reisavontuur in australië – 1996
Ik ben ongeveer twee maanden op reis in Australië, wanneer ik besluit dat het tijd is om iets anders te doen dan reizen. Ik ga werken op een biologische boerderij in de outback, op zo’n honderd kilometer ten noorden van Cooktown. Dat ik een paar dagen later gebeten zou worden door een vogelspin, wist ik toen nog niet. Gelukkig maar.
back to basic
Ik wacht al een uur in de hitte van Cooktown, wanneer ik alsnog word opgepikt door iemand van de boerderij waarvoor ik ga werken. Ik ben lichtelijk zenuwachtig, maar houd mezelf voor dat ik er zo weer weg ben als ik dat wil. Met een dag reizen ben ik weer in de bewoonde wereld van Cairns, een toeristen hotspot in Australië. Ik word opgehaald door de dochter van de familie, niet direct de meest sympathieke chick op aarde. De farm ligt in de middle of nowhere en is een van de oudste boerderijen in heel Australië. Alles gaat er behoorlijk primitief aan toe. Zo is er geen elektriciteit en geen warm water. Licht hebben we gelukkig wel, via een grote generator in de garage. Warm water hebben we echter pas na het stoken van vuur. En vlees om te eten hebben we pas na het doodschieten van een koe of wild zwijn. Back to basic dus.
De familie woont samen met honderden vreemdsoortige (levende) wezens in het huis – waaronder heel veel insecten en mieren. Naast mijzelf werken er nog drie backpackers op de boerderij. Zo is er Ida, een stil Noors meisje en Graham, een aardige Canadees. Daarnaast is er Marcus, een aardige Duitse jongen en Paul, een spontane Nederlander. Naast al die tijdelijke krachten, zijn er een aantal mensen die vast werk hebben op de boerderij. Zo is er een Fransman, Didier, met wie ik -net als iedereen- al snel confrontaties heb over van alles en nog wat.
zwijnenjacht
Echt heel hard hoeven we gelukkig niet te werken op de boerderij. We rapen dagelijks eieren bij de kippen, maken deze schoon en verpakken ze in dozen om te verkopen. Verder wieden we onkruid en geven we de paarden en kippen te eten. In onze vrije tijd kunnen we doen wat we willen. Zoals paardrijden of op jacht gaan naar wilde zwijnen, zoals ik op een van de laatste dagen van mijn verblijf doe. Ik sta die dag om half zes op, om met Pedro, de zoon van de eigenaar, en twee honden op zoek te gaan naar wilde zwijnen. De zouden zich ergens in de buurt moeten ophouden, aldus Pedro. ‘Ergens’ is echter een vaag begrip als je ziet hoe groot het land is waar ze zich kunnen ophouden.
Na twintig minuten lopen, beginnen de honden echter al te blaffen – een teken dat ze een zwijn gevonden hebben. Ik ren er als een gek achteraan en houd me vervolgens schuil achter een boom, zoals van tevoren afgesproken. Ondertussen omsingelen de honden het zwijn en schiet Pedro het dier uiteindelijk af. Vervolgens verwijdert hij een voor een alle ingewanden – een kleurrijk kunstwerk dat er in een keer uitgehaald wordt. Het plakkaat dat vervolgens op de grond ligt zal zeker zo’n tien à vijftien kilo wegen. Alles is groot aan dit dier. Het zwijn is daarna van binnen leeg en dus klaar om op de rug van Pedro gehezen te worden. Hij bindt de linkervoor- en -achterpoot aan elkaar en doet hetzelfde met de rechterpoten van het zwijn. Hij hijst het dier vervolgens als een soort backpack op zijn rug. Opeens snap ik waar het Engelse gezegde ‘to give somebody a piggy back’ vandaan komt.
zeventig kilo op je rug
Met nog altijd zo’n zeventig kilo op zijn rug, lopen we terug naar de boerderij. Ik loop er een beetje hulpeloos naast. Nog geen uur later is het zwijn verkocht aan een Aboriginal in Hopevale, een nabijgelegen community. Net als paarden, koeien en varkens, zijn wilde zwijnen hier maar weinig waard. Zo brengt een paard soms maar een paar Australische Dollar op. Het is dan ook niet makkelijk om hier als boer te overleven. Aangezien de regering van het gebied waar de boerderij ligt een national park wil maken, zal het dan ook niet lang meer duren voordat de farm verkocht wordt aan de overheid – samen met alle andere boerderijen in de omgeving.
Op de dag voordat ik de boerderij vaarwel zeg om terug te gaan naar de bewoonde wereld en verder te gaan met backpacken, rijden we met een grote pick-up truck naar Cooktown, om daar een stuk grond van onkruid te ontzien. Na een aantal uren hard werken, is de klus geklaard. We gooien het tuinafval in de pick-up truck en klimmen er zelf bovenop. Met een biertje in de hand, rijden we terug naar de farm. Het is inmiddels donker – en dus leert Didier ons sterren kijken. Zo zien we Eastor en Pollux, twee geïsoleerde sterren, maar ook Orion, de ster die als kompas dient en de vorm van een horizontaal kruis heeft. Daarnaast zijn er de zeven zusters, die gezamenlijk de vorm van een staf hebben. En tenslotte is er het Southern Cross, dat lijkt op een zeil van een schip. Ongelooflijk hoeveel sterren je hier hebt die je bij ons in Nederland niet kunt zien. Doordat er geen lichtvervuiling is, lijken de sterren hier bovendien veel helderder te zijn.
een ongewenste gast
We zijn zo bezig met naar de lucht kijken, dat ik totaal niet oplet wat er op mij kruipt op dat moment. Of eigenlijk: wat probeert onder mij door te kruipen, maar daarbij in de verdrukking komt en dan ineens geheel onverwachts op mijn knie terecht komt. Het enige dat ik weet is dat opeens de grootste en harigste vogelspin aller tijden op mijn knie zit. Het voelt bijna onwerkelijk aan – en ik schrik daardoor minder dan je zou verwachten in zo’n situatie. Wellicht komt het ook door het biertje, dat me lichtelijk aangeschoten doet voelen. Maar vast ook door de sfeer, die op dat moment heel goed en bijna lollig is – en niet zomaar van de ene seconde op de andere omslaat in angst. Hoe dan ook dringt het niet helemaal tot me door wat er gaande is. Het voelt zelfs een beetje surrealistisch om zo’n harige vogelspin van zeker tien centimeter op mijn knie te zien zitten. Alsof ik droom.
Maar het is geen droom en al snel roept iedereen dat ik er een foto van moet maken. Pardon? Een foto maken? Opeens dringt de realiteit wél tot mij door: er zit een vogelspin op mij! Geen kleintje, maar zo’n enorm harig ding, even groot als mijn hand. Het leeft en zit niet in een kooitje. En dus kan het mij elk moment bijten – als het dat niet allang gedaan heeft. ‘Oh my god, get that thing off me!’ is het enige dat ik nog uit kan brengen.
harig en dodelijk
Gelukkig rijden we met een behoorlijke snelheid in een pick-up truck – en kunnen de vogelspin daardoor van mijn knie af krijgen, door deze simpelweg een heel harde tik te verkopen. Wij rijden verder, terwijl de spin door de lucht vliegt en ongetwijfeld net buiten de auto tot landing moet zijn gekomen. Rot voor de spin, maar heel fijn voor mij. Niet lang daarna voel ik echter aan mijn dijbeen. Die brandt als een gek en blijkt drie keer zo dik te zijn, dan even daarvoor. Er zit een enorme bult op; ongetwijfeld het gevolg van een beet van een of ander insect. Eén plus één is twee – en dus is onmiddellijk duidelijk dat dit het werk is van de spin die we zojuist de wagen uitgegooid hebben.
Opeens vind ik het allemaal wat minder relaxt. Een beet van een vogelspin kan dodelijk zijn – en dus knijp ik hem echt even. Ik zit of all places juist nu in de middle of nowhere, ver van een ziekenhuis of zelfs een huisarts. Aboriginals en Aussie families die in de outback wonen, hebben allemaal een box met medicijnen in huis, waarin basismedicijnen zitten voor veel voorkomende ziektes. Op ieder medicijnpotje staat een nummer en wanneer men ziek is, of gestoken -dan wel gebeten- is door een beest, belt men de Flying Doctors op. Die kan in zo’n geval telefonisch een analyse stellen en vertellen welk medicijn men moet nemen en in welk potje dat zit. Een geweldig systeem, waarvan ik alleen maar hoop dat ze dat hier ook hebben. Vooralsnog hoor ik geen bevestigend antwoord helaas.
klaar voor flying doctors
We stoppen bij een nabijgelegen tankstation, waar toevallig een vrouw werkt die vroeger verpleegkundige is geweest. Toeval bestaat niet. Zij geeft aan dat als ik binnen nu en tien minuten ziek wordt, zij de Flying Doctors zal bellen die me dan binnen een uur zullen ophalen. Zo niet, dan heb ik mazzel – en kan ik blijkbaar tegen vogelspinbeten. Er zit niets anders op dan af te wachten.
Mijn hoofd gaat ondertussen alle kanten op. Want als ik nu met Flying Doctors mee moet, kan ik mijn spullen niet meenemen – en liggen al mijn valuables inclusief mijn portemonnee en paspoort hier, ver weg van de bewoonde wereld waar het ziekenhuis ongetwijfeld zal zitten. Hoe en wanneer kom ik hier ooit weer terug? Bovendien lig ik straks misschien wel doodziek in mijn uppie in het ziekenhuis – geen fijne gedachte. Ik ben toch pas twintig jaar en heb opeens behoefte aan een veilig nest.
een goed teken
Maar ziek lijk ik niet te worden. En op een gegeven moment lijkt de bult op mijn been niet verder te groeien – een goed teken. En dus stappen we na tien minuten wachten de auto maar weer in en rijden verder. Wel zit ik vanaf dat moment voorin bij eigenaar Mick, want ik heb het even gehad met alle rare beesten in het gras dat achterin de truck ligt. Heel even baal ik dat een vlucht met Flying Doctors me zojuist door mijn neus is geboord. Maar tegelijkertijd is het natuurlijk maar beter zo dat ik gezond en wel terug kan naar de farm. Flying Doctors kijk ik wel op televisie.
Het is gelukkig geen straf om voorin de truck te zitten, want Mick is een prachtfiguur. Hij is 65 jaar en getrouwd; dat belet hem echter niet om er meerdere vriendinnen op na te houden. Hij is goede vrienden met de Aboriginals in de omgeving en spreekt ook hun taal – en heeft net als hen complete schijt aan de regering en civilisatie. Mick is iemand die, net als Didier, mooie verhalen kan vertellen – maar daarbij wel erg overtuigd is van zijn eigen gelijk.
dronken in de ochtend
Bij de boerderij aangekomen, drinken we nog een paar biertjes – en lijkt de spinnenbeet alweer heel ver weg. Tijd om erover na te denken heb ik ook niet; voordat ik het weet ben ik in een hopeloze discussie verwikkeld met Didier over drink & drive. Ik ben tegen, hij is voor. Ik kan de discussie zoals gewoonlijk niet winnen en ga maar naar bed. Morgen wacht ons namelijk een drukke dag. Eenmaal in bed, voel ik nog even aan mijn dijbeen. Die is nog steeds enorm dik, maar voelt gelukkig redelijk oké aan. Nog even een nachtje slapen en ik ben vast weer gewoon de oude.
Dat blijkt inderdaad zo te zijn. En de dag erna hebben we andere dingen aan ons hoofd want we gaan vandaag naar Cooktown toe, waar het jaarlijkse Cooktown Festival gehouden wordt ter ere van de verjaardag van Queen Elisabeth van Engeland. Australië is immers onderdeel van het Common Wealth en heeft dus geen eigen Koningshuis. Voor hen is de verjaardag van Elisabeth dan ook bijna hetzelfde als Koningsdag voor ons. Dat voorspelt veel goeds. Voor het zover is, moeten we nog wel wat werk verzetten in Cooktown. In ruil daarvoor krijgen we een gratis lift naar de stad. En daarna zijn we dan ook echt vrij.
wet T-shirt competition
Via onze farm hebben we kunnen regelen,dat we in een leegstaand huis in Cooktown de nacht kunnen doorbrengen. Helaas is er wederom geen elektriciteit of warm water; maar na de afgelopen tijd zijn we daar wel redelijk aan gewend. Grappig hoe je dat soort luxe ook weer snel ontwent als het er simpelweg niet is. In Cooktown is het feest al sinds vanmorgen vroeg in volle gang. Wat er vooral wordt gedaan, is drinken. Zo schijnen de meeste Aboriginals om 7 uur ’s ochtends al dronken te zijn. Wij zien het pas een paar uur later met eigen ogen. En naarmate de dag vordert, wordt die dronkenschap alleen maar erger – niet alleen bij Aboriginals. Cooktown is duidelijk een stadje in de outback.
Dingen die je hier zoal kunt doen vandaag, hebben dan ook een behoorlijk testosterongehalte – zoals een wedstrijd goud naar de bank dragen, truck pulling en een wet T-shirt competition. Tot onze grote verbazing besluit Ida daaraan mee te doen. Sterker nog: ze wint ook nog. Ze moet daarvoor dan wel haar T-shirt uittrekken – maar is daarna wel 200 Australische dollar rijker.
do as the locals do
Daarna doen we wat de locals al sinds vanmorgen vroeg doen: we slaan aan het bier. Ondertussen integreer ik met een aantal Aboriginals en probeer daarna te bedenken wat ik nou eigenlijk van hen vind. Ze zijn erg aardig en totaal niet vijandig – in tegenstelling tot wat ik verwacht. Ze zijn tegelijkertijd ook vrij onvoorspelbaar en niet allemaal even constructief met hun leven bezig. Zo leven alle Aboriginals die ik spreek van een uitkering van de staat; geen van allen heeft werk. Ze zijn ondertussen nog altijd boos op de blanke bevolking, omdat die hun land heeft afgepakt. Zo schijnen ze een paar maanden geleden plotseling Cooktown te zijn binnengestormd om vervolgens in het rond te gaan schieten, aldus een blanke bewoner. Het blijft een lastige kwestie en daarmee een gevoelig onderwerp. Ik houd het daarom vooral bij luchtige gesprekken, zoals de kwaliteit van het bier en de wet T-shirt competition. De volgende keer dat ik in Cooktown ben doe ik mee aan de wedstrijd, beloof ik hen. Gelukkig weet ik nu al dat er voor mij geen volgende keer komt.
Ik houd het die dag gelukkig bij een paar biertjes en duik op een normale tijd mijn bed in. Na het zoveelste ontbijt van brood met banaan, ga ik -op advies van een van de Aboriginals die ik gisteren heb ontmoet- naar een dansvoorstelling van tientallen Aboriginals, waarin de inval van James Cook in scène gezet wordt. Een uur later dan gepland verschijnen ze op het toneel – uiteraard weer (of nog altijd) dronken. Het stelt allemaal niet heel veel voor, maar de sfeer eromheen is nog altijd goed.
terug naar de normale wereld
Na de dansvoorstelling pak ik mijn spullen en wordt samen met vriend Graham door een aardige mevrouw naar een goede liftplaats gebracht.Na een minuut krijgen we gelukkig al een lift, die ons in 3,5 uur bijna helemaal naar Cairns brengt. De resterende vijftien minuten naar het centrum van de stad volgen nog geen twee minuten later. En zo sta ik opeens weer in de gewone bewoonde wereld. Niet met behulp van Flying Doctors, maar gewoon met een auto én al mijn spullen. Ook best fijn.
–
meer reisverhalen uit oceanië
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Oceanië? Lees dan deze verhalen:
australie e.a. – risky business
nieuw zeeland – upside down: parachutespringen
–
reis je met me mee?
–