reisavontuur in bolivia – 1999
Potosi, een stadje in het zuiden van Bolivia, ligt vol met mijnen. Om precies te zijn zilver-, lood- en tinmijnen, die coöperatief gerund worden en een enorme aantrekkingskracht hebben op de lokale bevolking. Om erachter te komen wat het mensen bezielt om in die duistere mijnen aan het werk te gaan, besluit ik een bezoek te brengen aan zo’n mijn. Echt een gezond leven leiden de mijnwerkers namelijk niet. Binnen tien à vijftien jaar is 99% van de mijnwerkers overleden aan een long-aandoening – een direct gevolg van het werken in ontelbare fijnstofdeeltjes, gassen die vrijkomen bij de explosies én de asbest die overal bloot ligt.
alcoholisme en coca-verslaving
De ongezonde cultuur van de mijnwerkers maakt het er niet beter op: alcoholisme en coca-verslaving zijn meer regel dan uitzondering onder de mannen. Het werken in de mijnen verdient echter goed. Meer dan goed zelfs. Een beetje medewerker brengt per week 1000 Bolivianos binnen; omgerekend zo’n 200 Euro. Een gigantisch salaris voor Boliviaanse begrippen – en dus worden veel mannen in Potosi toch mijnwerker. De meesten zijn pas tussen de twaalf en vijftien jaar wanneer ze in de mijnen beginnen. Ongelooflijk triest als je bedenkt dat zij hun dertigste levensjaar dus niet eens zullen halen. De situatie van de mijnwerkers is al een stuk beter dan die van een eeuw geleden. Toen overleden in drie jaar tijd ruim vijf miljoen mijnwerkers, die destijds als slaaf te werk gesteld werden in de mijn en over hun eigen leven niets te zeggen hadden. De Bolivianen van nu kiezen zelf voor dit leven – met geld als enige drijfveer.
Tot voor kort waren de mijnen in Potosi eigendom van de staat. Werkers konden er tegen een vast salaris en de verzekering van een huis, educatie en ziekenverzorging hun leven lang aan de slag. Inmiddels werkt ieder voor zich, in één van de vijftig coöperatieve mijnen die Potosi rijk is. Elke coöperatie kent eerste klasse en tweede klasse werkers; in welke categorie je als mijnwerker valt hangt af van de hoeveelheid zilver die je per week binnenhaalt. Om een eerste klasse werker te zijn, moet je wekelijks minimaal tienduizend kilo steen (met zilver erin) aanleveren – en dus word je als mijnwerker gestimuleerd om nóg langer en harder te werken dan je wellicht al deed in de staatsmijn. Dat binnenhalen van steen uit de mijn gebeurt door het plaatsen van dynamiet, net onder een zilverlijn. Deze lijn is te herkennen aan een zwarte rand in het steen. Om de dynamiet te kunnen plaatsen, moet er met een lange staaf (met diamanten voorkant) heel lang en hard in de steen gehakt worden. Ik word al moe als ik het de mannen zie doen.
pure alcohol als cadeau
Voordat we zelf de mijn ingaan, bezoeken we eerst de mijnwerkersmarkt. Daar komen de werkers elke morgen om vijf uur ontbijten. Wij kopen er ‘cadeaus’ voor hen; het is een vastgestelde mores wanneer je hier als toerist komt. De cadeaus zelf zijn veelzeggend. Het meest gekocht en gegeven worden goedkope sigaretten en alcohol, met een alcohol promillage van maar liefst 95%. De meeste alcohol is bestemd voor de vrijdagmiddag, waarop de mijnwerkers met zijn allen het weekend inluiden. Een gezellige vrimi-borrel zal dat zijn. Een ander veel gekocht en -gegeven cadeau betreft een zak met coca-blaadjes, afkomstig van de coca-plant. Van de stof uit deze plant wordt cocaïne gemaakt – niet zo gek dus dat ze dit en masse eten om energie te genereren.
Naast deze basic essentials om het leven in de mijnen te veraangenamen, zijn er op de markt ook praktische zaken te koop, zoals (kneedbare) dynamiet, lonten en natriumcarbonaat. Dat laatste wordt gebruikt om de kracht van de explosie vergroten en daarmee (tot wel tien keer) meer steen te kunnen laten exploderen dan normaal. Bizar als je erbij nadenkt dat dit soort zaken gewoon openbaar te koop zijn op de markt. Het is maar goed dat terreuraanslagen geen issue zijn in Bolivia en IS niet actief is hier.
werkgarantie voor weduwen
Nadat we cadeaus hebben ingeslagen op de markt, rijden we naar de mijn toe. Voordat we de mijn ingaan, bezoeken we buiten de sectie waar de vrouwen werkzaam zijn. Zij hakken de grote stukken steen -die met de dynamiet los gekomen zijn- stuk in kleinere stukjes, zodat vastgesteld kan worden waar exact in de steen het zilver zit. Vrouwen mogen pas in de mijn komen werken wanneer hun man –die ook werkzaam was in de mijn- al overleden is. Op die manier kunnen families in hun levensonderhoud blijven voorzien wanneer de man des huizes wegvalt.
Ergens voelt het geheel heel nobel. Maar tegelijkertijd voelt het cru dat je als vrouw moet gaan werken op de plek die jouw man de dood in heeft gejaagd. Er moet echter toch brood op de plank komen – dat is nu eenmaal de harde realiteit van het leven. En dus pakken veel vrouwen de kans om hier te komen werken met beide handen aan. De twee vrouwen die ik spreek zijn al 66 en 64 jaar oud – en zien er nog veel ouder uit dan dat. Zij werken al respectievelijk 42 en 25 jaar in de mijn; de vrouw van 66 was dus al weduwe toen zij 24 jaar oud was. Ook zij verdienen relatief goed – al moeten ze wel 25% van hun loon afstaan aan de mijn.
offeren aan de duivel
De mijn zelf is stoffig, vochtig en koud. Gehuld in een regenjas en laarzen en voorzien van een helm en carbonlampje bezoeken we vier van de achttien (!) verdiepingen die de mijn rijk is. We komen niet verder dan de bovenste verdiepingen – en zelfs daar voelt het al redelijk claustrofobisch om rond te lopen. Onder de grond hebben de mijnwerkers een soort levensgroot duivelsstandbeeld gemaakt, dat er niet bepaald vriendelijk uitziet. Zo’n standbeeld heet El Tio, letterlijk vertaald ‘de oom’. Iedere mijn in Potosi heeft zijn eigen ’tio’. De mijnwerkers geloven dat de levensgrote pop hen beschermt tegen gevaar en zorgt voor voorspoed – en dus het vinden van (extra) veel zilver en andere mineralen. Om de duivel goed te stemmen, offeren ze zeker eens per week coca-bladeren, alcohol en sigaretten aan het standbeeld.
Het is zaterdag en dus zijn veel mijnwerkers vandaag vrij. Een enkeling werkt gewoon door, om extra geld te kunnen verdienen. Sommigen werken zelfs 36 uur achter elkaar. Dat dat niet gezond kan zijn en niet vol te houden is zonder stimulerende middelen, snapt ieder mens. In hun pauze kauwen ze dan ook als een bezetene op de coca-blaadjes die we hen hebben gegeven De analogie met een lama is snel gelegd. Wat een leven.
machteloos
Als we een uur later de mijn weer uitkomen, voel ik me in eerste instantie opgelucht. Frisse lucht, hoe fijn! Maar het gevoel van machteloosheid is minstens zo groot. Het idee dat je hier elke dag van ’s morgens vroeg tot einde middag keihard moet werken, zonder daglicht en met zulke hoge gezondheidsrisico’s, lijkt me echt verschrikkelijk. Laat staan dat je als vrouw lijdzaam moet toezien dat je vader, man en kinderen kapot gaan van het werken in de mijn. Maar zo lang de levensstandaard in Bolivia laag genoeg is en het werken in de mijnen genoeg oplevert om daarvoor te compenseren, zullen er altijd mensen gek genoeg zijn om ervoor te gaan. Zeker met wat coca blaadjes in je mond en pure alcohol in je hand.
–
meer reisverhalen uit zuid-amerika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Zuid-Amerika? Lees dan deze verhalen:
aruba, curacao, sint maarten – dubbele nationaliteit
bolivia – dessert talk: fata morgana
bolivia, peru, e.a. – offline daten 2.0
brazilië – upside down: paragliden – poging II
colombia – falling out of love
colombia – grote schoonmaak bij de sjamaan
peru – dessert talk: groene oase
suriname, trinidad, venezuela – vliegtuig boycot
uruguay – het ibiza van zuid-amerika
venezuela – dessert talk: woestijnpicknick
venezuela, trinidad & tobago – rondvliegende kogels
–
reis je met me mee?
–