’n grote rammelende bus op zo’n gaar vlot het water over kan. Tijd om daarover na te denken hebben we echter niet. Voordat we überhaupt het water over kunnen, komen we namelijk voor een nare verassing te staan: we zijn vergeten een stempel te halen aan de Boliviaanse grens. Met andere woorden: we hebben weliswaar Peru wel verlaten, maar zijn Bolivia nooit officieel ingekomen. Foute boel.
Terwijl onze bus en de mensen erin al lang aan de overkant van het water zijn met onze bagage erin, staan wij nog steeds aan de andere kant met ingenomen paspoorten. Na de helpende hand van een aardige Amerikaan, die vloeiend Spaans spreekt, krijgen we een voorlopige stempel die geldig is voor 48 uur. Eenmaal in La Paz, zullen we direct naar het vliegveld moeten om daar bij de douane alsnog een definitieve stempel te halen. Irritant, maar behoorlijk onze eigen stomme schuld. Als dit alles is, valt het reuze mee.
halve varkens
Gelukkig staat onze bus nog aan de overkant te wachten, wanneer we daar eindelijk arriveren. Dat is niet te danken aan de buschauffeur, maar aan de oplettende houding van twee Griekse mede-reizigers. De bus had na aankomst aan de overkant zijn motor al gestart en zich klaar gemaakt voor vertrek. Hadden de twee Griekse dames niets gezegd, dan was de bus direct weggereden – met al onze spullen aan boord. Een behoorlijk mazzeltje dat de bus er dus nog staat. Wanneer we arriveren op het busstation van La Paz, nemen we een minibus naar het vliegveld. Daar krijgen we na tien minuten wachten de volgende tegenvaller: we kunnen geen stempel krijgen, omdat we per bus in plaats van vliegtuig gearriveerd zijn. Fijn dat ze ons dat niet eerder verteld hebben. We moeten dan ook wachten tot maandag, dan kunnen we bij de immigracion in La Paz terecht.
Inmiddels heb ik last van enorme buikpijn. In eerste instantie wijt ik het aan stress, maar het wordt alleen maar erger naarmate de tijd vordert. Theoretisch gezien zou het altitude sickness kunnen zijn. Aangezien La Paz de hoogst gelegen hoofdstad ter wereld is, is de kans groot dat mijn lichaam daar last van heeft. Het zou echter ook zomaar kunnen zijn, dat ik in de bus iets heb aangeraakt waar nét de verkeerde bacteriën op hebben gezeten. Vrouwen komen hier immers de bus in met halve varkens in hun handen – die ze als een soort delicatesse voor alle passagiers in stukken hakken. Zeker geen gekke gedachte dat een miniscuul deeltje van zo’n geslacht varken op een stang van de bus terecht is gekomen, die ik vervolgens heb vastgehouden met mijn hand – dezelfde hand als waarmee ik dáárna een koekje heb vastgehouden én in mijn mond gestopt heb. Van de gedachte alleen al moet ik overgeven. Maar even niet aan denken dus.
porno screensavers
Wanneer we met een ander minibusje terug zijn in La Paz en daar ergens gedropt worden, kan ik amper meer lopen van de pijn. Dat we vervolgens een uur doen over het vinden van een hostel, omdat het plattegrondje van La Paz dat we hebben niet blijkt te kloppen, maakt het er niet beter op. Eenmaal onder de pannen op een relatief fijne kamer, kan ik nog nét mijn pyjama aan- en mijn lenzen uitdoen voordat ik mijn ogen sluit en toegeef aan mijn zieke gevoel. Ik kan alleen maar hopen dat ik de dag erna weer beter ben.
Na vier keer overgeven en een overall slechte nacht met enorme maagkrampen, voel ik me de volgende morgen inderdaad iets beter. Het is tijd om onze stempel te regelen; dat kan bij het politiebureau in de stad, zo heeft de douane op de luchthaven ons verzekerd. Na het uitleggen van onze situatie, mogen we wachten in de werkkamer van de politie – waar op de PC’s van de politiemannen screensavers van naakte vrouwen te zien zijn. Men vindt het duidelijk heel normaal en totaal geen probleem dat wij diezelfde screensavers nu óók zien, terwijl we zitten te wachten. Het zegt duidelijk iets over de cultuur hier. Na een paar minuten worden er twee gearresteerde mannen met handboeien om binnen gebracht, die plaats moeten nemen op hetzelfde bankje als waar wij zitten. Alleen al de blik in hun ogen doet vermoeden dat ze hier niet voor niets zitten.
steenkoude busrit
Na wat wachten, krijgen we ons paspoort terug met een stempel erin. Echt snugger zijn ze echter niet: ze hebben een stempel geplaatst met de verkeerde datum er op. De betreffende man verzekert ons echter dat we hier geen problemen mee krijgen bij vertrek. Die middag nemen we de bus naar Oruro om daar de aansluiting met de bus naar Uyuni te kunnen halen om zeven uur vanavond. Eenmaal in Oruro, blijkt de bus naar Uyuni vol te zitten. Een uur later gaat er gelukkig een soort reservebus, waar we nog net twee kaartjes voor kunnen kopen. Als we instappen snappen we waarom. Bij onze busplaats zit geen glas in het raam; in plaats daarvan zijn er stukjes plastic opgehangen, die bij elkaar gehouden worden met plakband. Omdat het de enige beschikbare plekken in de bus zijn, willen we er niet te moeilijk over doen.
Eenmaal onderweg, wordt het echter al snel steenkoud. We hebben bovendien geen slaapzak meegenomen in de bus – in tegenstelling tot alle locals in de bus. Iedereen wist blijkbaar hoe deze rit eruit zou gaan zien, behalve wij. Ervan uitgaande dat de reis negen uur duurt, beseffen we al snel dat dit echt afzien wordt. We hebben niet eens een trui aan, laat staan iets anders om ons warm te houden. De enige andere gringo die in de bus zit, krijgt na verloop van tijd medelijden met ons en leent ons uiteindelijk zijn trui. Het helpt – althans, een beetje.
fata morgana
Het voorkomt helaas niet dat we tot op het bot verkleumd zijn wanneer we om vijf uur ’s nachts eindelijk arriveren in Uyuni. De eerstvolgende taxi die langskomt, houden we aan om ons zo snel mogelijk naar een hostel te brengen. De jongen die ons zijn trui geleend heeft, Gilles, is meegereden. Het hostel is helaas ijskoud en weinig inspirerend. Het heeft echter wel drie bedden beschikbaar én de volgende morgen wellicht een warme douche. Tot die tijd droom ik er alleen maar van en probeer me in te beelden dat ik de hele dag onder die warme douche sta. Ook dat helpt. Een beetje. De volgende dag regelen we een driedaagse trip naar de Salar de Uyuni. We vertrekken de volgende dag al en Gilles gaat ook mee. Die nacht slapen we met een warme kruik die de signorita van het hostel ons gegeven heeft. En dus hebben we die nacht geen dromen nodig om warm te blijven.
De Salar de Uyuni blijkt een bizarre, surrealistische zoutwoestijn te zijn. Vroeger lag hier een zee; die is in de loop der tijd opgedroogd en heeft een zoutlaag achtergelaten. Onder de eerste zoutlaag zit een laag aarde; daaronder weer een laag zout van zeven meter. Door de regen komen deze diepere lagen naar boven, wat ervoor zorgt dat de woestijn zich snel uitbreidt. Het zout wordt door de lokale bevolking verwerkt tot tafelzout, door het te branden en vervolgens natriumcarbonaat toe te voegen. Daarnaast wordt het zout gebruikt voor het maken van zo’n beetje alles: huizen, tafels, stoelen, bedden. You name it, they’ve got it – of eigenlijk moet ik zeggen: they’ve made it. Op sommige plekken in de zoutwoestijn komt via ondergrondse rivieren water met rood sulfaat naar boven, wat van de woestijn een surrealistisch rood-wit gekleurd kunstwerk maakt. Als een soort fata morgana, verschijnt vervolgens opeens het Isla de Pescado – een eiland in de vorm van een vis, met daarop ontelbaar veel cactussen. Het voelt als een soort Salvador Dali schilderij, compleet surrealistisch gezien de rest van het decor. Absurd mooi.
ijskoude dromen
Net zo plotseling als de zoutvlakte begon, houdt deze ook weer op – en komen we in ‘gewoon’ woestijngebied terecht. We eindigen de dag in San Juan, waar we eten én overnachten in een ijskoud en donker hostel zonder elektriciteit. Gelukkig is er ter compensatie wel een kroegje om de hoek. De signorita die het kroegje runt, is openlijk verbaasd klanten te krijgen – en moet het haardhout en bier van ver laten komen. De terugweg naar ons bed is een behoorlijke uitdaging zo in het pikkedonker. Maar we vinden het en liggen even later licht rillend in ons bed. Met vijf lagen kleding aan is het daar echter uiteindelijk prima uit te houden.
Om half negen staat iedereen zoals afgesproken klaar voor vertrek. Iedereen, behalve de chauffeur en zijn kokkin. Typisch Boliviaans. Een half uur later vertrekken we gelukkig alsnog. We zien onderweg de ene prachtige laguna na de andere, afgewisseld met flamingo’s en konijnen, tree-rocks en andere aparte rotsformaties. Het landschap verandert om de haverklap. Dommel je een paar minuten in, dan wordt je geheid wakker in een totaal verschillend landschap dan waarmee je in slaap gevallen was. De rit eindigt bij Laguna Colorada, een bloedrood gekleurd meer dat deze kleur gekregen heeft door de algen die erin leven.
bevroren koelvloeistof
Zodra de zon die dag onder is, daalt de temperatuur onmiddellijk tot diep onder het vriespunt. We eten spartaans, in de gang van het ‘hostel’ waar we vannacht slapen. Om niet onderkoeld te raken, gaan we daarna zo snel mogelijk in bed liggen. Met een temperatuur van min vijftien tot min twintig graden Celsius is het zonder verwarming of isolatie lastig warm worden als je eenmaal koud bent. Elementaire zaken als naar het toilet gaan stel ik daardoor uit tot het écht niet anders kan. Zo moet ik die nacht heel nodig naar het toilet; ik heb echter tegelijkertijd geen zaklamp, weet niet waar de WC is en heb het in bed al zó koud, dat ik besluit om het uit te stellen tot de volgende ochtend. Ik droom er de rest van de nacht echter wél over. Even heb ik heimwee naar mijn eigen warme huis in Amsterdam – en de bijbehorende douche, wc en matras.
Dat gevoel gaat de volgende morgen nog even door, wanneer we om half zes gewekt worden door onze chauffeur. Maar onze wake up call is voor een goed doel: met zonsopgang willen we bij de geisers zijn, die hier in de buurt liggen. Als je hier de mooiste natuurfenomenen wilt meepakken, zit er niets anders dan vroeg te beginnen. Sterker nog: we zouden eigenlijk nóg een uur eerder opstaan, maar doordat onze jeep het niet doet is besloten om ons een uur langer te laten slapen. Uit kostenoverwegingen is er gisteravond geen antivries in de koelvloeistof van de auto gedaan, waardoor alles in de jeep bevroren is. En omdat het nog wel even gaat duren voordat het geheel gefixt is, gaan we maar vast ontbijten. In een temperatuur van min tien graden Celsius om precies te zijn. We zijn gelukkig niet uniek: een andere jeep heeft de dag ervoor acht uur vertraging opgelopen en drie uur stil gestaan in dezelfde temperatuur, doordat de benzineleiding kapot was. Uiteindelijk heeft de chauffeur het probleem zelf opgelost, door met zijn mond de benzine met een slang naar beneden te zuigen. Holy cow.
knalgroen meer
Nadat de koelvloeistof in onze jeep met behulp van gasbranders is ontdooid, vertrekken we om zeven uur alsnog. De geisers in Michina zijn er gelukkig niet minder mooi om. Zoveel kleur, zoveel power. We rijden daarna door naar de hot springs in Chalviri, een meer met allemaal kleine pooltjes met heerlijk warm water waar je zelfs in kunt zwemmen. Ik heb helaas geen bikini bij me en sla dus met pijn in mijn hart over. Waarschijnlijk had ik na afloop alsnog vernikkeld van de kou wanneer ik er wel in was gedoken. Maar voor de korte termijn voelt het warme water wel als een heel aantrekkelijke optie.
Na de hot springs rijden we door naar Laguna Verde, een meer dat (mits er wind staat) knalgroen kleurt door de koper die erin zit. Helaas is er geen wind – en dus is het meer weliswaar schitterend, maar niet groen. Eenmaal weer in de auto, rijden we in één stuk door naar Uyuni. De enige time outs die we nemen, zijn die waarin er even aan de motor gesleuteld moet worden. Grappig genoeg lukt het elke keer om de stokoude jeep daarna weer aan de praat te krijgen. Elke keer, tót we een uur voor Uyuni weer stilstaan. De auto heeft benzine gelekt, waardoor we vrijwel zonder benzine staan. Althans, dat raden we. Er wordt namelijk niets gezegd, maar wel heel langzaam en met horten en stoten teruggereden naar het dorpje ervoor. Daar wordt met behulp van een waterfles benzine overgepompt naar onze auto. Genoeg om Uyuni te halen, zou je denken.
met horten en stoten
Een uur later, op dik tien minuten rijden van Uyuni maar tegelijkertijd nog in de middle of nowhere, begint de auto echter weer te sputteren. Leo probeert keer op keer de auto vol goede moed te repareren, maar aan een benzinegebrek doe je niets. Balen voor ons, want over een uur vertrekt onze nachtbus naar Potosi. Na ontelbare pogingen om de auto weer aan de praat te krijgen (en daarna elke keer vijfhonderd meter dichterbij de busterminal te komen), stopt er godzijdank een truck – die benzine overpompt in onze auto, zodat we verder kunnen.
We hebben nog precies een kwartier voordat onze bus vertrekt en echt lekker zitten we niet meer. Tien minuten later zijn we echter bij ons hostel, waar we nog een tas hebben liggen die mee moet. We rennen het hostel in, pakken onze tas, rennen terug naar de auto en scheuren met de jeep naar de busterminal – waar we één minuut voor vertrektijd arriveren. Uiteraard is de buschauffeur van onze bus nog lang niet zo ver. Maar dat geeft niet. We hebben een goede plek met een écht raam naast ons, een dikke trui aan én een slaapzak op schoot. Kom maar op met die kou. Wij zijn hardcore voorbereid en kunnen ontspannen. High five.
–
meer reisverhalen uit zuid-amerika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuid-Amerika? Lees dan deze verhalen:
aruba, curacao, sint maarten – dubbele nationaliteit
bolivia – dessert talk: fata morgana
bolivia, peru, e.a. – offline daten 2.0
brazilië – upside down: paragliden – poging II
colombia – falling out of love
colombia – grote schoonmaak bij de sjamaan
peru – dessert talk: groene oase
suriname, trinidad, venezuela – vliegtuig boycot
uruguay – het ibiza van zuid-amerika
venezuela – dessert talk: woestijnpicknick
venezuela, trinidad & tobago – rondvliegende kogels
–
reis je met me mee?
–