reisavontuur in egypte – 1998
Ik houd ervan om ongeorganiseerd op reis te gaan, zonder groep en vooral zonder van tevoren iets vast te leggen – behalve mijn ticket. Dat betekent standaard dat er dagen tussen zitten waarop alles tegenzit. Op zulke dagen vraag ik mezelf altijd af waarom ik niet gewoon een geplande groepsreis heb geboekt, waarin niets aan het toeval wordt overgelaten. Dit is zo’n dag. We zijn op weg van Luxor naar Caïro, in theorie een negen uur durende treinreis langs de Nijl. Het klinkt idyllisch, maar het is vooral warm en zweterig, duurt veel te lang en eindigt op een plek waar je als westerse vrouw in het donker eigenlijk niet kunt zijn .
not done
Deze treinreis begint uiteraard met het wachten op de trein. Terwijl ik met mijn vriendin Suus op het perron sta, zie ik voor het eerst sinds we in Egypte zijn niet alleen mannen, maar ook vrouwen staan. Vrouwen in Egypte verblijven zoveel mogelijk thuis, iets dat de Koran vraagt van hen. Het publieke domein wordt immers gezien als dat van de man; de vrouw is eigenaar van het private deel: het huis. Het is dan ook not done voor veel vrouwen om in openbare ruimtes te verblijven. Vrouwen buiten de deur zijn daardoor min of meer een zeldzaamheid in Egypte, net als in de rest van het Midden-Oosten. Alleen bij het vervoer van A naar B zie je hen buiten – zoals nu dus.
De vrouwen op het perron hebben allemaal een hijab aan, een lange jurk die vrouwen dragen wanneer zij zich in het openbaar vertonen. Het woord betekent letterlijk ‘gordijn’ in het Arabisch en symboliseert de scheiding tussen het huiselijke domein en alles daarbuiten. Met zo’n gedachtegang kan het niet anders dan dat Egyptenaren neerkijken op westerse vrouwen zoals Suus en ik, die zonder hoofddoek vrijwel de hele dag op straat rondlopen. Ik probeer er niet teveel aan te denken, maar voel me opeens heel naakt. En dat terwijl ik genoeg kleren aan heb om het ’s morgens vroeg al warm te hebben.
modern versus westers
Doordat er geen vrouwen op straat zijn en het al helemaal not done is om als vrouw te praten met een andere man dan die van haarzelf, is het lastig om met locals in contact te komen. Jammer, want er is wat mij betreft geen betere manier om een cultuur te leren kennen dan met de mensen te praten die er wonen. In dit land zit dat er niet in. Althans, vooralsnog niet. Vandaag kan daar verandering in komen. De trein zit namelijk vol met gezinnen – en dus ook met vrouwen. Een aantal van hen is nieuwsgierig genoeg om voortdurend naar ons te kijken. Ze giechelen een beetje; waarschijnlijk omdat we terugkijken, grapjes maken en er (in hun beleving) ‘exotisch’ uitzien. Ik vraag me direct af wat ze denken. Zien ze ons vooral als moderne vrouwen, die wellicht privileges hebben die zij niet hebben? Of zien ze ons vooral als westerse meiden, waar een heel ander stigma aan kleeft?
Interessant daarbij is het enorme verschil in interpretatie tussen de woorden ‘modern’ en ‘westers’. Modernisering wordt hier gezien als een positief verschijnsel dat gerelateerd is aan het doorvoeren van verbeteringen rondom bijvoorbeeld gezondheidszorg en technologie. Verwesteren heeft van oudsher juist een negatieve betekenis in deze regio, waarschijnlijk doordat veel landen werden gekoloniseerd door westerse landen. Het woord wordt meestal geassocieerd met commercie, massamedia, alcohol– of drugsmisbruik of seksuele vrijheden. De lokale vrouwen zijn hoogstwaarschijnlijk eerder nieuwsgierig dan jaloers op meiden zoals wij. Sterker nog: de Egyptische vrouwen kijken waarschijnlijk neer op ons, omdat we eruit zien als westerlingen – ook al proberen we ons bescheiden te kleden en niet buiten te roken.
te klein hoofddoekje
Ondanks dat grijpen we in de trein onze kans om te integreren en doen een poging om in contact te komen met de Egyptische vrouwen op het station. We hebben in ieder geval tijd genoeg. De eerste uren staan we namelijk allemaal te wachten op dezelfde trein, de uren daarna in de trein hebben we ook niet heel veel anders te doen. En dus proberen we een gesprek aan te knopen met hen – iets wat ze duidelijk wel interessant vinden. Gelukkig staan hun mannen wat verder weg, zodat er geen verwarring kan ontstaan over onze intenties. Gelukkig mogen vrouwen wel met andere (onbekende) vrouwen praten.
Eén van hen, Fatima, ziet er zeer modern en geëmancipeerd uit – zeker voor Egyptische begrippen. Met een hoofddoek die net te klein is om haar haar te bedekken, rode lippenstift op haar lippen en trendy schoenen onder haar hijab ziet ze eruit alsof ze een westerse levensstijl ambieert. We proberen erachter te komen hoe het leven van deze vrouw en de andere dames in elkaar zit. Dat gaat voornamelijk met handen en voeten, aangezien de vrouwen hier geen Engels spreken en wij geen Arabisch. Maar zoals altijd gaat dat prima: als je echt wilt kun je veel meer verstaan dan je denkt. We hebben gesprekken over hun gezin, kinderen en het leven in het algemeen. Het lijkt een goede dag te gaan worden.
urenlang stilstaan
Totdat de trein opeens stil staat en de uren erna niet meer in beweging komt. De temperatuur in de coupé stijgt, de gesprekken veranderen er in klaagzangen. Ruim vier uur nadat de trein stil is komen te staan, begint hij net zo plotseling weer te rijden. Tegen die tijd is het drie uur ‘s middags en de temperatuur binnen is bijna 45 graden Celsius. Ik ben bezweet en uitgedroogd en heb geen zin om nog te praten. We hebben immers nog vijf uur te gaan; ik moet mijn krachten sparen. De rest van de reis hoor ik in de coupé vooral babies huilen, wielen piepen en kippen spartelen. Die zitten ongetwijfeld al veel te lang in hun kleine kooitje zonder voedsel of water. Voor alle mensen in de trein geldt waarschijnlijk hetzelfde.
De ellende begint echter pas echt als we ’s avonds eindelijk het station van Caïro bereiken. We nemen afscheid van de dames uit de trein, pakken onze rugzakken uit het bagagerek en volgen de menigte naar de uitgang van het station. Daar staat een enorme groep mensen, die allemaal hun weg naar huis proberen te vinden. Er zijn helaas lang niet genoeg taxi’s om dit doel te bereiken. Nou juist vandaag rijdt de metro in Caïro niet. Zul je altijd zien. We wachten meer dan een uur in het donker op een taxi, zonder succes. Tegen die tijd is de menigte voor het station verdwenen.
eindeloos wachten
Het begint ons te dagen dat het niet zo is dat er geen taxi’s beschikbaar zijn – zoals een uur geleden – maar dat die ons, twee westerse jongen vrouwen met een rugzak op hun rug, gewoon niet willen meenemen. Het station zelf is bijna leeg en begint een beetje onguur aan te voelen. Toch zit er niets anders op dan te blijven wachten op iemand die ons wél wil meenemen. Was dit ons overkomen in het tijdperk van de smartphone, dan was dit geen enkel probleem geweest: dan had ik gewoon via Google een taximaatschappij gebeld om ons op te laten halen. Een mobiele telefoon bestaat echter nog niet en dus zijn we afhankelijk van de grillen van de taxichauffeurs die aan komen rijden.
Een half uur later is er nog steeds geen taxi gepasseerd die ons wil meenemen naar het centrum van de stad. Taxichauffeurs willen vooral niet geassocieerd worden met westerlingen, zo horen we van locals. We voelen ons inmiddels moe en gefrustreerd; iedere taxi zou op dit moment bevredigend zijn – ongeacht de staat van de auto of de bestuurder ervan. Het maakt ons zelfs niet meer uit hoe zijn rijstijl is; de meeste taxi’s hier in Caïro rijden immers toch als gekken. Be careful what you wish for, zo blijkt achteraf. Maar op dat moment zijn we het wachten gewoon zat.
formule 1 zonder zijspiegels
Wanneer er uiteindelijk een taxichauffeur voor onze neus stopt en met een grom onze taxirit naar het Sun Hotel accepteert, springen we bijna een gat in de lucht van blijdschap en opluchting. Eindelijk! Pas wanneer hij begint te rijden, betwijfelen we of het zo’n goed idee was om in te stappen. Alhoewel dit niet de eerste rit is waarbij we met ons hart in de keel in de taxi zitten, overtreft deze chauffeur onze verwachtingen big time. Net als de meeste auto’s in Caïro heeft onze taxi geen zijspiegels. Dit betekent dat het inhalen van andere auto’s niet gebeurt op basis van kijken, maar op basis van toeteren. Omdat elke auto dat doet, is het verkeer in Caïro één grote chaos van toeterende auto’s én auto’s die bezig zijn deze toeterende auto’s te omzeilen. Een autorit overleven zonder ongelukken is dan ook een kwestie van mazzel hebben. Of pech, zoals in ons geval.
Aangezien onze taxi rijdt alsof hij in de Formule 1 zit en geen idee lijkt te hebben van het verkeer om hem heen, stel ik voor aan Suus om onze benen structureel omhoog te doen. In het geval van een ongeluk via de zijdeur hebben we dan tenminste nog onze benen – zo is mijn redenatie. De eerste paar minuten lachen we over mijn suggestie. Maar na een paar krankzinnige acties van onze taxichauffeur volgt Suus mijn voorbeeld en houdt ook haar benen omhoog.
champs elysees, egyptian style
Een paar minuten later rijden we een enorm kruispunt op, waar vijf banen elkaar kruizen. De weg waarop we rijden voelt als de Champs Elysees in Parijs, maar dan Egyptian style – en dus nog veel chaotischer, met meer en vooral veel oudere auto’s zonder zijspiegels. We naderen het kruispunt terwijl het stoplicht op oranje staat. In plaats van te remmen, geeft onze chauffeur echter gas en passeert het kruispunt wanneer het verkeerslicht al enige tijd op rood staat. Op exact hetzelfde moment krijgt een kleine minibus aan de andere kant van het kruispunt een groen stoplicht en trekt op. Met een enorme knal botsen we op elkaar, precies op het midden van het enorme kruispunt. Mijn suggestie om onze benen omhoog te houden was zo gek nog niet.
Wanneer we hersteld zijn van de botsing en om ons heen kijken, zien we dat onze chauffeur de auto verlaten heeft. De chauffeur van de minibus heeft hetzelfde gedaan; midden op kruispunt staan ze met elkaar te (bek)vechten. De minibus blijkt psychiatrische patiënten van een mentale instelling te vervoeren. Zij hebben hun minibus inmiddels ook verlaten en verzamelen zich rond onze taxi om te zien wat voor vreemde wezens erin zitten. Wij dus.
het kan beter
De patiënten vinden ons uitermate boeiend, wij vinden hen vooral doodeng. We hebben immers geen idee wat ze willen en voelen ons niet bepaald veilig op de plek waar we staan. Daar zitten we dan: twee twintigjarige meisjes uit Nederland, voor het eerst op reis in het Midden-Oosten en zojuist aangereden door een bus met psychiatrische patiënten in de drukste stad van zo ongeveer heel Afrika. Stilstaand op een extreem groot (en vooral druk) kruispunt in Caïro, met verkeer afkomstig van alle kanten. Het kan beter.
Mijn ratio neemt het echter al snel over van mijn angst. Als we niet heel snel naar de kant van deze vijfbaanse weg gaan, zijn we straks verzeild in een tweede ongeluk. Onze chauffeurs zijn echter totaal niet bezig met het feit dat hun auto’s op het midden van de Egyptische Champs Elysees staan. Zij maken ruzie over de vraag wiens schuld het is dat zij elkaar hebben aangereden. Wij weten het antwoord op die vraag wel.
omsingeld door zombies
Omdat onze chauffeur allesbehalve bezig is met het verplaatsen van zijn auto naar een veiligere plek, is het aan ons om dit te bewerkstelligen. Uitstappen is echter geen optie op dit extreem drukke kruispunt, zeker niet met zoveel mensen om de auto heen. Ook al zijn ze hoogstwaarschijnlijk erg onschuldig, zo zien ze er niet uit. Ze staren ons aan als een stel zombies; ik voel me als een gekooid dier in de dierentuin dat geen kant op kan. Uitstappen is hoe dan ook een no go. We proberen onze chauffeur te roepen door op de deur te kloppen, maar zonder reactie.
Tegen de tijd dat de taxichauffeur eindelijk terug is in de realiteit (en begrijpt dat het een veiligere optie is om te (bek)vechten aan de kant van de weg in plaats van op het kruispunt zelf) zijn we vijftien minuten verder. Godzijdank blijkt de motor van zijn auto het nog te doen. Eenmaal onderweg, halen we opgelucht adem. We leven nog en zijn alsnog onderweg naar ons hostel! Na een paar minuten rijden stoppen we echter weer; dit keer bij een andere hoofdweg en godzijdank wél aan de kant van de weg. De bestuurder stapt uit en loopt het gebouw in dat er staat. Een politiebureau, zo blijkt – een veilig gevoel.
als dieren in een kooi
Onze chauffeur blijft echter eeuwen weg en lijkt niet meer te verschijnen. Hij heeft ons toch niet vergeten? En hij is toch niet van plan om ons hier te laten zitten in de auto? Na een uur in de taxi heeft ons opgeluchte gevoel plaatsgemaakt voor een nieuwe portie stress. We overwegen uit de taxi te stappen en een nieuwe lift naar huis te zoeken. Maar het is inmiddels laat op de avond, de weg is enorm en het is pikkedonker. Er zijn bovendien geen verkeerslichten om ons heen waar auto’s vanuit nature zouden kunnen stoppen. Dit voelt al met al niet als de beste plek om op zoek te gaan naar een nieuwe taxirit, zeker gezien het feit dat Egyptische taxichauffeurs niet dol zijn op het meenemen van westerlingen. Het laatste dat we willen is meegenomen worden door een verkeerd type Egyptenaar.
Na nog een half uur wachten, vinden we het echter wel genoeg geweest. Het kan goed zijn dat onze taxichauffeur de komende uren niet terugkomt. Na veertien uur met de trein, anderhalf uur wachten op een taxi en nog eens twee uur wachten sinds het moment dat onze taxi op de minibus knalde, zijn we het reizen zat. We zijn uitgeput en gestresst, en willen niet meer onderweg zijn. Voor hetzelfde geld is onze chauffeur bij het politiebureau zo geflipt dat hij inmiddels opgesloten zit in een cel en kunnen we wachten tot we een ons wegen.
opgesloten
Net wanneer we de knoop doorgehakt hebben om toch echt uit te stappen, beseffen we dat het kinderslot op de autodeur zit en we de deze zelf dus niet kunnen openen. We zijn simpelweg opgesloten door onze taxichauffeur. Hij was waarschijnlijk slim en sluw genoeg om te beseffen dat zijn prooi gevlogen zou zijn tegen de tijd dat hij terug zou komen van de politie. De realisatie dat we niet weg kunnen, is een nieuw dieptepunt van de dag. Het voelt hoe dan ook erger dan te staan wachten op straat, op zoek naar een dodgy taxi – zeker nu we hebben besloten dat we geen minuut langer meer in deze auto willen zitten. Maar er zit niets anders op dan te wachten en rustig te blijven. Tenzij onze chauffeur inmiddels binnen opgesloten zit, zal hij vast zijn auto nodig hebben om zelf naar huis toe te rijden.
De tijd tikt langzaam verder; elke minuut voelt inmiddels als een uur. Godzijdank zijn we met zijn tweeën; voor hetzelfde geld had ik alleen gereisd en hier moederziel alleen gezeten. Na ruim anderhalf uur wachten, komt de taxichauffeur opeens het politiebureau uitlopen. Hij heeft nog steeds een boze blik op zijn gezicht. Alsof het de minibus was die door rood reed, in plaats van andersom. We hebben vooraf besloten om niets te zeggen van onze opsluiting; we willen gewoon zo snel mogelijk hier weg en naar ons hostel toe. We vragen slechts één gunst, namelijk dat hij het kinderslot van onze deuren verwijderd zodat we niet meer opgesloten zitten. Gelukkig geeft hij daar gehoor aan.
ongure straat
Vijf minuten nadat we zijn gaan rijden stopt de taxichauffeur echter weer, dit keer in een kleine, donkere en zeer ongure straat. De eerste paar seconden denken we dat er iets mis is met de auto. Maar dan draait onze chauffeur zich om met een vreemde blik op zijn ogen en stelt ons voor een dilemma: ofwel we betalen hem tien keer het bedrag dat we hem eerder beloofd hebben, óf hij zet ons hier op straat. We denken de eerste seconden dat hij een grapje maakt. Maar dat is duidelijk niet het geval. Het nieuwe bedrag dat hij vraagt komt ongetwijfeld overeen met de kosten van zijn geplande autoreparatie.
Het kost slechts één blik op de straat om ons heen om te beseffen dat we geen keuze hebben. Als we hier uit de auto stappen, worden we in het beste geval binnen een paar minuten beroofd of verkracht. Dit is geen plek voor twee meisjes zonder hoofddoek om ’s avonds laat alleen op straat rond te lopen. Ook al kan ik de taxichauffeur niet meer lunchten of zien, ons leven ligt min of meer in zijn handen. En dus accepteren we zijn aanbod, terwijl we van binnen koken van woede en machteloosheid.
snode plannen
Wanneer hij weer gaat rijden, bedenken we samen een plan om hem een koekje van eigen deeg te geven. Onze chauffeur spreekt gelukkig geen Nederlands, wat daarbij goed van pas komt. We pakken allebei onze portemonnee en screenen de inhoud. Door de hoge inflatie in Egypte van de afgelopen jaren, is de meerderheid van alle Egyptische bankbiljetten bijna niets waard. Gelukkig hebben we veel van die vrijwel waardeloze bankbiljetten bij ons. Tegen de tijd dat we eindelijk bij het Sun Hotel arriveren, geven we hem een hele hand vol papiergeld en stappen tegelijkertijd zo snel mogelijk uit. Godzijdank zijn onze deuren niet meer vergrendeld. Voordat onze chauffeur het geld heeft geteld en zich realiseert dat we hem alleen het oorspronkelijk afgesproken bedrag betaald hebben, zijn we er al vandoor.
We horen hem nog schreeuwen, maar we staan op dat moment allang op straat. Eenmaal op de vlucht kunnen we niet meer terug – en dus rennen de eerste de beste openbare plaats in die we tegenkomen. Dat blijkt de Pizza Hut te zijn, een Amerikaanse keten: precies wat we nodig hebben. Hijgend van het rennen, komen we letterlijk en figuurlijk met de deur in huis vallen. Ik voel me net een opgejaagde crimineel, bang dat de taxichauffeur de Pizza Hut binnen komt rennen om alsnog zijn geld te halen. Maar dat doet hij gelukkig niet. Met een westerse keten als Pizza Hut kiest hij waarschijnlijk eieren voor zijn geld.
verplicht pizza eten
De uren erna durven we de Pizza Hut niet meer uit – en dus zit er niets anders op dan ons tegoed te doen aan alles wat ongezond is in het leven. Gewoon omdat het kan. En omdat we een rotdag hebben gehad. Maar vooral omdat we sinds het middaguur niets meer gegeten hebben, zo bedenken we opeens. Zolang je stress hebt, voel je eigenlijk niet dat je honger hebt. Nu wel. Nooit eerder voelde een sappige en ongezonde pizza dan ook zo goed als nu.
–
meer reisverhalen uit noord-afrika
Wil je meer weten over mijn ervaringen in Noord-Afrika? Lees dan de volgende verhalen:
egypte – dessert talk: cultuurshock
egypte – communicatieve obstakels
tunesië – dessert talk: zandstorm
reis je met me mee?
–